BER 2013, afl. 4 - Sign. - Dagvaarden onbekende erfgenamen: cassatie in belang der wet
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-06-2013 Stichting Ymere had een woning verhuurd aan X. X was de enige bewoner. Na haar overlijden wenste Ymere tot ontruiming over te gaan. Ymere heeft de tot ontruiming strekkende dagvaarding uitgebracht op de voet van artikel 54 lid 2 Rv, nu de gedaagde erfgenamen geen bekende woon- of verblijfplaats hebben. Tevens heeft Ymere een afschrift van de dagvaarding doen betekenen aan het adres van het gehuurde. De kantonrechter heeft de dagvaarding nietig verklaard. Het hof had de vordering van Ymere wel toegewezen. De P-G heeft een vordering tot cassatie in belang der wet ingesteld. Hoewel er nog verzet openstaat, gaat de Hoge Raad in op de wijze van betekening aan onbekende erfgenamen. Het middel stelt primair de vraag aan de orde of betekening van een exploot aan de gezamenlijke erfgenamen van een overledene zonder vermelding van de namen en woonplaatsen van deze erfgenamen, rechtsgeldig kan geschieden aan de laatste woonplaats van de overledene, wanneer aldaar niet (ten minste) een van de in artikel 53, aanhef en onder a Rv genoemde personen woont. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend. In afwijking van de hoofdregel van artikel 45 lid 3, aanhef en onder d Rv bepaalt artikel 53 Rv dat bij betekening van een exploot ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een overledene, de vermelding van hun namen en woonplaatsen in het exploot achterwege kan blijven, indien deze betekening geschiedt op een van de onder a-c van die bepaling omschreven wijzen. Gelet op zijn totstandkomingsgeschiedenis, zoals weergegeven in de vordering van de Procureur-Generaal onder 13, moet artikel 53 Rv aldus worden verstaan dat dit voorschrift slechts kan worden toegepast in de onder a, b, en c vermelde gevallen. Daaruit volgt dat in een geval als het onderhavige, waarin niet is voldaan aan de eis van artikel 53, aanhef en onder a, Rv dat een van de daar genoemde personen nog op de laatste woonplaats van de overledene woont, betekening van het exploot aan die woonplaats van de overledene niet mogelijk is. Het middel stelt subsidiair de vraag aan de orde of in het onderhavige geval het exploot rechtsgeldig is betekend op de voet van artikel 54 lid 2 Rv. Ook deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Anders dan bij betekening op de voet van artikel 53 Rv dient bij betekening op de voet van art 54 lid 2 Rv het vereiste van artikel 45 lid 3, aanhef en onder d, Rv in acht te worden genomen, in dier voege dat het exploot de naam vermeldt van degene voor wie het is bestemd. In het onderhavige geval stond laatstgenoemde wijze van betekening derhalve slechts open, indien de namen van de gezamenlijke erfgenamen in het exploot waren vermeld, hetgeen niet is gebeurd. Opmerking verdient dat artikel 54 lid 2 Rv niet ertoe kan leiden dat het exploot wordt betekend aan de laatste woonplaats van de overledene. Overigens verzet dat voorschrift zich niet ertegen dat tevens een afschrift van het exploot wordt toegezonden aan de laatste woonplaats van de overledene, zoals hier is geschied. In gevallen als het onderhavige waarin derhalve noch artikel 53 noch artikel 54 lid 2 Rv voor toepassing in aanmerking komt, biedt artikel 4:204 BW de mogelijkheid de benoeming van een vereffenaar over de opengevallen nalatenschap te verzoeken, waarna, op de voet van artikel 53, aanhef en onder b Rv, betekening van een exploot aan de gezamenlijke erfgenamen, zonder vermelding van hun namen en woonplaatsen, kan geschieden door betekening aan de persoon of de woonplaats van de vereffenaar.