FIP 2010, afl. 4 - Sign. - Aansprakelijkheid bestuurder en werknemers op grond van onrechtmatige daad
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-06-2010 Deze zaak is een vervolg op HR 2 maart 2007, «JOR» 2007/137. Na cassatie moet het hof, afgezien van de voor de aansprakelijkheid van Schieke als bestuurder in hoger beroep primair gekozen arbeidsrechtelijke grondslag, op de door de vennootschap Holding Nutsbedrijf Westland NV (NBW) aangevoerde onrechtmatige daad, onderzoeken (a) of sprake was van een onrechtmatige daad van geïntimeerden (bestuurder Schieke en een drietal werknemers van NBW), en, zo ja, (b) wat ter bepaling van de aansprakelijkheid van geïntimeerden de in art. 2:9 BW onderscheidenlijk art. 7:661 BW neergelegde maatstaven meebrengen. Het hof komt tot het oordeel dat Schieke en de drie werknemers NBW opzettelijk hebben benadeeld, waardoor NBW schade heeft geleden. Naar het oordeel van het hof is art. 6:166 BW op de onderhavige zaak van toepassing. Geïntimeerden hebben, binnen het samenwerkingsverband van EES, immers meermalen jegens NBW onrechtmatig gehandeld. Zij hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat NBW als werkgever in hen als werknemers (en wat Schieke betreft ook als directeur) heeft gesteld en van de mogelijkheden die aan hen uit hoofde van hun dienstbetrekking werden geboden. Zij hebben zich daarbij slechts door het eigenbelang laten leiden, ook al werd daarbij aan NBW aanzienlijk nadeel toegebracht. Het zonder toestemming inkomsten van NBW verplaatsen naar EES is evident onrechtmatig. Bij dit een en ander is onmiskenbaar dat geïntimeerden als groep, te weten in het samenwerkingsverband dat EES heette, in georganiseerd verband zijn opgetreden. Uit niets is gebleken dat een van de geïntimeerden zelfs maar een poging heeft ondernomen om de anderen van hun onrechtmatige gedragingen in groepsverband te weerhouden. Zij zijn op de voet van art. 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de aan NBW toegebrachte schade. Schieke heeft vanuit zijn positie als bestuurder, als (belangrijk) onderdeel van de groep gefunctioneerd en eraan meegewerkt NBW opzettelijk te benadelen, hetgeen niet alleen heeft te gelden als door hem jegens NBW gepleegde wanprestatie maar tevens als een jegens NBW begane onrechtmatige daad. Naar het oordeel van het hof kan aan Schieke persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt met betrekking tot de (opzettelijke) benadeling van NBW, zodat hij op grond van art. 2:9 BW jegens NBW voor de schade aansprakelijk is. Olden bespreekt in zijn noot de verhouding tussen art. 2:9 en 7:661 BW en de onrechtmatige daad en de rol die eerstgenoemde artikelen spelen bij de toerekeningsvraag.