Aflevering 1

Gepubliceerd op 27 februari 2016

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 04-09-2024

FRP 2016/4 - Sign. - Minister voornemens Propertize te verkopen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Bij brief van 16 oktober 2015 heeft de Minister van Financiën de Tweede Kamer geïnformeerd over zijn voornemen Propertize BV, de rechtsopvolger van SNS Property Finance te verkopen. De minister streeft ernaar een eventuele verkoop begin 2016 af te ronden en sluit op voorhand geen partijen uit. In het verkoopproces maakt hij twee voorbehouden. Een verkoop vindt geen doorgang als de verkoopopbrengst niet voldoet aan de verwachting en het risico op de door de staat afgegeven garantie op de financiering van Propertize moet afnemen of gelijk blijven aan het huidige risico voor de Staat. De verkoopopbrengst moet leiden tot een verlaging van de EMU-schuld en daling van de rentelasten.

FRP 2016/5 - Sign. - Schikking bereikt met IJslands depositogarantiestelsel

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Na het recupereren van de volledige hoofdsom uit hoofde van Icesave moesten nog twee kwesties worden opgelost met betrekking tot het IJslandse depositogarantiestelsel (DGS). Het gaat om een vergoeding voor gemaakte uitvoeringskosten en gederfde rente, waarover DNB samen met de Britse Financial Services Compensation Fund een rechtszaak voerde tegen het IJslandse DGS en om een bedrag met een tegenwaarde van circa € 12 miljoen aan IJslandse kronen dat nog op een geblokkeerde rekening in IJsland stond die door geldende kapitaalrestricties niet geconverteerd konden worden. Beide kwesties zijn nu opgelost, met het IJslandse DGS is een schikking bereikt en de IJslandse autoriteiten hebben een ontheffing verleend voor de betaling van het geblokkeerde bedrag. Dit levert de Nederlandse Staat in ongeveer € 61 miljoen op. Na aftrek van juridische en proceskosten resteert een nettoresultaat van € 58 miljoen. Het dossier Icesave kan nu gesloten worden.

FRP 2016/6 - Sign. - Begin verkooptraject ASR Nederland NV

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het kabinet heeft besloten te beginnen met het verkooptraject voor verzekeraar ASR Nederland NV. De minister heeft de Tweede Kamer bij brief van 27 november 2015 geïnformeerd over deze voorgenomen verkoop. ASR is in 2008 in handen van de Staat gekomen door de aankoop van Fortis/ABN AMRO Nederland. Op 20 november 2015 heeft de beursintroductie van ABN AMRO plaatsgevonden en thans wil het kabinet overgaan tot de verkoop van ASR.

FRP 2016/7 - Sign. - Harmonisatie toezichtswetgeving Curaçao

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 9 november 2015 is door de Staten van Curaçao aangenomen de ‘Landsverordening tot wijziging van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994, de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf, de Landsverordening toezicht effectenbeurzen, de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs, de Landsverordening toezicht trustwezen, de Landsverordening Assurantiebemiddelingsbedrijf en de Landsverordening toezicht geldtransactiekantoren’ (korter aangeduid als: Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten; PB 2015, 67). Deze landsverordening geldt alleen voor Curaçao en is op 4 december 2015 gepubliceerd.

FRP 2016/8 - Sign. - Leidraad risicoprofielen geactualiseerd

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De AFM heeft de leidraad ‘Informatie over risicoprofielen’ uit 2010 geactualiseerd. De leidraad was in 2010 tot stand gekomen in afstemming met VBA beleggingsprofessionals, de beroepsvereniging voor beleggingsprofessionals. De VBA heeft eerder in 2015 haar rapport Risicostandaarden Beleggingen geactualiseerd. Omdat de leidraad van de AFM gebruik maakt van dit rapport van de VBA, is actualisatie van de leidraad noodzakelijk om de informatie uit beide documenten weer op elkaar aan te laten sluiten. Het doel van de leidraad is financiële ondernemingen te ondersteunen bij het centraal stellen van het klantbelang en bij het verbeteren van de kwaliteit van de informatieverstrekking aan consumenten. Met de aanbevelingen uit de leidraad wordt beoogd dat consumenten meer inzicht krijgen in de beleggingen en risico’s in een risicoprofiel en dat zij in staat zijn risicoprofielen en beleggingen met elkaar te vergelijken.

