NTFR 2024/1054 - Werkelijk rendement box 3: Ongerealiseerde vermogenswinst op woning wordt vastgesteld aan hand van WOZ-waarden
ECLI:NL:HR:2024:857, datum uitspraak 14-06-2024, publicatiedatum 14-06-2024
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2024 met annotatie van mr. D. WestermanBelanghebbende woont in Duitsland en bezit een woning in Nederland. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen IB/PVV 2017 en 2018 opgelegd naar een box 3-inkomen waarbij is uitgegaan van de WOZ-waarde van de woning. Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2023:945, NTFR 2023/820) heeft, in afwijking van de Herstelwet, vanwege schending van art. 14 EVRM en art. 1 EP rechtsherstel geboden door voor het box 3-inkomen uit te gaan van het werkelijk behaalde rendement van nihil. Daarbij heeft het hof geen rekening gehouden met eventuele vermogenswinst op de woning. Volgens de Hoge Raad is dit laatste oordeel niet juist. In HR 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:705, NTFR 2024/992 heeft de Hoge Raad namelijk beslist dat voor het werkelijke rendement ook positieve en negatieve waardeveranderingen in aanmerking worden genomen, zelfs als deze nog niet zijn gerealiseerd. De Hoge Raad verwijst de zaak daarom naar hof Arnhem-Leeuwarden om te onderzoeken hoe hoog een eventuele vermogenswinst op de woning was in 2017 en 2018. Daarbij merkt de Hoge Raad nog op dat ook in het kader van de vaststelling van het werkelijke rendement van een woning, de waarde daarvan aan het begin en aan het einde van het jaar moeten worden bepaald op basis van de Wet WOZ, naar analogie met het bepaalde in art. 5.20 Wet IB 2001.