FIP 2013, afl. 2 - Sign. - Aansprakelijkheid bisdom
Aflevering 2, gepubliceerd op 01-03-2013 Eiseres houdt het Bisdom Roermond aansprakelijk voor gesteld onrechtmatig gedrag van een deken en voor het nalaten in te grijpen. Het Bisdom voert aan dat eiseres een onjuiste (rechts)persoon heeft gedagvaard. Als er al sprake is van een gezagsverhouding - wat het Bisdom betwist - tot de deken, dan bestaat die in elk geval niet met het Bisdom, maar met de bisschop. Tot de bestuursmacht van de bisschop behoort onder meer ook het voeren van een procedure tot verwijdering of verplaatsing van een pastoor. Het Bisdom bezit geen bestuursmacht, deze taak is aan de bisschop toebedeeld, aldus het Bisdom. De rechtbank overweegt dat een bisdom op grond van art. 2:2 BW een rechtspersoon is. Het Bisdom is niet ingegaan op de vraag hoe het als rechtspersoon rechtshandelingen verricht. Gelet op onder meer hetgeen in de Codex Iuris Canoci omtrent de verdeling van bevoegdheden binnen de interne rechtsorde is bepaald, in het bijzonder onder meer in Boek II, deel II, Afdeling II, hoofdstuk II, art. 2 Diocesane Bisschoppen, waaronder canon 381, waarin aan de bisschop omtrent het aan hem toevertrouwde bisdom alle bevoegdheden worden toegekend, alsmede canon 393: 'In alle juridische aangelegenheden van het bisdom vertegenwoordigt de diocesane Bisschop het bisdom', komt de rechtbank tot het oordeel dat de bisschop, als degene die aan het hoofd van het Bisdom staat en aan wie de bestuursmacht over het Bisdom is toegekend, namens het Bisdom (rechts)handelingen verricht en dat zijn taken en bevoegdheden hem mede in die hoedanigheid zijn opgedragen. Voor zover hij in die hoedanigheid namens het Bisdom heeft gehandeld, kan het Bisdom op de vermogensrechtelijke consequenties daarvan worden aangesproken. Dit te meer omdat het Nederlands recht bepalend is voor het antwoord op de vraag of het Bisdom bevoegd is als procespartij op te treden, welke vraag bevestigend wordt beantwoord. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af. Blanco FernĂĄndez acht de benadering van de rechtbank bij de vraag of rechtens door de bisschop of door het Bisdom is gehandeld - de rechtbank stelt dit vast aan de hand van het kerkelijke statuut - juist. Hij wijst er verder op dat de gedachtegang van de rechtbank zijns inziens goed past in de jurisprudentie van de Nederlandse rechter over het handelen van organen van (onderdelen van) kerkgenootschappen. Ten slotte wijst hij erop dat niet elk functioneel handelen van een geestelijke aangemerkt moet worden als een juridisch handelen van het kerkgenootschap waarin de geestelijke zijn ambt vervult. Er zijn situaties denkbaar waarin de geestelijke, hoewel functioneel handelend, in eigen naam handelt.