FIP 2014/4 - Sign. - Bankgarantie en zorgplicht
Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2014 Gelet op de functie die een bankgarantie in het economisch verkeer vervult en op de positie van de bank die zowel de belangen van de steller als van de begunstigde in het oog moet houden, moet doorslaggevende betekenis toekomen aan de taalkundige uitleg van de bankgarantie. Deze is duidelijk en leidt tot de conclusie dat in ieder geval aan drie eisen voldaan moet zijn voordat de bank tot betaling onder de bankgarantie moet overgaan: (1) een schriftelijk verzoek van eisers aan de bank om tot betaling over te gaan, (2) een kopie van een aangetekende brief van eiseres aan de koper die minstens veertien dagen oud is en waarin de afroep onder de garantie wordt aangekondigd, en (3) alle stukken moeten de bank uiterlijk op 1 maart 2012 hebben bereikt. De brief die eiseres aan de koper heeft gericht, heeft de bank pas op 6 maart 2012 bereikt, zodat niet aan de laatste voorwaarde is voldaan. Van een geldige afroep is geen sprake. In het algemeen moet worden aangenomen dat de bank, indien de garantie wordt ingeroepen op een wijze die niet aan deze strikte toepassing beantwoordt, daarvan onverwijld aan degene die de garantie inroept, mededeling moet doen en daarbij moet aangeven op welke punten niet aan de voorwaarden is voldaan. In het bijzonder wanneer herstel nog mogelijk is, mag de bank daarmee niet dralen tot de overeengekomen termijn is verstreken. De bank heeft de brief van 22 februari 2012 – waarin om de ontbrekende aangetekende brief aan de koper wordt gevraagd – per gewone post verstuurd, terwijl de termijn voor de afroep van de garantie acht dagen later zou verlopen, eiseres in Duitsland is gevestigd en de bank met de afroep van de garantie inmiddels had ervaren dat dergelijke post er zeven dagen over kan doen. De bank moest er rekening mee houden dat eiseres wel reeds in het bezit was van de in de bankgarantie bedoelde brief aan de koper en dat het gebrek dus nog zou kunnen worden hersteld, waar de bank blijkens haar verklaring ter zitting destijds ook van uit is gegaan. Het had dan ook op de weg van de bank gelegen om de brief van 22 februari 2012 per fax of per e-mail vooruit te sturen of op die datum telefonisch contact op te nemen met eiseres om haar van het gebrek op de hoogte te stellen. Door dit na te laten, is de bank tekortgeschoten jegens eiseres in de op haar rustende mededelingsplicht. Voorts wekte de bank in de brief van 22 februari 2012 de suggestie dat de ontvangst van de aangetekende brief van eiseres aan de koper door de bank voldoende is om gevolg te geven aan de afroep onder de bankgarantie, terwijl de bank daarin in niet mis te verstane bewoordingen had moeten mededelen dat die brief de bank uiterlijk op 1 maart 2012 moest bereiken omdat anders van een geldige afroep geen sprake was. Dit klemt te meer nu er sprake is van een kennisachterstand van eiseres ten opzichte van de bank als professionele partij ter zake van de bankgarantiepraktijk. Daarnaast had eiseres als buitenlandse partij te maken met voor haar vreemd recht. Het had op de weg van de bank gelegen om in de brief te benadrukken dat haast was geboden bij het verstrekken van de nog ontbrekende gegevens op straffe van verval van het recht de garantie in te roepen. Door dit na te laten, heeft de bank niet voldaan aan de op haar rustende waarschuwingsplicht. Aan eiseres kan worden verweten dat zij, nadat de bank haar op 29 februari 2012 telefonisch erop had gewezen dat de aangetekende brief aan de koper nog moest worden toegestuurd, zij deze brief per gewone post naar de bank heeft gestuurd, terwijl ook zij er inmiddels van op de hoogte behoorde te zijn dat die post er een week over zou kunnen doen. Indien de koper deze brief per fax dan wel e-mail vooruit zou hebben gestuurd aan de bank, was het mogelijk geweest voor de vervaldatum een afroep te doen die aan de strikte toepassing van alle voorwaarden onder de garantie zou hebben voldaan. Nu eiseres bij juiste lezing van de tekst van de bankgarantie ervan op de hoogte had kunnen zijn dat alle documenten die betrekking hebben op de afroep uiterlijk op 1 maart 2012 door de bank moesten zijn ontvangen, moet het feit dat op 1 maart 2012 niet aan alle voorwaarden van de bankgarantie was voldaan mede aan haar eigen handelen worden toegerekend. Het handelen van eiseres heeft voor 30% bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Bertrams gaat in zijn noot in op een aantal achtergronden bij de oordelen van de rechtbank over de uitleg, de notificatieplicht en de schadevergoeding.