Aflevering 2

In Credit Suisse/Jongepier q.q. (2) heeft de Hoge Raad het criterium aangescherpt aan de hand waarvan wordt bepaald welke na de faillietverklaring ontstane vorderingen verifieerbaar zijn.

Hoe in faillissement moet worden omgegaan met de verbintenissen van de schuldenaar is één van de meest besproken kwesties in ons hedendaagse insolventierecht. De belangrijkste vraag daarbij is steeds of zij binnen het faillissement geldend kunnen worden

Recent kwam faillissementsfraude weer in de Belgische spotlights te staan door een televisiereportage waarin gefocust werd op de ‘phoenixing’-problematiek, die ook bekendstaat als de sterfhuisconstructie.

De vraag hoe in faillissement moet worden omgegaan met op de schuldenaar rustende verbintenissen, leek tot voor kort relatief eenvoudig te beantwoorden. Op grond van artikel 26 Fw moeten schuldeisers hun verbintenisrechtelijke aanspraken jegens de failliet

De eiseres (Transcor) had een (onbetwiste) geldvordering op de gefailleerde gedaagde (O.W. Bunker). De geldvordering kon alleen ter verificatie worden ingediend bij de curator (artikel 26 Fw) en dat had eiseres ook gedaan.

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is Y BV in staat van faillissement verklaard. Ongeveer een maand na het faillissement verzocht het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de curator om gegevens uit de mestboekhouding van de

Avra Towage BV (hierna: Avra) had werknemers in dienst die als kapitein of stuurman hebben gevaren op schepen die eigendom waren van ‘single ship companies’, aan Avra ‘gelieerde’ vennootschappen.

De vraag die in de onderhavige procedure centraal staat, is of de verplichting tot teruggave van een vóór het faillissement paulianeus ontvangen huurbetaling (artikel 51 lid 1 Fw) mag worden verrekend met een vordering op de boedel in verband met tijdens

Het betreft een geschil tussen de curator van een tandheelkundig centrum en een tandarts, die daar werkzaam was op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Het faillissement is op 18 juni 2013 uitgesproken en per 1 augustus 2013 is de praktijk overgedragen

Per januari 2008 is het openbaar onderwijs in Rotterdam verzelfstandigd. Het beheer wordt gedaan door de stichting BOOR. Door Stichting X worden ondersteunende diensten verleend aan BOOR, waarmee ook een (historische) grote bestuurlijke verwevenheid bestaat.

V heeft bij de bank enkele kredieten afgesloten. Hierbij is overeengekomen dat slechts beperkt wordt afgelost. De bank heeft een pandrecht op onder meer alle huidige en toekomstige inventaris, voorraden en reeds bestaande vorderingen.

Na het faillissement zegt de curator de huur van een bedrijfspand op, met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden. Enkele drukpersen van de failliet worden aanzienlijk vertraagd uit het pand verwijderd.

Een BV heeft in 2011 aandelen in een vennootschap overgedragen aan haar bestuurder waarbij de koopprijs is voldaan door zijn rekening-courantschuld aan de BV te verhogen. Diezelfde dag is ook een bekrachtigingsakte als bedoeld in artikel 3:58 BW opgesteld

Na het faillissement van het MC Slotervaartziekenhuis hebben de curatoren de mogelijkheden voor een doorstart verkend. Diverse specialisten hebben aangegeven een bieding voor te bereiden.

X en Y stellen in 2009 vorderingen op Z te hebben gekregen, die door een pandrecht zijn gedekt. De curatoren hebben X en Y voor uitoefening van de pandrechten na het faillissement van Z in 2013 een termijn gesteld op grond van artikel 58 Fw.

Een jaar geleden – op 11 januari 2018 – promoveerde E.F. Verheul cum laude op het onderwerp eigendomsvoorbehoud aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het eigendomsvoorbehoud komt in de praktijk veel voor, maar in de rechtspraak valt er niet ontzettend veel

Tussen Tegelhandel BV, Tegelhandel Holding BV en Rabobank bestonden een aantal kredietovereenkomsten. Voorafgaand aan de faillietverklaring van Tegelhandel zijn de mogelijkheden van een doorstart verkend.

A en B zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Ze zijn sinds 2009 gescheiden van tafel en bed en sinds 2011 is het huwelijk door echtscheiding ontbonden. B is directeur van een rechtspersoon naar buitenlands recht.

Tussen WestlandUtrecht Bank en gedaagde 1 en 2 is een overeenkomst ven geldlening gesloten. WU heeft daarbij een eerste recht van hypotheek op de woning verkregen. Er is een achterstand ontstaan in betaling van de hypotheek.

Van Lanschot financierde sinds enige jaren het Netlijn-concern (een detacheringsbureau) en wel op basis van 70% van de aan haar verpande handelsvorderingen. Op 15 mei 2012 vroeg Netlijn surseance aan.

De verslechterende situatie op de financiële markten als gevolg van de kredietcrisis leidde in november 2008 tot onzekerheid over de financiële positie van SNS REAAL, terwijl de buffers van het concern in de jaren daarvoor door overnames waren aangetast.

Rabobank heeft een pandrecht op 50% van het aandelenkapitaal in besloten vennootschap De Thuishaven. Nadat de pandgever (Toonders BV) in verzuim raakt, gaat Rabobank over tot executieverkoop van de aandelen.

Eurocommerce houdt zich bezig met het ontwikkelen van kantoorruimten. Rabobank, van haar grootste financiers, faciliteert betalingsverkeer en verstrekt handelskredieten. De vorderingen op huurders worden stil verpand aan Rabobank.