FRP 2016/9 - Sign. - Meer aandacht nodig voor betalingsachterstanden van hypotheekklanten

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Aanbieders van hypotheken kunnen hun klanten nog beter helpen als ze in de problemen komen met betalen, zo blijkt uit onderzoek van de AFM naar de dienstverlening van hypotheekaanbieders bij betalingsproblemen met hypotheken. Uit de BKR-hypotheekbarometer van april 2015 blijkt dat 112.000 Nederlandse huishoudens problemen hebben met het tijdig betalen van de maandelijkse hypotheeklasten. Hun aantal groeit. Ook heeft een groot aantal huishoudens een restschuldrisico doordat de hypotheek hoger is dan de waarde van de woning. Inzicht is de eerste stap op weg naar het vergroten van de grip die mensen in financiële problemen op hun situatie hebben. Hypotheekaanbieders hebben vaak onvoldoende of pas laat inzicht in de oorzaak van een betalingsachterstand en de financiële situatie van de klant. Zij zijn primair gericht op het incasseren van de betalingsachterstand en minder op het zoeken naar een duurzame oplossing. De AFM wijst erop dat aanbieders en klanten op basis van een goede analyse van mogelijke betalingsrisico’s het gesprek kunnen aangaan. De AFM oordeelt positief over de communicatie van een deel van de hypotheekaanbieders, die duidelijk, minder juridisch en niet dreigend van toon is. Over het algemeen kan de schriftelijke communicatie naar klanten echter nog beter.

FRP 2016/10 - Sign. - Vertrouwensmonitor banken draagt bij aan meer openheid en verantwoording over prestaties

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 28 september 2015 heeft de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) de Vertrouwensmonitor aan de AFM gepresenteerd. De banken geven met de Vertrouwensmonitor inzicht in de prestaties bij de diensten die ze aanbieden, zoals sparen, hypotheken en beleggen. Een groot deel van de prestaties is gebaseerd op het jaarlijks onderzoek van de AFM naar de mate waarin de banken en verzekeraars de klant centraal stellen, het Klantbelang Dashboard. De sector maakt met de Vertrouwensmonitor het grootste deel van deze scores ook per individuele bank openbaar en vult deze scores aan met de resultaten van eigen onderzoek om te toetsen hoeveel vertrouwen consumenten in banken hebben en hoe tevreden zij zijn over de dienstverlening van banken. De AFM moedigt de banken aan om naast de openheid op het gebied van producten, diensten en klantervaringen, ook transparanter te zijn over de voortgang van de gewenste duurzame verankering van het klantbelang in de cultuur van hun gehele organisatie. De AFM deelt verder de door de banken zelf geïdentificeerde verbeterkans ‘meer hulp bij financiële tegenslag’ en kan zich ook vinden in de verbeterkans ‘een meer persoonlijke invulling van klantcontact’. De AFM zou het toejuichen als de NVB meer diepgang toevoegt aan de meting van de begrijpelijkheid van de klantinformatie en klantcontact. Daarnaast is het van belang dat de Vertrouwensmonitor doorontwikkeld wordt en uitgebreid naar andere voor klanten relevante productgroepen.

FRP 2016/11 - Sign. - Wanneer bemiddelt of adviseert een VvE-beheerder?

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Omdat onder VvE-beheerders veel onduidelijkheid bestaat over de vraag wanneer een VvE-beheerder vergunningplichtig is, legt de AFM uit wanneer een professionele VvE-beheerder bemiddelt of adviseert en een vergunning moet hebben. Als een VvE-beheerder voor het afsluiten van een verzekering meer dan NAWTE-gegevens doorgeeft aan een verzekeraar of tussenpersoon, is er volgens de Wft sprake van ‘bemiddelen’. Een voorbeeld is het doorgeven van de gegevens over het te verzekeren gebouw bij het opvragen van offertes voor een opstalverzekering. Ook alle werkzaamheden die een VvE-beheerder na het afsluiten van de verzekering verricht (het assisteren bij het beheer en de uitvoering van de verzekering) vallen onder bemiddelen. Voor bemiddelen is een vergunning verplicht. Als er offertes zijn opgevraagd en de VvE-beheerder een specifieke verzekering van een bepaalde aanbieder aanbeveelt, is er volgens de Wft sprake van adviseren. De VvE-beheerder heeft ook hier een vergunning voor nodig. De AFM heeft VvE-beheerders die bemiddelen en/of adviseren tot 24 december 2015 de tijd gegeven om een vergunning aan te vragen. VvE-beheerders die dit niet hebben gedaan, moeten daar waar nodig hun activiteiten aanpassen.

