BER 2013, afl. 5 - Sign. - Tenuitvoerlegging Russisch vonnis. Een verkapte exequaturprocedure?
Aflevering 5, gepubliceerd op 01-08-2013 Appellant is door een rechtbank in Moskou veroordeeld om een bedrag te betalen aan Gazprombank. De rechtbank te Rotterdam heeft hem op vordering van Gazprombank veroordeeld aan dit vonnis te voldoen (LJN BW8060). In hoger beroep voert appellant aan dat in het kader van een procedure ex artikel 431 lid 2 óók is vereist dat het buitenlandse vonnis in het land van herkomst uitvoerbaar is. Hij wijst in dat verband op de artikelen 985 en 986 lid 2 Rv alsmede op artikel 38 EEX-Verordening. Het kan niet de bedoeling zijn geweest dat dit vereiste wel geldt indien een executieverdrag tussen Nederland en de Russische Federatie zou bestaan (in welk geval artikel 985 e.v. Rv van toepassing zouden zijn), maar dat een dergelijk vereiste niet geldt indien er geen executieverdrag bestaat, aldus appellant. Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het vereiste van uitvoerbaarheid in bepaalde omstandigheden wel relevant kan zijn in de procedure bedoeld in artikel 431 lid 2 Rv, namelijk voor zover deze procedure als verkapte exequaturprocedure wordt gebruikt. Voorop moet worden gesteld dat de procedure bedoeld in artikel 431 lid 2 Rv op twee manieren kan worden gebruikt: zij kan worden ingezet voor een nieuwe behandeling ten gronde en afdoening van het geding door de Nederlandse rechter, maar zij kan ook worden ingezet als een verkapte exequaturprocedure. Voor zover sprake is van een verkapte exequaturprocedure – dus voor zover de vordering in een procedure op de voet van artikel 431 lid 2 Rv er toe strekt dat de rechter, onder erkenning van het buitenlandse vonnis, zonder behandeling ten gronde de gedaagde veroordeelt conform dat buitenlandse vonnis – zal de rechter naar het oordeel van het hof als volgt te werk dienen te gaan. In de eerste plaats zal de rechter dienen vast te stellen of het buitenlandse vonnis in Nederland voor erkenning in aanmerking komt. Komt hij tot het oordeel dat het buitenlandse vonnis niet kan worden erkend, dan zal hij de vordering strekkende tot veroordeling conform het buitenlandse vonnis dienen af te wijzen. Komt de rechter echter tot het oordeel (i) dat het buitenlandse vonnis wel in Nederland kan worden erkend en (ii) dat een behandeling ten gronde achterwege kan blijven, dan kan hij volstaan met een veroordeling conform het buitenlandse vonnis. Daarvoor is dan wel vereist dat het buitenlandse vonnis in zijn land van herkomst uitvoerbaar is ten tijde van de uitspraak van de Nederlandse rechter (uitvoerbaar in formele zin, vgl. HvJ EG 29 april 1999, C-267/97, NJ 2000, 477). In zo’n geval wordt de procedure immers als verkapte exequaturprocedure gebruikt, hetgeen rechtvaardigt dat dit vereiste wordt gesteld (vgl., in andere kaders, artikel 38 EEX-Verordening en artikel 986 lid 2 Rv). Ook al is het Nederlandse vonnis de titel voor tenuitvoerlegging, in feite gaat het om tenuitvoerlegging van het buitenlandse vonnis. Dit vereiste heeft dus geen betrekking op de erkenning van het buitenlandse vonnis, maar op de mogelijkheid om in de procedure bedoeld in artikel 431 lid 2 Rv zonder behandeling ten gronde te veroordelen conform het erkende buitenlandse vonnis. Het is daarbij aan de partij die aldus veroordeling conform het buitenlandse vonnis vordert, om de uitvoerbaarheid van dat vonnis in het land van herkomst te stellen en, ingeval van gemotiveerde betwisting, te bewijzen (vgl. artikel 986 lid 2 Rv). Komt in die situatie – dus een procedure bedoeld in artikel 431 lid 2 Rv die wordt gebruikt als verkapte exequaturprocedure – niet vast te staan dat het buitenlandse vonnis in zijn land van herkomst uitvoerbaar is, dan zal de rechter deze vordering strekkende tot veroordeling conform het buitenlandse vonnis moeten afwijzen. In de onderhavige procedure strekken de vorderingen van Gazprombank er toe dat de Nederlandse rechter, onder erkenning van het Russische vonnis, zonder behandeling ten gronde appellant veroordeelt conform dat vonnis. Het Russische vonnis kan in Nederland worden erkend. Een behandeling ten gronde kan naar het oordeel van het hof achterwege blijven. Alsdan rijst de vraag of het Russische vonnis in de Russische Federatie uitvoerbaar is. Volgens Gazprombank is dat het geval. appellant betwist dit; volgens hem is het Russische vonnis in de Russische Federatie waarschijnlijk niet meer uitvoerbaar. Gazprombank heeft naar het oordeel van het hof, gelet op de stellingen van appellant, onvoldoende gemotiveerd betwist dat het Russische vonnis thans niet meer uitvoerbaar is in de Russische Federatie. Zij heeft slechts betwist dat de tenuitvoerlegging is gestaakt en dat de executoriale titel aan haar is geretourneerd; er is dus geen nieuwe termijn gaan lopen, en het Russische vonnis is nog steeds uitvoerbaar in de Russische Federatie, aldus Gazprombank. Zij heeft deze betwisting echter niet nader onderbouwd. Hoewel dat bij deze stand van zaken op haar weg lag, heeft zij geen stukken (van bijvoorbeeld Russische autoriteiten, deurwaarders) overgelegd waaruit de ongegrondheid van appellant’s verweer kan blijken. Gelet op deze onvoldoende gemotiveerde betwisting moet in deze procedure worden aangenomen dat het Russische vonnis in de Russische Federatie niet meer uitvoerbaar is, zodat de vordering van Gazprombank moet worden afgewezen. De grief van appellant slaagt.