Home

Rechtbank Rotterdam, 15-11-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:11383, ROT 22/801 e.v.

Rechtbank Rotterdam, 15-11-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:11383, ROT 22/801 e.v.

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
15 november 2024
Datum publicatie
18 november 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:11383
Zaaknummer
ROT 22/801 e.v.

Inhoudsindicatie

Veelprocedeerder. De rechtbank doet 32 verzetten af. Nu zeven van deze zaken zijn teruggewezen door de Afdeling omdat de Afdeling meent dat opposant in verzet gehoord had moeten worden, houdt de rechtbank een zitting in alle verzetten. Ter zitting is de voorzitter gewraakt. Dat wrakingverzoek is dezelfde middag behandeld door een wrakingskamer, waarna de zitting is voortgezet. Alle beroepen zijn via vereenvoudigde afdoening niet-ontvankelijk verklaard omdat opposant geen ontheffing van griffierecht krijgt wegens misbruik van recht. De rechtbank verklaart alle verzetten eveneens niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht. De bestuursorganen is verzocht hun werkelijke proceskosten op te geven. Slechts één van de bestuursorganen heeft hierop gereageerd en heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen. Opposant wordt veroordeeld in de proceskosten van dit bestuursorgaan. Twee bestuursorganen hebben aangegeven zich ter zitting niet meer te laten vertegenwoordigen vanwege het wangedrag van opposant. Ambtshalve is de rechtbank nagegaan welke bestuursorganen in verzet een verweerschrift hebben ingediend. Daarvoor worden ook forfaitaire proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: ROT 22/801, ROT 22/1032, ROT 22/1921, ROT 22/3504, ROT 22/5208, ROT 22/5209, ROT 22/5395, ROT 22/5414, ROT 22/5480, ROT 22/5593,

ROT 23/1268, ROT 23/1269, ROT 23/1292, ROT 23/3116, ROT 23/3117, ROT 23/3118, ROT 23/3119, ROT 23/3120, ROT 23/3121, ROT 23/3122, ROT 23/3295, ROT 23/5108, ROT 23/5473, ROT 23/5517, ROT 23/5519, ROT 23/5520, ROT 23/6915, ROT 23/6994, ROT 23/7025, ROT 23/7314, ROT 23/7881, ROT 24/101

[Naam] ( [opposant] ), uit [Plaats] , opposant,

tegen de volgende uitspraken van de rechtbank (in chronologische volgorde van zaaknummers):

- 15 november 2022, ROT 22/801 (ECLI:NL:RBROT:2022:9845);

- 8 december 2022, ROT 22/1032 (ECLI:NL:RBROT:2022:11175);

- 8 december 2022, ROT 22/1921 (ECLI:NL:RBROT:2022:11171);

- 1 maart 2023, ROT 22/3504 (ECLI:NL:RBROT:2023:1592);

- 4 januari 2023, ROT 22/5208 (ECLI:NL:RBROT:2023:351);

- 4 januari 2023, ROT 22/5209 (ECLI:NL:RBROT:2023:352);

- 21 februari 2023, ROT 22/5395 (ECLI:NL:RBROT:2023:1151);

- 2 februari 2023, ROT 22/5414 (ECLI:NL:RBROT:2023:748);

- 21 februari 2023, ROT 22/5480 (ECLI:NL:RBROT:2023:1155);

- 2 februari 2023, ROT 22/5593 (ECLI:NL:RBROT:2023:770);

- 16 oktober 2020, ROT 20/2217 (ECLI:NL:RBROT:2020:9357), thans ROT 23/3116;

- 16 maart 2022, ROT 21/6087 (ECLI:NL:RBROT:2022:1866), thans ROT 23/3117;

- 16 maart 2022, ROT 21/6119 en ROT 21/6120 (ECLI:NL:RBROT:2022:1865), thans ROT 23/3118 en 23/119;

- 10 maart 2022, ROT 21/960 (ECLI:NL:RBROT:2022:1711), thans ROT 23/3120;

- 1 september 2022, ROT 22/945 (ECLI:NL:RBROT:2022:7338), thans ROT 23/3121;

- 15 september 2022, ROT 22/1580 (ECLI:NL:RBROT:2022:7979), thans, ROT 23/3122;

- 31 augustus 2023, ROT 23/1268 (ECLI:NL:RBROT:2023:8397);

- 15 december 2023, ROT 23/1269 (ECLI:NL:RBROT:2023:12295);

- 18 april 2023, ROT 23/1292 (ECLI:NL:RBROT:2023:3578);

- 19 december 2023, ROT 23/3295 (ECLI:NL:RBROT:2023:11891);

- 14 februari 2024, ROT 23/5108 (ECLI:NL:RBROT:2024:863);

- 20 december 2023, ROT 23/5473 (ECLI:NL:RBROT:2023:11929);