FRP 2016/12 - Sign. - Kwartaalbericht 2016

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het Nederlandse wetgevingsproces rond de implementatie van de Wijzigingsrichtlijn transparantie (Richtlijn 2013/50/EU) heeft vertraging opgelopen. Hierdoor is de door de richtlijn voorgeschreven datum van 26 november 2015 niet gehaald. Nu de implementatie later plaatsvindt dan gepland, blijft het huidige regime vooralsnog van kracht. Dit roept wel de vraag op bij uitgevende instellingen of ze – kort gezegd – een kwartaalbericht uit moeten brengen over het eerste kwartaal van 2016. In het implementatiewetsvoorstel vervalt namelijk per 1 januari 2016 de verplichting om tussentijdse verklaringen algemeen verkrijgbaar te stellen (art. 5:25e Wft), ook als de implementatiewet pas na 1 januari in werking treedt. Om duidelijkheid te scheppen voor uitgevende instellingen geeft de AFM aan dat zij op dit punt niet handhavend zal optreden, omdat voorzienbaar is dat de verplichting komt te vervallen.

FRP 2016/13 - Sign. - Aandacht Nederlandse partijen op commodity-markt voor manipulatie benchmarks

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De AFM houdt sinds 1 januari 2015 toezicht op het verbod op manipulatie van benchmarks, inclusief die voor commodities. In een verkennend onderzoek naar commodity-benchmarks heeft de AFM met veel van de bij de totstandkoming van commodity-benchmarks betrokken partijen gesproken. Zij zeggen zich meer bewust te zijn van de risico’s van manipulatie door de Libor-affaire en de valutaschikkingen en zich bovendien meer bewust te zijn van het belang van integer gedrag. Hoewel de partijen verschillende ideeën hebben over de specifieke risico’s van manipulatie, is de gemene deler dat de vervlechting van verschillende activiteiten (productie, handel, opslag, verwerking) wordt gezien als een mogelijk risico. De AFM heeft haar bevindingen uit de verkenning gepubliceerd in het rapport Langs de financiële meetlat: Verkenning naar commodities (vrij vertaald: grondstoffen) en benchmarks in Nederland. In dit rapport staan ook vijf good practices, die marktpartijen kunnen toepassen ter versterking van hun bedrijfsvoering. De AFM zal in 2016 opnieuw aandacht hebben voor de commodity-sector, door na te gaan of de betrokken partijen adequaat beleid hebben om manipulatie van benchmarks te ondervangen en te controleren of de werking van dit beleid in de praktijk ook effectief is. Ook zal de AFM bekijken in hoeverre de vijf good practices zijn opgepakt.

FRP 2016/14 - Sign. - Gedragscode vergelijkingssites biedt goede handvatten om het klantbelang centraal te stellen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Eind 2014 constateerde de AFM dat de dienstverlening van de vijf grootste vergelijkingssites voor financiële producten in het algemeen in het belang van de klant was. Wel was er ruimte voor verbetering. Hiervoor had de AFM aanbevelingen, zoals het afschaffen van een ‘betaalde’ top drie, weergave van de daadwerkelijke premie (zonder tijdelijke of eenmalige kortingen die de verkeerde indruk wekken) en het niet standaard instellen van belangrijke variabelen als de hoogte van het eigen risico. De gedragscode vergelijkingssites komt tegemoet aan de aanbevelingen en biedt goede en concrete handvatten om de dienstverlening in het belang van de klant te laten zijn. De AFM verwelkomt dan ook het initiatief van vier grote vergelijkingssites om te komen tot deze gedragscode. Ook andere vergelijkingssites kunnen de handvatten uit deze gedragscode toepassen op hun dienstverlening. De AFM verwacht dat vergelijkingssites de gedragscode ook zullen toepassen op andere productvergelijkingen, zoals vergelijkingen van autoverzekeringen.

