Aflevering 1

Het buitenkansbeginsel is één van de rechtsgronden voor de erf- en schenkbelasting. De persoonlijke vrijstellingen zijn hierop gebaseerd. De hoogte van de persoonlijke vrijstellingen is louter verbonden aan de persoonlijke relatie tussen de erflater respectievelijk schenker en de verkrijger. Daarnaast gelden objectvrijstellingen, die gerelateerd zijn aan de verkrijging van specifiek bestanddelen, zoals het kwalificerende ondernemingsvermogen. De hoogte van de objectieve vrijstellingen kan mede afhankelijk zijn van de verkrijging van medeverkrijgers, of de gerechtigdheid tot het objectieve ondernemingsvermogen van derden. In dit artikel wordt de vraag besproken of deze mede van externe aspecten afhankelijke objectvrijstelling past in een verkrijgingsbelasting.

In de Visserij-beschikking uit 2001 is duidelijk gemaakt dat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar mag komen bij voldoening van de verrekenvordering bij echtscheiding op grond van art. 1:141 BW. Op 12 juli 2024 heeft de Hoge Raad in navolging hierop geoordeeld dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval en hetgeen de redelijkheid en billijkheid meebrengen, ook naar het privévermogen van de verrekenplichtige echtgenoot kan worden gekeken. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen voor (aanstaande) echtgenoten in het kader van voornoemde uitspraken bij het opmaken van huwelijkse voorwaarden dan wel bij een echtscheidingsprocedure?

In april 2024 oordeelde De Hoge Raad dat een onzakelijke lening niet leidt tot een schenking van de hoofdsom. In deze bijdrage volgt een uitgebreide bespreking van het arrest en de onzakelijke lening en aanvullend een verkenning van mogelijke alternatieve uitkomsten van de fiscale kwalificatie van de onzakelijke lening.