Aflevering 6

M heeft in 1996 een woning in eigendom verkregen. Hij krijgt een affectieve relatie met V, die bij hem intrekt. In 1999 treden partijen (op huwelijkse voorwaarden) met elkaar in het huwelijk.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. In 2000 kopen zij gezamenlijk een woning, waarin zij gaan samenwonen. De woning is gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek (hoofdelijke aansprakelijkheid).

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen sinds september 2009 samen in de woning van M. In 2010 ondertekenen zij een notarieel samenlevingscontract, waarin zij overeengekomen om de tijdens de samenwoning ontstane waardevermeerdering of

De auteur bespreekt artikel 1:94 lid 2 BW, waarin de hoofdregel wat betreft de omvang van de beperkte gemeenschap is neergelegd, en plaatst deze nieuwe wettelijke regel naast de beslissing uit HR 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8938.

Op 26 februari 2018 werd het voorontwerp van de Wet wegnemen notariskosten bij algehele gemeenschap van goederen gepubliceerd. De consultatie werd op 8 april gesloten. In dit artikel komt de inhoud van het voorontwerp aan de orde en een aantal van de

Naar aanleiding van hun echtscheiding twisten M en V onder meer over de vraag of V de helft van de rekening-courantschuld die M heeft aan zijn eigen BV voor haar rekening moet nemen omdat deze is gebruikt voor de kosten van de huishouding.

M en V zijn in 1990 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de (met hypotheek bezwaarde) echtelijke woning. In 2016 gaan partijen feitelijk uiteen, als V de woning verlaat en elders haar intrek neemt.

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk kinderen zijn geboren. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V.

M en V zijn in 1994 op huwelijkse voorwaarden gehuwd (uitsluiting van elke gemeenschap van goederen, periodiek verrekenbeding ten aanzien van overgespaarde inkomsten). M is zelfstandig ondernemer en richt in 2011 [Holding BV] op, waarvan hij enig aandeelhouder

M en V zijn in 2008 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Omdat het volgens M slecht gaat met zijn onderneming en hij het privévermogen wil beschermen, stellen hij en V in 2011 alsnog huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van iedere gemeenschap

M en V zijn in 1999 op huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, periodiek verrekenbeding ten aanzien van onverteerde inkomsten) met elkaar gehuwd. M is zelfstandig ondernemer en drijft sinds 1997 een eenmanszaak, die hij

M en V krijgen in 1994 een affectieve relatie met elkaar. In 2001 kopen zij gezamenlijk een woning, waarin zij gaan samenwonen. De woning is gefinancierd door middel van een gezamenlijke hypotheek (hoofdelijke aansprakelijkheid).

M en V zijn met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden, waarvan artikel 1 lid 1 luidt: ‘De echtgenoten zijn gehuwd in gemeenschap van inboedel, door hen tezamen bewoond registergoed en daarmede verband houdende hypothecaire schulden, alsmede op beider

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de echtelijke woning, die is bezwaard met een hypotheek ten behoeve van de SNS Bank. In september 2012 gaan partijen feitelijk uiteen.

M en V zijn in maart 2008 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort de gemeenschappelijke echtelijke woning, die is bezwaard met een gezamenlijke hypoheek (hoofdelijke aansprakelijkheid) van € 520.

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. In 2012 trekt M in bij V, die een woning in eigendom heeft. Een samenlevingscontract maken zij niet op. In maart 2015 beëindigen partijen hun relatie en samenwoning, als M vertrekt en elders zijn intrek

M en V zijn in 1997 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. In de huwelijkse voorwaarden is een periodiek verrekenbeding opgenomen, waarin staat: ‘Geen verrekening heeft plaats over de tijd dat de echtgenoten anders dan in onderling overleg niet

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk, in 2004, raakt V betrokken bij een verkeersongeval, waardoor zij letsel oploopt en gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt.

M en V zijn in 1987 in gemeenschap van goederen van met elkaar gehuwd. M is directeur en enig aandeelhouder van [Holding BV], waaronder twee werkmaatschappijen hangen: A BV en B BV.

M en V zijn in 2004 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk (kinderloos) huwelijk in 2017 door echtscheiding is ontbonden. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld en bepaald dat deze onderhoudsbijdrage

Uit het huwelijk tussen M en V (beiden van zowel Nederlandse als Turkse nationaliteit) zijn twee kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2011 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

M en V zijn in 1992 op huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van elke gemeenschap van goederen, periodiek verrekenbeding ten aanzien van onverteerde inkomsten) met elkaar gehuwd. Beiden zijn zelfstandig ondernemer (ieder van hen heeft een eigen onderneming).

Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2016 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Acht maanden na de geboorte van D verbreken partijen hun relatie en samenwoning.