FRP 2016/15 - Sign. - Zorgverzekeraars verbeteren 
productontwikkeling aanvullende zorgverzekeringen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De AFM heeft onderzoek gedaan naar de productontwikkelings- en reviewprocessen van zorgverzekeraars en hun aanbod van aanvullende zorgverzekeringen en haar bevindingen besproken met de zorgverzekeraars die betrokken waren bij het onderzoek. Gebleken is dat de zorgverzekeraars over het algemeen hun productontwikkelings- en reviewproces voor aanvullende zorgverzekeringen goed hebben ingericht. Een belangrijk aandachtspunt is wel de kritische blik op het eigen productaanbod. De zorgverzekeraars hebben aangegeven het proces op bepaalde onderdelen te willen verbeteren en meer in lijn te brengen met het belang van de klant. De AFM en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houden toezicht op zorgverzekeringen. De AFM houdt daarbij gedragstoezicht op de aanbieders van de aanvullende zorgverzekering en de NZa is belast met gedragstoezicht op aanbieders van de basisverzekering, het toezicht op transparantiebepalingen (Wet marktordening gezondheidszorg) en de klachtenregelingen van aanbieders van ziektekostenverzekeringen voor consumenten. DNB is verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op alle zorgverzekeraars.

FRP 2016/16 - Sign. - Aanpakken pensioentekort voor veel Nederlanders nog te ingewikkeld

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Uit onderzoek van de Universiteit Leiden in opdracht van de AFM blijkt dat een derde van de Nederlanders na pensionering minder gaat ontvangen dan hun beoogde bestedingsruimte. Wanneer de waarde van de eigen woning wordt meegenomen in de berekening, heeft bijna een kwart nog steeds een tekort. Uit gedragswetenschappelijk onderzoek en analyses door de AFM van huidige initiatieven, blijkt dat alleen informeren niet voor iedereen een oplossing is. Door psychologische drempels en complexiteit van de materie komen veel mensen niet in actie om hier iets aan te doen. Ook het gebrek aan overzicht van mogelijke oplossingen speelt een rol. Dat blijkt uit onderzoek van de AFM. Samen met partijen in en rondom de pensioensector wil de AFM tot oplossingen komen, onder meer door het wegnemen van de barrières om in actie te komen en gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld via gepersonaliseerde digitale hulpmiddelen. Een persoonlijke aanpak in combinatie met periodiek digitale ondersteuning kan hindernissen overbruggen.

FRP 2016/17 - Sign. - Drie jaar short sell-registers: meer transparantie voor beleggers

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De Short Sell Verordening, die voorschrijft dat marktpartijen netto short-posities melden bij de AFM, is sinds 1 november 2012 van kracht. Na drie jaar concludeert de AFM dat de belangrijkste doelen zijn bereikt. Er is meer transparantie over netto short-posities voor beleggers, Europese toezichthouders hebben gebruik gemaakt van hun interventiebevoegdheden in exceptionele situaties en de afwikkelingsrisico’s van ongedekte shorttransacties zijn beperkter. Voor het te laat melden van netto short-posities heeft de AFM tot nu toe één bestuurlijke boete opgelegd en 26 waarschuwingen gegeven.

FRP 2016/18 - Sign. - Verbetering toetsingsproces DNB

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB heeft haar toetsingspraktijk laten onderzoeken aan de hand van een aan mensen die getoetst zijn aangeboden enquête en interviews met commissarissen en bestuurders over hun ervaringen met het toetsingsproces. Bestuurders en commissarissen herkennen in algemene zin het nut en de noodzaak van de toetsingen. Deze dragen bij aan de bewustwording over governance- en opvolgingskwesties en aan de kwaliteit van de functionarissen. De toetsingspraktijk van DNB wordt gemiddeld met een ruime voldoende gewaardeerd. Voor verbetering komen een aantal suggesties naar voren. DNB heeft besloten het toetsingsproces op een aantal punten te versterken, door dit meer inzichtelijk te maken en het seniormanagement van DNB er meer bij te betrekken, door meer inzicht te bieden in het toetsingsproces, de besluitvorming en de mogelijkheden voor bezwaar en beroep en door over het algemeen meer transparantie te bieden en meer informatie te geven.

