FIP 2011, afl. 4 - Sign. - Conservatoir beslag
Aflevering 4, gepubliceerd op 01-06-2011 Renders heeft beslag gelegd op delen van het vermogen van Van Seumeren-Aussems en haar echtgenoot. Zij waren indirect bestuurder en aandeelhouder van de failliete vennootschap. Renders stelt Van Seumeren-Aussems aansprakelijk uit onrechtmatige daad. Van Seumeren-Aussems vordert opheffing van de beslagen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering. Niet valt uit te sluiten dat de door Renders gestelde feiten haar vordering toewijsbaar maken: voor bestuurdersaansprakelijkheid is niet bepalend wat de feitelijke kennis is geweest van Van Seumeren-Aussems als de aangesproken bestuurder, maar is bepalend de kennis van een geobjectiveerde, voor zijn of haar taak toegeruste en redelijk bekwame bestuurder. Beoordeeld zal worden of deze maatman-bestuurder wist of behoorde te weten omtrent de borgstelling, het betrokken belang van Renders, de betekenis van een aval op de wissel, en de mogelijkheid om de nietigheid in te roepen op grond van art. 1:88 BW. Denkbaar is dat de bodemrechter zal oordelen dat Van Seumeren- Aussems als (indirect) medebestuurder niet heeft ingegrepen op een moment waarop zij dat uit maatschappelijke zorgvuldigheid wel had behoren te doen gelet op de kenbare belangen van Renders. Renders wenste uitsluitend nog te handelen met Rolande Materieel BV indien er een deugdelijke, doeltreffende borgstelling in de vorm van aval op de wissel zou worden verleend door Van Seumeren-Aussems. Van Seumeren-Aussems vormde samen met haar echtgenoot het bestuur van Tjemp Holding BV, de indirect aandeelhouder van Rolande Materieel BV. Geoordeeld zou kunnen worden dat zij moet hebben geweten van de wens van Renders, het belang bij de borgstelling, en dat zij, uit hoofde van haar medebestuurderschap, op dat moment aan Renders kenbaar had moeten maken dat deze persoonlijke garantstelling niet, of niet op onaantastbare wijze zou worden verstrekt. Geoordeeld zou kunnen worden dat zij, door het achterwege laten van deze waarschuwing, meegewerkt heeft aan het ernstig persoonlijk verwijtbaar wekken van een onjuiste schijn van kredietwaardigheid. De door Borrius geannoteerde uitspraken hebben met elkaar gemeen dat de betrokken ondernemingen werden bestierd door een echtpaar. Beide uitspraken bevatten overwegingen over veronderstelde wetenschap en de zorgplicht van een niet-handelend bestuurder ten overstaan van crediteuren wier belangen zijn benadeeld door de handelende (feitelijk) medebestuurder. Dat roept een aantal interessante vragen op. (Vrzngr. Rb. Breda 29 december 2010, LJN BO9285, «JOR» 2011/109, m.nt. mr. Y. Borrius, tevens behorend bij «JOR» 2011/108)