FIP 2010, afl. 3 - Sign. - Verhouding Insolventieverordening en EEX-verordening
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-05-2010 Een Duitse vennootschap heeft goederen onder eigendomsvoorbehoud geleverd aan een Nederlandse vennootschap die vervolgens failleert. Het Landgericht Braunschweig (Duitsland) wees het verzoek van de Duitse vennootschap toe, strekkende tot het treffen van bewarende maatregelen met betrekking tot een aantal machines dat zich bij de Nederlandse vennootschap in Nederland bevond. De Nederlandse voorzieningenrechter heeft de Duitse beschikking uitvoerbaar verklaard. De rechtbank heeft in hoger beroep de beschikking van de voorzieningenrechter ingetrokken. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie terzake de uitleg van de Insolventieverordening (nr. 1346/2000) en de EEX-Verordening (nr. 44/2001). Het Hof beantwoordt die vragen als volgt: 1. Art. 25, lid 2, van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, moet aldus worden uitgelegd dat de woorden "voor zover dat verdrag van toepassing is" inhouden dat alvorens de erkennings- en tenuitvoerleggingsregeling van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van toepassing kan worden geacht op andere dan de in art. 25, lid 1, van verordening nr. 1346/2000 bedoelde beslissingen, moet worden nagegaan of die beslissingen niet buiten de materiële werkingssfeer van verordening nr. 44/2001 vallen. 2. De uitzondering bedoeld in art. 1, lid 2, sub b, van verordening nr. 44/2001 juncto art. 7, lid 1, van verordening nr. 1346/2000 moet, gelet op het bepaalde in art. 4, lid 2, sub b, van laatstgenoemde verordening, aldus worden uitgelegd dat zij niet geldt voor een op een eigendomsvoorbehoud gegronde vordering van een verkoper tegen een koper in staat van faillissement, wanneer het goed waarop dat eigendomsvoorbehoud rust, zich op het tijdstip waarop tegen die koper een insolventieprocedure wordt geopend, bevindt in de lidstaat waar die procedure is geopend. (HvJ EG 10 september 2009, «JBPr» 2010/2 m.nt. T.M. Bos)