FRP 2016/19 - Sign. - Uitkomsten onderzoek publicatievereisten beloningsbeleid

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Om vast te stellen in hoeverre verzekeraars voldoen aan publicatievereisten voor hun beloningsbeleid heeft DNB een self-assessment uitgestuurd. Aanleiding hiervoor waren de bevindingen van het benchmarkonderzoek uit 2014. Daaruit kwam naar voren dat de kwaliteit van de publicaties over het beloningsbeleid van verzekeraars over het algemeen onder de maat was. Uit de self-assessments blijkt dat verzekeraars in grote mate voldoen aan de gestelde eisen. Sectorbreed ziet DNB nog wel twee aandachtspunten voor de publicaties in 2016. Ook als de verzekeraar geen gebruik maakt van een externe adviseur, moet dit worden vermeld en om de transparantie over het beloningsbeleid te vergroten, is het van belang dat de publicatie goed vindbaar is, zowel via het jaarverslag als op de website.

FRP 2016/20 - Sign. - Update vervolgonderzoek naleving Sanctiewet

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Voor het project ‘Naleving Sanctiewet II’ is opnieuw uitvraag gedaan naar de naleving van de sanctieregelgeving bij banken, verzekeraars, pensioenfondsen en trustkantoren. De voorlopige resultaten komen overeen met de bevindingen uit eerdere inventarisaties. De systematische integriteitrisicoanalyse (SIRA) blijkt een vraagstuk te zijn. Instellingen hebben moeite om de te nemen maatregelen ter naleving van de sanctiewet te verbinden met hun specifieke risicoprofiel. Het complianceniveau is bij sommige instellingen onder de maat, bijvoorbeeld omdat te weinig maatregelen worden genomen om klanten met een hoog risicoprofiel met de benodigde diepgang te onderzoeken. Tegelijkertijd constateert DNB bij andere instellingen juist een overdaad aan compliancemaat-regelen. Een goede risicoanalyse kan zowel een tekort als een overdaad aan maatregelen voorkomen. In de onderzoeken naar de naleving van de sanctiewet kunnen ook positieve voorbeelden gemarkeerd worden. Deze wil DNB als good practices naar voren brengen om instellingen te ondersteunen in het ontwikkelen en gebruiken van een systematische risicoanalyse. Dit kan helpen om bijvoorbeeld verschillende typen klanten en activiteiten beter te koppelen aan de benodigde beheersmaatregelen. Daarbij geldt dat de sector ook initiatieven onderneemt met het oog op het verbeteren van de naleving van de sanctiewet. DNB komt in de loop van 2016 met (cross-sectorale) guidance omtrent de naleving van de sanctiewet.

FRP 2016/21 - Sign. - Zorgvuldige afweging omtrent 
renteafdekking ook in nieuwe ftk van groot belang

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Ook onder het nieuwe financieel toetsingskader (ftk) is een zorgvuldige afweging omtrent het afdekken van het renterisico door pensioenfondsen van groot belang. Dat blijkt uit een rapport dat DNB op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft opgesteld. Aanleiding vormde de motie van het Tweede Kamerlid Vermeij waarin wordt verzocht te onderzoeken of en in welke mate renteafdekkingen in het nieuwe stelsel tot problemen kunnen leiden. Een belangrijk uitgangspunt van de motie is dat renteafdekking bij een stijgende rente en inflatie tot problemen kan leiden. In DNBulletin van 25 november 2015 worden uitgebreid de aanleiding en de uitkomsten van het onderzoek besproken.

FRP 2016/22 - Sign. - Toezicht vooruitblik 2016

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 16 november 2015 heeft DNB de ‘Toezicht vooruitblik 2016’ gepubliceerd. Deze geeft een overzicht van de prioriteiten van DNB voor het komende jaar, zowel voor het reguliere toezicht als voor het thematische toezicht op banken, verzekeraars, pensioenfondsen en andere instellingen. Gebleken is dat de professionalisering bij financiële instellingen bij het bewaken van de integriteitsrisico doorzet, maar dat instellingen nog steeds onvoldoende kennis kunnen hebben van de risico’s die ze op dit terrein lopen. Met een ‘back-to-basics’-benadering, gericht op de basale naleving van de bestaande regelgeving, moet de financiële sector verder zijn verantwoordelijkheid nemen voor de beheersing van de risico’s.

