BER 2014/85 - Sign. - Beslag kleeft aan verpande vordering
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-06-2014 CHT is veroordeeld tot betaling aan Pit van € 42.880, vermeerderd met rente en de proceskosten. Het verzet van CHT is ongegrond verklaard. Daarbij is CHT, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld in de proceskosten. Pit heeft executoriaal beslag doen leggen onder Manpower. CHT heeft in eerste aanleg gevorderd dat de onder Manpower gelegde beslagen worden opgeheven. CHT heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat de door de beslagen getroffen vordering van CHT op Manpower is verpand aan advocatenkantoor X, en dat daarom de beslagen niet ‘kleven’. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen op de grond dat bij de verdeling van de opbrengst van de executie van de beslagen weliswaar de pandhouder voorgaat op de beslaglegger, maar dat niettemin Pit belang heeft bij handhaving van de beslagen, omdat geen duidelijkheid is verschaft over de omvang van de vordering van X op CHT en mitsdien niet ervan kan worden uitgegaan dat na verhaal op de opbrengst door X niets meer voor de beslaglegger (Pit) over zou blijven. Manpower heeft ex artikel 476b Rv aan de deurwaarder verklaard dat CHT op het tijdstip van beslaglegging € 60.008,26 van Manpower te vorderen had en heeft onder het beslag aan de deurwaarder betaald.