REP 2010, afl. 1 - Sign. - Voortzetting huur door homoseksuele partner na overlijden partner
Aflevering 1, gepubliceerd op 01-04-2010 Na overlijden van zijn mannelijke partner werd Kozak het recht op voortzetting van de huur niet toegekend, omdat de Poolse wetgeving dit enkel voorzag voor mensen in een relatie van verschillend geslacht. Hij klaagde hierover bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens op grond van artikel 8 EVRM jo. artikel 14 EVRM. Het EHRM stelt vast dat de homoseksuele aard van de relatie van Kozak en T.B. leidde tot het oordeel dat Kozak geen recht had op voortzetting van de huur. De Poolse rechters hadden aangegeven dat het doel van het verschil in behandeling het verzekeren van bescherming van de familie gebaseerd op een relatie tussen een man en een vrouw beoogde, zoals bepaald in de Poolse grondwet. Het EHRM wijst er hierbij op dat het beschermen van de familie in de traditionele zin, in beginsel, een gewichtige en gerechtvaardigde reden is welke een verschil in behandeling rechtvaardigt (Karner v. Austria, appl. no. 40016/98, 24 July 2003, § 40). Echter, in het nastreven van dit doel kan de staat brede verscheidenheid aan maatregelen toepassen (Karner v. Austria, appl. no. 40016/98, 24 July 2003, § 40). Daarnaast moet het EVRM, gezien dit verdrag een levend instrument is, geïnterpreteerd worden in het licht van de tegenwoordige omstandigheden (E.B. v. France, appl. no. 43546/02, 22 January 2008, § 92). De staat is gehouden, in zijn keuze van maatregelen ter bescherming van de familie, en moet verzekeren – hetgeen vereist is door ingevolge artikel 8 EVRM – dat bij het respect voor familieleven rekening gehouden moet worden met de ontwikkelingen in de samenleving en de wijzigingen in de perceptie van de sociale, civiele status en relationele kwesties, alsook met het feit dat er niet slechts een manier of een keuze is in de sfeer van het leiden van iemands persoonlijk of familiaal leven. Een belangenafweging tussen de bescherming van de traditionele familie en de rechten van de homoseksuele minderheden, is – gezien de aard van de kwesties – een moeilijke en delicate zaak. Deze kan ertoe leiden dat de staat tegengestelde gezichtspunten en belangen van de partijen als fundamentele tegenstelling zal moeten proberen verenigen. Niettegenstaande, gezien de enge beslissingsvrijheid van de staat op het gebied van het treffen van maatregelen welke leiden tot een verschil in behandeling gebaseerd op seksuele voorkeur, is de volledige uitsluiting van homoseksuele mensen van het recht op voortzetting van de huur niet als noodzakelijk voor de bescherming van de familie in de traditionele zin te beschouwen (Karner v. Austria, appl. no. 40016/98, 24 July 2003, § 41). Verder heeft de Poolse regering geen dringende of overtuigende redenen aangevoerd welke het verschil in behandeling tussen heteroseksuele en homoseksuele partners in de desbetreffende periode zouden kunnen rechtvaardigen. Zeker aangezien de Poolse wetgeving niet veel later is aangepast, zodat het onderscheid in behandeling niet langer bestond. Het hof stelt vast dat een inbreuk op artikel 14 EVRM jo. artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden.