Aflevering 4

De afgelopen jaren heeft de Hoge Raad verschillende arresten gewezen over de invloed van het faillissement op wederkerige overeenkomsten, het fixatiebeginsel en de kwalificatie van vorderingen als boedelvordering, verifieerbare vordering of niet-verifieerbare

In de literatuur is een beweging zichtbaar waarbinnen verschillende auteurs ten aanzien van een aantal concrete bepalingen uit de Faillissementswet betogen dat deze van overeenkomstige toepassing zijn op de vereffening van een nalatenschap: de faillissementspauliana,

Kunnen partijen in hun overeenkomst een beding opnemen dat een vordering, die uit deze overeenkomst voortvloeit, op een bepaald moment bestaat? En heeft een dergelijk beding dan werking in het faillissement van de schuldeiser, in die zin dat de betreffende

Met ruim 80.000 Nederlandse webwinkels en een toenemende online concurrentie, wordt de kans een curator betrokken is bij een webshop-faillissement steeds groter. Een curator wil dan weten welke onderdelen van een failliete webwinkel voor kopers de meeste

Om het dak te repareren zolang de zon nog schijnt, wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid hard gewerkt aan het programma herijking faillissementsrecht. Ten aanzien van het voorontwerp voor het wetsvoorstel voor de Wet homologatie onderhands

Dit artikel bespreekt de financiering en uitwinning van werkkapitaal en de mogelijkheid tot aanwending daarvan in de bedrijfsuitoefening tijdens een afkoelingsperiode naar huidig recht, het Voorontwerp Insolventiewet van de Commissie Kortmann en onder

In het kielzog van het ‘flitsfaillissement’ van de Slotervaart- en de IJsselmerenziekenhuizen, buitelen de betrokkenen, maatschappij en politiek over elkaar heen over de schuldvraag én over de voorzienbaarheid van deze faillissementen.

De laatste kroniek van het insolventierecht verscheen een jaar geleden. De vele ontwikkelingen op het terrein van het insolventierecht rechtvaardigen een afwijking van de gebruikelijke verschijningsfrequentie van deze kroniek van eens per twee jaar.

Het openbaar ministerie (OM) verzoekt de rechtbank aan belanghebbende een bestuursverbod op te leggen als bedoeld in art. 106a e.v. Fw. Belanghebbende is de afgelopen jaren in de hoedanigheid van bestuurder en/of aandeelhouder bij 109 rechtspersonen betrokken

In deze uitspraak is de eigen aangifte van SecurCash van haar faillissement door de rechtbank afgewezen. De rechtbank overweegt dat ook als aan alle vereisten is voldaan om in staat van faillissement te worden verklaard, een daartoe strekkend verzoek

Deze uitspraak vloeit voort uit een verzetprocedure tussen de echtgenote van een failliete vastgoedondernemer en de curator van LCG Canada Financial Products 1 B.V. Het betreft een beslissing van de Hoge Raad op een incidentele vordering die strekt tot

X is belanghebbende van vennootschap Y. Y wordt failliet verklaard. X tekent ex art. 10 Fw verzet aan tegen de faillietverklaring van Y. De rechtbank wijst het verzet van X af. X gaat in hoger beroep.

De rechtbank heeft A B.V. op verzoek van G failliet verklaard. A is per 12 december 2017 ontbonden en in liquidatie. A had twee bestuurders. Als vereffenaar is bestuurder 1 aangesteld.

In januari 2019 is X VOF failliet verklaard. Hiertegen is X vervolgens in verzet gekomen, maar dit verzet is ongegrond verklaard. Vervolgens heeft X hiertegen beroep ingesteld. Daarbij verzoekt X het vonnis te vernietigen waarbij X failliet is verklaard.

X is middellijk (enig) aandeelhouder en (middellijk) bestuurder van vennootschappen die tezamen de Eurocommerce-groep vormen. In juli 2012 zijn vennootschappen uit deze groep failliet verklaard.

