FIP 2011, afl. 3 - Sign. - Stichting Freule Lauta van Aysma
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-05-2011 Aan het hof liggen de volgende kernvragen voor: A. zijn Lambers, Van Holland en Ooms, als oud-bestuurders van de Stichting Freule Lauta van Aysma (de stichting), aansprakelijk op grond van art. 2:9 BW jegens die stichting; B. zijn Van de Bovenkamp en Van de Bovenkamp International BV als externe adviseurs toerekenbaar tekortgekomen jegens de stichting en/of hebben zij onrechtmatig gehandeld jegens de stichting. A. Aansprakelijkheid op grond van art. 2:9 BW van de oud-bestuurders. Gelet op het doel van de stichting en het belang van de aflossing van de lening moeten het financiële beleid in het algemeen en een zorgvuldige aanpak van de aflossing of herfinanciering van de lening in het bijzonder, gezien worden als taken die het gehele bestuur van de stichting aangingen. De taakverdeling binnen het bestuur is daarom niet van belang voor de vraag of collectieve aansprakelijkheid op grond van art. 2:9 BW moet worden aangenomen, maar kan wel een rol spelen bij de vraag of de individuele bestuurders zich kunnen disculperen vanwege het feit dat de tekortkoming niet aan een individuele bestuurder te wijten is en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Het hof concludeert dat het bestuur van de stichting, op grond van onder meer het instemmen met het stellen van de bankgarantie door de ING, het tekenen van de contragarantie en het verlengen van de bankgarantie, een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Door het aanstellen van derden als financieel adviseurs in combinatie met het verstrekken van een volmacht aan financieel adviseur Van de Bovenkamp, heeft het bestuur reeds een onverantwoord risico genomen. Vervolgens heeft het bestuur, kennelijk min of meer blindelings vertrouwend op deze adviseurs, ingestemd met dit financiële arrangement zonder dit te doorgronden en de risico's daarvan te onderzoeken, dit terwijl reeds het gegeven dat het ging om een onbekend "product" dat zeer hoge rendementen voorspiegelde zonder enig risico daartoe alle aanleiding gaf. Bestuurders Van Holland en Ooms kunnen zich niet disculperen. Lambers vervulde de rol van secretaris en bereidde in het kader van die functie de bestuursvergaderingen voor. Aangenomen moet worden dat Lambers in de relevante periode niet heeft geweten in welk ongebruikelijk en riskant arrangement de gelden van de stichting werden betrokken. Voorts is niet gebleken dat Lambers door de ING of door andere betrokkenen is gewezen op de gevaren van het stellen van de bankgarantie en op de risico's van het beleggingsarrangement in combinatie met de bankgarantie. De taakverdeling binnen het bestuur van de stichting, waardoor het financiële beleid aan Van Holland als penningmeester werd overgelaten, gecombineerd met het vertrouwen dat Lambers, die geen financiële achtergrond heeft, in Van Holland had na hun lange samenwerking kan ook als disculperende factor worden aangemerkt. Weliswaar had van Lambers als zorgvuldig bestuurder verwacht mogen worden dat hij zich beter had laten voorlichten en dat hij bij de ondertekening van de genoemde stukken meer had doorgevraagd, maar het hof is van oordeel dat deze nalatigheid minder zwaar weegt juist omdat Lambers de achterliggende belegging met zijn in het oog springende vraagpunten niet kende. Bij Lambers is voorts van belang dat hij zijn werkzaamheden voor de stichting als nevenfunctie zonder vergoeding verrichtte, terwijl niet gebleken is dat hij enig eigen voordeel uit de transactie kon verwachten. B. Aansprakelijkheid van externe adviseurs. Het hof concludeert dat zij het belang van de stichting in vergaande mate ondergeschikt hebben gemaakt aan hun eigen belang, en dat zij in zoverre ook misbruik hebben gemaakt van de hen toegekende positie en het in hen gestelde vertrouwen, hetgeen in de gegeven omstandigheden als een onrechtmatige daad jegens de stichting moet worden beschouwd. Wezeman geeft in zijn noot een utgebreide bespreking van de zaak van de "verdwenen miljoenen" van de Stichting Freule Lauta van Aysma. (Hof Amsterdam 21 september 2010, LJN BN6929, «JOR» 2011/40, m.nt. prof. mr. J.B. Wezeman)