Uit het huwelijk tussen M en V is in 1998 zoon Z geboren. In 2003 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. Hoewel bij de echtscheidingsbeschikking geen kinderalimentatie is vastgesteld, betaalt M op vrijwillige

M (van Amerikaanse nationaliteit en in dienst van het Amerikaanse leger) en V (van Nederlandse nationaliteit) zijn in 2010 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Inmiddels zijn zij verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en twisten zij over de door M aan V te betalen partneralimentatie.

Als het aan de SGP ligt, moeten huisartsen straks vrouwen met een abortusverzoek expliciet op de hoogte brengen van alternatieven voor het afbreken van hun zwangerschap, zoals het kind houden of afstaan ter adoptie.

De helft van de Nederlanders heeft de voogdij voor hun kinderen niet geregeld wanneer zij komen te overlijden. Dat blijkt uit onderzoek van Monuta Uitvaartverzekeringen onder 2.108 respondenten.

Gescheiden ouders moeten gedwongen kunnen worden zich aan de omgangsregeling met hun kinderen te houden. De regels moeten strikter worden nageleefd en desnoods horen wetten te worden aangescherpt.

Vorig jaar werden 2.647 nieuwe pleeggezinnen ingeschreven. Dat zijn er 7% meer dan in 2016. Daarmee is de instroom van pleegouders, na een dip in 2016, weer hoger dan de uitstroom. Ook hebben aanzienlijk meer mensen informatie over pleegzorg opgevraagd

In 2017 keerde de Belastingdienst voor 882.000 kinderen kinderopvangtoeslag uit. Niet eerder was dit aantal zo hoog. Huishoudens die kinderopvangtoeslag kregen, behoorden merendeels tot de hogere inkomensgroepen.

Er moet een goede wet komen voor homostellen met kinderen en meeroudergezinnen. Daarvoor pleitten in een open brief aan het kabinet de homo-organisatie COC en de stichting Meer dan Gewenst in de Volkskrant.

M en V (beiden van Iraakse afkomst) zijn neef en nicht. In 2008 gaan zij een islamitisch huwelijk met elkaar aan. Uit dat huwelijk wordt in 2009 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2015 verbreken partijen hun relatie.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2008 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V en is in 2012 (na verkregen vervangende toestemming

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee kinderen geboren. X is in 1999 bevallen van een tweeling. M is in 2015 overleden. De rechtbank heeft het vaderschap van M vastgesteld over de tweeling.

Uit de geheime affaire tussen M en V is in 1948 dochter D geboren. M is in 1994 overleden. D verzoekt de rechtbank op grond van artikel 1:207 BW het vaderschap van M vast te stellen via DNA-onderzoek na lijkopgraving.

Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2011 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2013 beëindigen partijen hun relatie. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V.

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V is in 2008 dochter D geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. D heeft haar hoofdverblijfplaats bij V, die inmiddels in X een nieuwe partner heeft gevonden

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. In 2001 bevalt V van kind K, dat door M wordt erkend. Inmiddels hebben M en V hun relatie beëindigd. M verzoekt de rechtbank de door hem gedane erkenning van K te vernietigen.

Uit de affectieve relatie tussen M (van Belgische nationaliteit) en V (van Nederlandse nationaliteit) is in 2014 dochter D geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.

M en V hebben in juli 1996 geslachtsgemeenschap met elkaar. Negen maanden later, in 1997, bevalt V van dochter D. D verzoekt de rechtbank gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van M.

Volgens het huidige artikel 30g AWR kan er belastingrente zijn verschuldigd ondanks dat binnen acht maanden na het overlijden (dus tijdig) aangifte voor de erfbelasting is gedaan en de aanslag overeenkomstig de aangifte is vastgesteld.

De werkgroep Scheiden van de Belastingdienst heeft de notitie Het echtscheidingsconvenant en de eigen woning – Fiscale aandachtspunten gepubliceerd. Doel van de notitie is de fiscale kwaliteit van echtscheidingsconvenanten in Nederland te verbeteren.

In het kader van een echtscheiding hebben ex-echtgenoten op basis van de Wvps ieder recht op de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen (de pensioenverevening).

Onlangs heeft Hof Den Bosch een uitspraak gedaan in een zaak waarbij sprake is van een echtscheiding, waarbij de (ex-)echtgenoten afspraken hebben gemaakt over een verdeling van een boedel waarin zich zowel een eigen woning, pensioenen als lijfrenten

Onder de werking van de Europese Erfrechtverordening wordt in dit artikel kort ingegaan op de Franse fiscale gevolgen (voor de Franse erfbelasting) van de toepassing van de Nederlandse wettelijke verdeling bij het eerste overlijden.

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk twee (nu nog minderjarige) kinderen zijn geboren. In 2006 kopen zij een woning, die wordt gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek (hoofdelijke aansprakelijkheid) bij Obvion

M en V zijn in 1978 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd, welk huwelijk in 2005 door echtscheiding is ontbonden. In februari 2010 treden zij opnieuw met elkaar in het huwelijk, wederom in gemeenschap van goederen.