De Eurocommerce vennootschappen richten zich op het ontwikkelen van kantoorruimten en zorgen voor huurders of verkoop na realisatie hiervan. Rabobank trad op als grootste financier van Eurocommerce.

Een Spaans advocatenkantoor heeft juridische diensten verleend aan een vennootschap die in zwaar weer is gekomen. De vraag is of na de herschikking van de belangen van die vennootschap tussen het kantoor (eiseres) en Unisphere BV en haar bestuurder B

De Hoge Raad overweegt in zijn arrest van 9 november 2018 dat een curator die een ‘regel’ niet nakomt in beginsel persoonlijk aansprakelijk is jegens derden met wier belangen hij bij de naleving van die regel rekening dient te houden.

In een faillissement geldt als hoofdregel dat wederkerige overeenkomsten niet door de faillietverklaring worden geraakt. Dit volgt uit artikel 37 Fw. Dat is anders voor de overeenkomsten die worden genoemd in artikel 39 en 40 Fw.

Artikel 2:9 Burgerlijk Wetboek (BW) draagt bestuurders van rechtspersonen op hun bestuurstaak behoorlijk te vervullen. Indien het bestuur dat nalaat en het bestuur valt van het onbehoorlijk bestuur een ernstig verwijt te maken, zijn de bestuurders (hoofdelijk)

De Stichting MC Amstelveen (de ‘Stichting’) was hoofdelijk aansprakelijk jegens Rabobank voor een lening van € 3,65 miljoen. De bestuurder van de Stichting was tevens indirect bestuurder van de twee BV’s die de leningnemers waren.

Een thuiszorgorganisatie heeft financiële problemen. Op enig moment (in januari 2009) worden de activa overgedragen vanuit een BV naar een stichting. Een tweetal bestuurders van de BV en de verkrijgende stichting, die inmiddels is gefuseerd met andere

In de procedure ging het (initieel) om een partij die tegelijkertijd aandeelhouder en schuldeiser was van een vennootschap die failliet was verklaard nadat het bestuur eerst surseance van betaling had aangevraagd.

X BV drijft een uitzendbureau. De vennootschap is in 2013 opgericht en is in 2016 failliet verklaard. De jaarrekeningen van X over 2013, 2014 en 2015 zijn niet op tijd gedeponeerd. De jaarrekeningen over 2014 en 2015 waren op 27 september 2016 – datum

Eind 2011 is X BV opgericht. Y BV en Z houden ieder 50% van de aandelen in X. A en B zijn op hun beurt ieder de (enig aandeelhouder en) bestuurder van respectievelijk Y en Z. Y en Z waren gezamenlijk bevoegd bestuurders tot 25 april 2012, wanneer Y wordt

X BV is opgericht door Y en Z BV en richt zich op de productie van onbemande helikopters. In 2010 is een participatieovereenkomst gesloten tussen X, de aandeelhouders en drie investeerders, waarbij de investeerders geld ter beschikking stellen.

Beoordeeld dient te worden of de beslissing van de bank om over te gaan tot executie als misbruik van recht dient te worden beschouwd. Voorop staat dat daarvan slechts in uitzonderlijke situaties sprake is.

Op 20 december 2013 wordt het faillissement uitgesproken van J. Norder Beheer BV. De curator ziet in de boeken van de failliet een rekening-courantvordering staan ter hoogte van € 306.

Aviabaltika heeft de bank Ūkio bankas opdrachten verstrekt tot het (doen) stellen van bankgaranties. De begunstigden van die garanties zijn handelspartners van de opdrachtgever Aviabaltika.

X is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met haar zetel in Dortmund (Duitsland). Een filiaal van X is in 2004 ingeschreven in het handelsregister in Sofia (Bulgarije). In 2007 is door de rechter in eerste aanleg in Dortmund eerst een voorlopige

Op grond van de huidige jurisprudentie wordt bestuurdersaansprakelijkheid via artikel 2:11 BW uitsluitend ‘doorgelegd’ naar indirecte formeel bestuurders, doch niet naar indirecte beleidsbepalers. In de literatuur gaan stemmen op om de doorbraak via artikel 2:11 BW uit te breiden naar de indirecte beleidsbepalers. De vraag die in deze bijdrage centraal staat, is of de figuur van de indirecte beleidsbepaler onder de reikwijdte van artikel 2:11 BW dient te vallen.

Met het arrest De Klerk q.q. en El Ayoubi / Hautvast heeft de Hoge Raad bevestigd dat het de curator niet is toegestaan actief in strijd te handelen met een tussen de failliet en een derde bestaande overeenkomst. Verwijzend naar Credit Suisse/Jongepier en Koot Beheer/Tideman levert dit een ‘categorie 3’ boedelvordering op. Daarnaast heeft de curator hiermee een regel overtreden als bedoeld in Prakke/Gips en leidt zijn handelen tot persoonlijke aansprakelijkheid van de curator.

Gifting betreft de situatie waarbij onder een akkoord een hogere klasse gesecureerde schuldeisers aan de oude aandeelhouders aandelen of een andere vorm van going concern-waarde doet toekomen. Dit is in strijd met de Absolute Priority Rule, de regel op grond waarvan de oude aandeelhouder geen uitkering toekomt indien sprake is van een tegenstemmende tussenliggende klasse die niet volledig is voldaan. De Nederlandse wetgever dient ongesecureerde schuldeisers in ieder geval de zekerheid te geven dat oude aandeelhouders niet samen met gesecureerde schuldeisers de vennootschap zullen voortzetten terwijl hun vordering wordt afgeschreven.