FIP 2013, afl. 6 - Sign. - Bijzondere stemprocedure akkoord
Aflevering 6, gepubliceerd op 01-09-2013 Nu Lehman Brothers Finance (LBF) aan haar beroep tegen de beschikking van de rechtercommissaris mede ten grondslag heeft gelegd dat daarin een van de wet afwijkende procedure voor de stemming over het akkoord is bepaald, dat die procedure onzorgvuldigheden bevat (bijvoorbeeld dat gestemd wordt op basis van een onvolledige informatieverstrekking) en dat die onzorgvuldigheden niet adequaat kunnen worden geheeld in de homologatieprocedure, kan niet worden aanvaard dat LBF deze bezwaren uitsluitend tijdens de homologatieprocedure, en niet ook op de voet van art. 67 Fw, naar voren kan brengen. Voor haar stond de weg van art. 67 Fw open, zodat zij belang heeft bij haar cassatieberoep. Vooropgesteld wordt dat in het belang van een goede rechtspleging, juist ook in zaken waarin een korte termijn voor beroep geldt, duidelijkheid moet bestaan omtrent het tijdstip waarop die termijn aanvangt (en eindigt), en dat derhalve aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden. De ingevolge art. 67 Fw geldende beroepstermijn van vijf dagen begint te lopen op de dag na die waarop de rechtercommissaris zijn beschikking heeft gegeven. In verband met het feit dat deze beroepstermijn zeer kort is, is het wenselijk dat de beschikking onverwijld ter kennis wordt gebracht van de (bekende) belanghebbenden. Heeft failliet een zeer groot aantal schuldeisers, dan kan een redelijke, met het belang van een vlotte afwikkeling van het faillissement rekening houdende en aan de belangen van de individuele schuldeisers voldoende tegemoetkomende afwikkeling van het faillissement meebrengen dat de communicatie met de schuldeisers door de curator of de rechtercommissaris plaatsvindt op een aan de omvang van het faillissement aangepaste wijze. Als zodanig kan gelden het plaatsen van een voor de gezamenlijke schuldeisers, of een aantal van hen, bestemde mededeling van de curator, of van een beschikking van de rechtercommissaris, op een website die daartoe met toestemming van de rechtercommissaris door of in opdracht van de curator wordt gebruikt, mits de schuldeisers voldoende duidelijk is gewezen op het bestaan van deze website en op het belang van een regelmatige raadpleging daarvan. Indien in een zodanig geval een beschikking van de rechtercommissaris of een mededeling van de curator waaruit ondubbelzinnig van een zodanige beschikking blijkt, op de website wordt geplaatst, mag, behoudens bijzondere omstandigheden, van de schuldeisers worden verwacht dat zij van deze beschikking kennis nemen en, indien zij daartegen beroep wensen in te stellen, dat doen binnen de in art. 67 Fw bepaalde termijn, ook indien de beschikking hun niet individueel ter kennis is gebracht. In de onderhavige zaak: (–) is de door de curatoren op 6 december 2012 verzonden Notice door LBF ontvangen; (–) wordt in deze Notice aangekondigd dat het definitieve ontwerpakkoord (het Composition Plan) op 10 december 2012 zal worden gedeponeerd bij de rechtbank en zal worden gepubliceerd op de LBTwebsite; (–) worden in deze Notice de Noteholders geattendeerd op de procedure en de voorschriften ten aanzien van de indiening van vorderingen en de stemming over het akkoord, als vermeld in het Consent Solicitation Memorandum (CSM), welk document, aldus de Notice, een bijlage vormt van het ontwerpakkoord; (–) is de definitieve versie van het Composition Plan en het daarbij behorende CSM op 10 december 2012 op de website van Lehman Brothers Treasury (LBT) geplaatst; (–) wordt de Noteholders in het Composition Plan nadrukkelijk verzocht het CSM zorgvuldig te lezen; en (–) is in het Composition Plan en in het CSM duidelijk vermeld dat de rechtercommissaris het CSM heeft goedgekeurd. Het oordeel van de rechtbank dat LBF in elk geval op 10 december 2012 wist, althans redelijkerwijs kon weten, dat de rechtercommissaris het CSM had goedgekeurd, geeft dan ook geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en evenmin onvoldoende gemotiveerd. Het oordeel van de rechtbank dat de in art. 67 lid 1 Fw bedoelde beroepstermijn van vijf dagen in elk geval daags na 10 december 2012 is gaan lopen, is eveneens juist. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat de beschikking zelf pas op 17 december 2012 op de LBTwebsite is geplaatst. De rechtbank heeft immers terecht en op goede gronden geoordeeld dat het bestaan van de beschikking van de rechtercommissaris in elk geval op 10 december 2012 voor LBF kenbaar was, dat van haar als schuldeiser in het faillissement van LBT alert heid mocht worden verwacht, en dat LBF daarom aanstonds naar de inhoud daarvan navraag had moeten doen bij de curatoren of de rechtercommissaris, althans in elk geval binnen de beroepstermijn op nader aan te voeren gronden beroep had kunnen instellen.