Bij Y zijn reststoffen opgeslagen van X. Y exploiteert opslag van de afvalstoffen maar is niet eigenaar van de grond, dat is de provincie Limburg. Voor de opslag zijn door X overeenkomsten gesloten met Y en Z, waarbij X bedragen aan Y en Z voldoet maar

De rechtbank heeft TZN op verzoek van Pensioenfonds Vervoer in staat van faillissement verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van Pensioenfonds Vervoer, alsmede dat TZN in de toestand verkeert

Een BV ging in beroep tegen de uitspraken op bezwaar tegen de aanslagen dividendbelasting. Voordat het tot een uitspraak kwam van de rechtbank failleerde de BV. De curatoren in het faillissement van de bv vroegen aan de rechter-commissaris toestemming

De Hoge Raad heeft op 22 februari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:268) geoordeeld dat één pandakte als basis kan dienen voor het vestigen van zowel een stil pandrecht als een openbaar pandrecht.

In deze bijdrage onderzoekt de auteur de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator jegens de houder van een pandrecht op een vordering van de gefailleerde. In paragraaf 2 bespreekt hij de belangen waarnaar de curator zich bij zijn taakuitoefening

Banken zijn, in hun hoedanigheid van kredietverstrekkers, doorgaans in staat om zich via het bedingen van alomvattende bankzekerheden met hoge voorrang op het vermogen van hun kredietnemers te verhalen.

De begunstigde (Rollecate) van de vooruitbetalingsgarantie kocht gevelelementen van een leverancier (Polux). Afgesproken was dat de begunstigde vooruitbetalingen zou doen, in ruil waarvoor de leverancier dan een terugbetalingsgarantie zou doen stellen.

In de onderhavige zaak trachten een ondernemer (appellant) en zijn partner (appellante) zich door vernietiging op grond van art. 1:89 BW te bevrijden van een aan Rabobank verstrekte privé-borgtocht, die strekte tot zekerheid voor een bedrijfsfinanciering.

X is middels Y BV de indirect bestuurder van twee werkmaatschappijen (Z1 BV en Z2 BV). A BV heeft in april 2017 een factuur verzonden aan Z1 voor geleverde diensten. Hiervan is betaling uitgebleven.

X BV heeft haar boekhouding laten verzorgen door maatschap Y. Op haar beurt heeft Y een lening aangetrokken bij maatschap Z. Z heeft daarop een pandrecht verkregen op alle activa van Y op grond van de rekening-courantovereenkomst, dit is tevens de pandakte.

X was indirect bestuurder van scheepswerf A BV. In 2005 is A failliet verklaard. X is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan schuldeiser Y, welke voorlopig is vastgesteld op € 1,5 miljoen.

Holding, Beheer en Recycling behoren gezamenlijk tot een groep van ondernemingen. Holding is moedermaatschappij van Beheer, die op haar beurt de moedermaatschappij is van Recycling.

In het eerste nummer van dit jaar besprak mr. A.J.P. Schild de dissertatie van de auteur van dit artikel over interne en externe bestuurdersaansprakelijkheid. De auteur is hem dankbaar dat hij daarvoor de tijd en moeite heeft genomen.

Op 15 februari 2019 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:236) een arrest gewezen over de aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap die een huurgarantie hebben afgegeven en deze niet konden nakomen.

Op 1 juli 2016 is de Wet civielrechtelijk bestuursverbod in werking getreden. Art. 106a t/m 106e Fw zijn toen aan de Faillissementswet toegevoegd. Deze artikelen maken het mogelijk dat de rechter op vordering van de curator of op verzoek van het Openbaar

In het arrest Credit Suisse/Jongepier q.q. maakt de Hoge Raad onderscheid tussen ‘actief’ en ‘passief’ wanpresteren van de faillissementscurator in overeenkomsten van de gefailleerde.

In haar artikel ‘Het internationaal privaatrecht inzake bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement en de rechtspersoon-bestuurder’ besteedt S.M. van den Braak kort aandacht aan de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (‘Wfbv’).

Diverse beoefenaren van het vennootschapsrecht plaatsen kritische kanttekeningen bij het gebruik in de rechtspraak van ernstig verwijt als vereiste voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid.

