BER 2011, afl. 3 - Sign. - Voeging als benadeelde partij in Belgische strafzaak geldt als instellen eis in hoofdzaak in de zin van art. 700 lid 3 Rv
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-12-2011 De Hoge Raad (be)oordeelt: ‘3.3 Zoals ligt besloten in HR 26 februari 1999 (LJN ZC2861) moeten de in artikel 700 lid 3 Rv gebruikte woorden ‘eis in de hoofdzaak’ ruim worden uitgelegd. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling, zoals onder meer vermeld in HR 3 oktober 2003 (LJN AI0347), volgt dat de eis in de hoofdzaak niet noodzakelijk in Nederland hoeft te zijn ingesteld. Uit genoemd arrest volgt voorts dat het wél moet gaan om een met voldoende waarborgen omgeven procedure, en dat de datum waarop deze eis wordt ingesteld, voldoende vaststaat. In HR 15 september 2006 (LJN AV2654) ligt besloten dat een voeging als benadeelde partij in een strafproces teneinde de verdachte te doen veroordelen tot vergoeding van de schade die rechtstreeks is geleden door een strafbaar feit, in beginsel leidt tot een met voldoende waarborgen omgeven procedure in vorenbedoelde zin. 3.4 Het hof heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat de Belgische ‘plainte avec constitution de partie civile’ moet worden gelijkgesteld met het zich voegen als benadeelde partij in een Nederlandse strafprocedure (rov. 16.8 van het eindarrest). In het licht van hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, brengt dit mee dat middel XVI faalt. In dit verband verdient nog opmerking dat niet is aangevoerd dat [eiseres] in deze Belgische strafprocedure in onvoldoende mate in de gelegenheid is geweest naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van haar verweer tegen de vordering kon aanvoeren en, voor zover nodig en mogelijk, daarvan bewijs te leveren (zie rov. 3.3.2 (slot) van het arrest van de Hoge Raad van 15 september 2006).’