- 15 februari 2024, ROT 23/5517 (ECLI:NL:RBROT:2024:862);

- 15 februari 2024, ROT 23/5519 (ECLI:NL:RBROT:2024:861);

- 15 februari 2024, ROT 23/5520 (ECLI:NL:RBROT:2024:859);

- 19 december 2023, ROT 23/6915 (ECLI:NL:RBROT:2023:11892);

- 30 april 2024, ROT 23/6994 (ECLI:NL:RBROT:2024:3837);

- 23 februari 2024, ROT 23/7025 (ECLI:NL:RBROT:2024:1269);

- 19 december 2023, ROT 23/7314 (ECLI:NL:RBROT:2023:11893);

- 8 maart 2024, ROT 23/7881 (ECLI:NL:RBROT:2024:1631);

- 24 april 2024, ROT 24/101 (ECLI:NL:RBROT:2024:3638);

in de gedingen tussen

[opposant]

en

de Minister van Justitie en Veiligheid;

de Staatssecretaris Rechtsbescherming, voorheen de Minister voor Rechtsbescherming;

de Hoofdofficier van Justitie;

de Korpschef van Politie;

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank;

de stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;

VGZ Zorgkantoor B.V.;

het Dagelijks Bestuur van GR Sociaal;

het Drechtstedenbestuur;

het College van burgemeester en wethouders van Capelle a/d IJssel;

het College van burgemeester en wethouders van Dordrecht;

het College van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht.

Inleiding

1. In deze uitspraak doet de rechtbank in totaal 32 verzetten van [opposant] af. Zeven van deze zaken betreffen terugwijzingen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). In de zaken ROT 20/2217, ROT 21/6087, ROT 21/6119, ROT 21/6120, ROT 21/960, ROT 22/945 en ROT 22/1580 deed de rechtbank verzetten van [opposant] af zonder [opposant] op zijn verzoek te horen, omdat de rechtbank van oordeel was dat [opposant] ook met het doen van verzet misbruik van recht maakt. Hoewel zowel de Afdeling als de Centrale Raad van Beroep (de Raad) in zaken van [opposant] hebben geoordeeld dat er geen grond is voor een doorbreking van het appelverbod in zaken waarin de verzetrechter heeft afgezien van een hoorzitting wegens misbruik van recht, als daar inderdaad sprake van is (bijv. ECLI:NL:RVS:2023:4063 en ECLI:NL:CRVB:2022:105), heeft de Afdeling in deze zeven zaken met vereenvoudigde toepassing het appelverbod doorbroken wegens het niet horen in verzet. Met haar uitspraken van 20 april 2023 in de zaken 202206994/2/A3, 202206809/2/A3, 202206764/2/A3 en 202206806/2/A3 heeft de Afdeling daarom de uitspraken in verzet vernietigd en die zaken naar de rechtbank teruggewezen. Deze zaken liggen thans dus weer voor, maar nu onder de zaaknummers ROT 23/3116 tot en met ROT 23/3122.

2. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank aanleiding gezien [opposant] in deze en 25 andere verzetzaken uit te nodigen voor een hoorzitting op 6 november 2024 (zie eerder ook ECLI:NL:RBROT:2023:4625). [opposant] is verschenen. Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.E. de Vries.

3. Zoals [opposant] daags voor de zitting heeft aangekondigd, heeft [opposant] ter zitting de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. H. Bedee, gewraakt, waarna de zitting is geschorst. [opposant] is daarbij meegedeeld dat de wrakingskamer aanstonds bijeen zal komen om [opposant] te horen. [opposant] is dezelfde middag door de wrakingskamer gehoord, waarna de wrakingskamer mondeling uitspraak heeft gedaan. Daarbij is het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten. Het verzoek om wraking van mr. Bedee is afgewezen. Voorts is beslist dat verdere wrakingsverzoeken van de leden van de meervoudige kamer die de verzetten behandelt buiten behandeling zullen worden gelaten wegens misbruik van het wrakingsrecht en dat de meervoudige kamer daarom verdere wrakingsverzoeken van [opposant] kan negeren.

4. De zitting inzake de verzetten is vervolgens hervat. Ter zitting heeft [opposant] de leden van de meervoudige kamer (opnieuw) gewraakt. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld, kan de zittingsrechter in uitzonderlijke omstandigheden zelf een verzoek tot wraking buiten behandeling laten (ECLI:NL:HR:2021:370). Een dergelijke situatie doet zich hier voor, nu de wrakingskamer besliste dat volgende wrakingsverzoeken gericht tegen onderhavige meervoudige kamer niet in behandeling zullen worden genomen wegens misbruik van het wrakingsrecht. Daarom laat de rechtbank dit wrakingsverzoek buiten behandeling.

Beoordeling

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep