FIP 2009, afl. 5 - Sign. - EEX-Verordening. Erkenning en tenuitvoerlegging ex parte beslissing
Aflevering 5, gepubliceerd op 01-08-2009 Het gaat in deze zaak om de vraag of onder de EEX-Verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001, PbEG 2001, L 012) verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland kan worden verleend op een door een Duitse rechter gegeven “Kostenfestsetzungsbeschluss” dat is gebaseerd op een ex parte uitgevaardigde “einstweilige Verfügung”. Vooropgesteld moet worden dat rechterlijke beslissingen die a) betrekking hebben op het toestaan van voorlopige of bewarende maatregelen, b) worden gegeven zonder dat de partij tegen wie zij zijn gericht, is opgeroepen te verschijnen, en c) ten uitvoer moeten worden gelegd zonder voorafgaande betekening, niet onder de in hoofdstuk III van de EEX-Verordening voorziene regeling voor de erkenning en tenuitvoerlegging vallen. Hierbij verdient opmerking dat de onder a-c genoemde voorwaarden cumulatief gelden (vgl. HvJ EG 21 mei 1980, C-125/79, NJ 1981, 184, Denilauler/Couchet Frères en HvJ EG 14 oktober 2004, C-39/02, NJ 2007, 389, Maersk/De Haan). De rechtbank heeft – in cassatie onbestreden – vastgesteld dat zowel de “einstweilige Verfügung” als het “Kostenfestsetzungsbeschluss” aan Realchemie is betekend, en dat na de betekening tegen een “einstweilige Verfügung” die zonder mondelinge behandeling is gegeven, verzet kan worden gedaan, terwijl tegen een “Kostenfestsetzungsbeschluss” bezwaar kan worden gemaakt. Hieruit volgt dat geen sprake is van een beslissing die ten uitvoer moet worden gelegd zonder voorafgaande betekening, zodat niet is voldaan aan de hiervoor onder c) genoemde voorwaarde. Daarom komt het “Kostenfestsetzungsbeschluss”, evenals de daaraan ten grondslag liggende “einstweilige Verfügung” – hoewel ex parte gegeven – op grond van titel III van de EEX-Verordening voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking. De weigeringsgrond van art. 34 lid 2 EEX-Verordening heeft betrekking op de situatie dat een verweerder bij verstek is veroordeeld en ziet niet op een geval waarin de verweerder niet is opgeroepen en ook niet behoefde te worden opgeroepen.