Aflevering 11

Gepubliceerd op 14 oktober 2024

JB 2024/144 - Aanzienlijke verhoging grens bij toekenning immateriële schadevergoeding in geval van overschrijding redelijke termijn bij beslechting belastinggeschil. Geen recht op vergoeding van immateriële schade indien de door of aan het bestuursorgaan te betalen bedragen aan belasting(en), heffing(en) en/of rente in totaal minder dan € 1.000 (was minder dan € 15) bedraagt. Nevenvorderingen tellen niet mee bij het bepalen van de grens

JB 2024/145 - Differentiatie in vergoeding proceskosten tussen belasting- en premiezaken en overige zaken is onvoldoende gemotiveerd. Bij toekenning vergoeding proceskosten moet punt 1 van onderdeel B2 van de bijlage bij het Bpb buiten toepassing blijven

JB 2024/146 - Weigering exploitatievergunning. De toepassing van de weigeringsgrond van art. 2.28 lid 5 aanhef en onder b APV leidt in het geval van appellante niet tot onevenredige gevolgen zodat geen reden bestaat deze daarom buiten toepassing te laten

JB 2024/147 - Gelet op de procedurele aard van de in art. 6:6 Awb neergelegde bevoegdheid en de geschiedenis van de totstandkoming daarvan, verzet art. 3:4 lid 1 Awb zich tegen het betrekken van inhoudelijke belangen bij het nemen van een beslissing om het bezwaar al dan niet niet-ontvankelijk te verklaren

JB 2024/149 - De stelling van het college dat de taxateur van appellant geen juiste referentieobjecten heeft gebruikt, raakt de specifieke deskundigheid van de taxateur. Het college heeft niet met een deskundig tegenadvies bestreden waaruit zou kunnen volgen dat de in het door appellant overgelegde taxatierapport vervatte taxatie onjuist is

JB 2024/150 - De intrekking van de subsidie is een geschikt middel om de ten onrechte verlening daarvan ongedaan te maken, is noodzakelijk om dat doel te bereiken en het belang daarbij heeft het college terecht zwaarder laten wegen dan de nadelige gevolgen daarvan voor het betrokken bedrijf

JB 2024/152 - Omdat het ontnemen van het recht om deel te nemen aan een volgend tentamen of examen is aan te merken als een bestraffende sanctie, was de examencommissie op grond van art. 5:10a lid 2 Awb verplicht tot het geven van de cautie. Niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat appellante heeft gefraudeerd

JB 2024/153 - De toepassing van art. 3 lid 2 aanhef en onder a Awir moet in het geval van appellante achterwege blijven, omdat die toepassing in haar bijzondere geval leidt tot onevenredige gevolgen die de wetgever niet heeft voorzien en die dus niet zijn verdisconteerd in de Awir

JB 2024/154 - In de procedure over herziening van de uitspraak van de bestuursrechter bestaat geen ruimte voor de beoordeling van de vraag of het evident onredelijk is dat het bestuursorgaan de door die uitspraak eerder in stand gelaten besluitvorming zal kunnen handhaven

JB 2024/156 - Ingebrekestelling niet verzonden naar het daarvoor aangewezen e-mailadres, maar naar het e-mailadres van de behandelend medewerker die het e-mailbericht heeft ontvangen en daarop gereageerd heeft. Geldige ingebrekestelling