M en V (beiden van Amerikaanse nationaliteit) zijn in 2000 in de Verenigde Staten met elkaar gehuwd. Kort daarna emigreren zij naar Nederland. Voorafgaand aan de emigratie heeft V bij drie werkgevers in Amerika in loondienst gewerkt, waarbij zij deelnam

Op 10 juli heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen. De Senaat deed wetsvoorstel 34795 af als hamerstuk, nadat het op 28 juni

M en V (beiden van Russische nationaliteit) zijn in 2011 in Rusland met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2012 dochter D geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.

M en V (beiden van zowel Tunesische als Nederlandse nationaliteit) zijn in Tunesië met elkaar gehuwd. In de huwelijksakte staat dat zij hebben gekozen voor het gescheiden houden van eigendom (‘Les deux épouses ont choisir le régime de séparation des biens’).

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2016 dochter D geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2017 beëindigen partijen hun relatie en samenleving.

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Het vermogen van M is onder bewind gesteld. X is bewindvoerder. Hij verzoekt de kantonrechter hem machtiging te verlenen om de gezamenlijke aangifte IB 2015 van M en V te laten verzorgen door

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. In respectievelijk 2015 en 2016 wordt het gezag van V over de kinderen beëindigd en wordt de

M en V zijn in 1957 met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk vijf kinderen zijn geboren. M is op 27 oktober 2013 in Suriname overleden. De rechtbank heeft (ex artikel 1:207 lid 1 BW) gerechtelijk vastgesteld dat M de vader is van X.

M en V (beiden van Iraanse afkomst) zijn in 2009 in Iran naar islamitisch recht met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 29 januari 2016 heeft de rechtbank de echtscheiding naar Nederlands recht tussen hen uitgesproken.

M en V zijn in 2002 met elkaar gehuwd. V exploiteert een aantal ondernemingen door middel van verschillende BV’s, waarin partijen ieder 50% van de aandelen houden. M exploiteert een onderneming in de vorm van een eenmanszaak.

Het nagelaten vermogen van overledenen is in 2015, na enkele jaren van krimp, weer groter geworden. Ruim 146.000 overledenen lieten € 15,5 miljard aan vermogen na; € 680 miljoen meer dan in 2014.

Een nadere beschouwing over de aard van de vordering van artikel 4:13 BW en de mogelijkheid tot het leggen van conservatoir beslag hiervoor door een kind.

Legaat kan niet (geheel) worden voldaan uit de nalatenschap. Legitimarissen hebben zuiver aanvaard. Een beroep op de legitieme kan hen niet baten; zij moeten zelfs het gedeelte van het legaat dat niet uit de erfenis kan worden bekostigd uit eigen zak

De vraag of er sprake is van schending van de legitieme portie en (zo ja) wat in dat geval de omvang van de legitieme portie is, kan tot enorme discussies – en daaruit voortvloeiende langdurige procedures – leiden.

Veel testateurs willen bij een overlijden hun partner goed verzorgd achterlaten. Ook bestaat geregeld de wens vermogen na te laten aan een goed doel (ANBI). Aan deze wensen kan op vele wijzen invulling worden gegeven.

In dit artikel wordt besproken of de verwachter in een fideicommissaire nalatenschap de nalatenschap zowel vóór als na de vervulling van de voorwaarde kan aanvaarden en/of verwerpen.

Rechters hebben in 2017 circa 35.000 echtscheidingsprocedures afgehandeld. Daarmee is het aantal ten opzichte van 2016 zo goed als gelijk gebleven. Het aantal gezagszaken is wel sterk gestegen, zo blijkt uit cijfers van het WODC.

M en V zijn in 1997 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Op 26 maart 2007 gaan partijen feitelijk uiteen, als V en de kinderen de echtelijke

Internationale kinderontvoering. Het blijft een ingewikkeld onderwerp. In 2017 hebben 181 kinderontvoeringen plaatsgevonden. 126 kinderen zijn door hun moeder meegenomen, 50 door hun vader en 5 door andere familieleden. In totaal ging het om 288 kinderen (soms betrof één ontvoering meerdere kinderen in één gezin). Reden te meer om hieraan aandacht te besteden.

De ontwikkelingen in de Nederlandse aanpak van internationale kinderontvoeringszaken tussen 1990 en 2018.

Centrum Internationale Kinderontvoering, Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden, ministerie van Buitenlandse zaken, voorlichting, advies, begeleiding

Ordemaatregel om kinderen terug te geleiden naar hun gewone verblijfplaats

Ipr-regels omtrent het van rechtswege verkrijgen van gezag

Pressure cooker-model van crossborder mediation

Bijzondere curator in zaken van internationale kinderontvoering

De impact van een internationale kinderontvoering op het welzijn van kinderen.