In dit artikel doen de auteurs verslag van hun onderzoek naar de kwantitatieve ontwikkeling van de bestuurdersaansprakelijkheidsrechtspraak in de periode 2003 t/m 2017. De conclusie van de auteurs is dat geen duidelijke stijging valt waar te nemen van

Aan de orde was dat de medeoprichter en (enig) bestuurder van een onderneming die onbemande helikopters produceerde en verkocht en in financiële moeilijkheden verkeerde, eind december 2011 het faillissement van de onderneming had aangevraagd.

De aanleiding voor onbevoegde vervreemding door de curator is een discussie over de uitleg van een zogenoemd cash-against-documents-beding (hierna: CAD-beding) in de koopovereenkomst tussen de leverancier en afnemer.

In deze zaak is op klachten van de Deken zowel het optreden van een advocaat in haar hoedanigheid van in 2006 benoemde curator beoordeeld, alsmede haar optreden – in 2013 – als advocaat van de enig aandeelhouder van de in 2006 gefailleerde vennootschap.

Y BV is in 2003 opgericht. De aandelen in Y zijn in 2010 overgedragen aan Z. X is in maart 2011 – op verzoek van Z – ingeschreven als bestuurder van Y in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

De bank verstrekte financieringen aan Eurocommerce Holding B.V., hierna te noemen Bestuurder X, was middellijk bestuurder van Eurocommerce. Y is de echtgenote van bestuurder X en is bestuurder/enig aandeelhouder van Vrobel.

HSK exploiteert een keten van kledingwinkels, A is de bestuurder van HSK. Bosma heeft in 2013 bouwproducten geleverd aan HSK voor circa € 6.000. De rekening daarvan bleef ondanks sommatie onbetaald.

In deze zaak had KBC in het kader van een rangregeling ter verdeling van de executieopbrengst van een 26-tal casco’s van binnenschepen in april 2001 haar vordering bij de rechter-commissaris aangemeld.

The case concerned two applicants, Ms. Boyadzhieva and a Bulgarian limited liability company, Gloria International Limited EOOD. Both applicants traded in pharmaceuticals. At different times from December 2005 to April 2006, the applicants sold medicaments

De vraag die in dit arrest centraal staat, is of de aldus aan de rechters van de lidstaten toegekende rechtsmacht exclusief is of slechts facultatief, in die zin dat de curator er ook voor zou mogen kiezen een dergelijke vordering in te stellen bij de

Op 1 juli 2018 zijn de Gedragscode Kleinzakelijke Financiering (‘Gedragscode’) en het Reglement Geschillenbeslechting Kleinzakelijke Financiering (‘Reglement’) in werking getreden. De minister heeft aangegeven de Gedragscode na drie jaar (2021) te zullen evalueren. In de tussengelegen periode wordt de Gedragscode jaarlijks in opdracht van de NVB gemonitord door de Stichting Economisch Onderzoek en de Universiteit van Amsterdam. Op 28 december 2018 is het eerste rapport verschenen met de titel ‘Monitoring Gedragscode Kleinzakelijke Financiering’. In dit artikel zullen enkele bevindingen uit dit rapport worden besproken.

In 2015 oordeelde de Hoge Raad dat bij uitleg van bankgaranties groot gewicht toekomt aan de (strikt te lezen) bewoordingen daarvan. Onlangs gaf zij een tweede uitlegregel, namelijk aan de hand van de onderliggende verhouding. Deze bijdrage gaat in op de achtergronden van deze twee uitlegregels en hun onderlinge verhouding. Voorts wordt behandeld de mogelijkheid van herstel van vergissingen. Een en ander geschiedt in het licht van recente rechtspraak.

Dit bericht bevat naast een overzicht over de cijfers van het aantal insolventies in Duitsland in 2018 een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in het Duitse zekerhedenrecht. Vergeleken met 2017 is het aantal insolventies in Duitsland verder gedaald. De ontwikkelingen in het Duitse zekerhedenrecht in 2018 hebben voornamelijk betrekking op leningen van aandeelhouders, de faillissementspauliana, borgtochten van werknemers en de eigen-afwikkeling van de insolventieprocedure door de gefailleerde. In verschillende arresten heeft het Bundesgerichtshof gedurende 2018 de relevante rechtspraak verfijnd en nader uitgewerkt om de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen te vergroten. Hierop wordt in dit artikel en detail ingegaan.