FIP 2009, afl. 4 - Sign. - Tegenstrijdig belang
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-06-2009 Voor de aanvang van de verjaringstermijn is bepalend op welk moment de vennootschap de feiten kende waaruit volgt dat (mogelijk) vanwege onbevoegde vertegenwoordiging onverschuldigd aan een derde is betaald. Alfa had informatie nodig over een mogelijk aanwijzingsbesluit van de ava om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen of sprake was van een tegenstrijdig belang en, in het verlengde daarvan, onverschuldigde betaling. Gezien het tijdstip waarop Alfa deze informatie verkreeg, is de vordering niet verjaard. Wat betreft de vraag of sprake is van een tegenstrijdig belang geldt het volgende. Dat Haveman ten tijde van de transactie niet alleen bestuurder van Alfa was, maar ook bestuurder en grootaandeelhouder van Havestaete, betekent nog niet en zeker niet zonder meer, dat daarmee het bestaan van een tegenstrijdig belang in de zin van art. 2:256 BW bij de transactie tussen Alfa en Havestaete gegeven is. Uit het arrest van 29 juli 2007 (Bruil/Kombex, «JOR» 2007/169) volgt immers dat niet een abstracte maar een concrete toetsing of een kwalitatief tegenstrijdig belang bestaat, moet plaatsvinden, op basis van alle omstandigheden van het concrete geval, waarbij stelplicht en bewijslast betreffende het bestaan van een tegenstrijdig belang op de vertegenwoordigde vennootschap rusten. Alfa is in haar stelplicht tekortgeschoten. Daarbij neemt het hof nog niet eens in aanmerking dat Alfa en Havestaete ten tijde van het aangaan van de overeenkomst tot hetzelfde concern behoorden en dat Alfa toen (middellijk) een volledige dochter van Havestaete was. Omdat het volgens Havestaete de bedoeling was dat Alfa op termijn door de regionale verspreiders zou worden overgenomen, kan er naar het oordeel van het Hof niet zonder meer van worden uitgegaan dat de door de Hoge Raad geformuleerde stringente regel voor tegenstrijdig belang in concernverhoudingen kan worden toegepast. Leijten is van oordeel dat het Hof bij de beoordeling of daadwerkelijk sprake was van een tegenstrijdig belang, in plaats van aan te haken bij de stelplicht van Alfa, een inhoudelijk oordeel had moeten geven. (Hof Leeuwarden 27 januari 2009, LJN BH3152, «JOR» 2009/101, m.nt. mr. A.F.J.A. Leijten)