FRP 2016/23 - Sign. - DNB onderzoekt strategie grote pensioenfondsen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB is in oktober 2015 bij grote pensioenfondsen een onderzoek gestart naar de strategie. Nu pensioenfondsen al jaren opereren in een veranderende omgeving en deze ontwikkelingen voortduren, acht DNB het belangrijk dat pensioenfondsen de ontwikkelingen niet afwachten, maar anticiperen op veranderingen en daarin hun koers bepalen. Voor pensioenfondsen gelden belangrijke strategische vraagstukken, en DNB wil dat zij weloverwogen nadenken over risico’s én over kansen. Bovendien moeten zij niet overvallen worden door ontwikkelingen waarop ze niet of niet tijdig kunnen reageren. Elk fonds zou over een concrete visie en strategie moeten beschikken zodat die een leidraad kan vormen in de beleidskeuzes van een fonds. Daarbij kan worden gedacht aan de keuze voor een bestuursmodel, of de selectie van bestuurders. DNB velt geen oordeel over de strategie zelf, maar wil wel dat het een weldoordachte strategie is, die wordt gemonitord, geëvalueerd, en waar nodig aangepast.

FRP 2016/24 - Sign. - DNB publiceert cijfers pensioenfondsen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB heeft op 17 september 2015 voor de eerste keer gegevens van individuele pensioenfondsen gepubliceerd. Een ieder kan nu op een eenvoudige manier snel kennis nemen van de belangrijkste cijfers van het eigen pensioenfonds, zoals de beleidsdekkingsgraad, de premie en de indexatie.

FRP 2016/25 - Sign. - Europees bankentoezicht kijkt met belangstelling naar DNB-toezicht op gedrag en cultuur

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Internationale toezichthouders, waaronder de Europese bankentoezichthouders bij de ECB in Frankfurt, kijken met grote belangstelling naar het toezicht op gedrag en cultuur in de bestuurskamers van financiële instellingen zoals dat in de afgelopen jaren is ontwikkeld bij DNB. Gebleken is dat de aandacht voor het gedrag en de cultuur in financiële instellingen een waardevolle aanvulling vormt op de meer traditionele vormen van toezicht. Veel toezichtproblemen en incidenten kennen een gemeenschappelijke gedragsoorzaak. Door deze tijdig aan de orde te stellen en maatregelen te nemen, kan voorkomen worden dat de financiële instelling in gevaar komt.

FRP 2016/26 - Sign. - Trustkantoren moeten elkaar informeren bij overname doelvennootschappen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB heeft onderzoek gedaan onder trustkantoren die afscheid hebben genomen van doelvennootschappen om redenen van compliance. DNB heeft deze doelvennootschappen geïdentificeerd en vervolgens ‘gevolgd’. Tevens is gekeken naar hun beweegredenen en of het geïdentificeerde risico reden is geweest voor een melding bij FIU-Nederland. Uit het onderzoek blijkt dat 34 trustkantoren, in de periode van juli 2013 tot en met juni 2014, afscheid hebben genomen van 270 doelvennootschappen om compliance-overwegingen. Een kwart van deze doelvennootschappen vond vervolgens zijn weg naar een nieuw trustkantoor. In 40 van de 270 gevallen is het compliancerisico aanleiding geweest voor het oude kantoor om een Wwft-melding te doen bij de FIU-Nederland. DNB heeft geconstateerd dat van de doelvennootschappen die onderdak hebben gevonden bij een nieuw trustkantoor er in 15 gevallen door het oude kantoor tevens een Wwft-melding was gedaan. Daarbij heeft het merendeel van de nieuwe kantoren geen navraag gedaan naar de reden(en) waarom het oude kantoor afscheid nam van de doelvennootschap. DNB wijst er op dat de trustkantoren een gezamenlijk belang hebben bij het weren van foute cliënten uit de sector. DNB verwacht van alle trustkantoren dat zij bij aanname van een nieuwe cliënt zich op de hoogte stellen van de mogelijke reden(en) van het oude kantoor om afscheid te nemen. Het oude kantoor heeft hierbij ook een verantwoordelijkheid, namelijk om het andere trustkantoor volledig en proactief van informatie te voorzien. Tevens verwacht DNB dat trustkantoren hun organisatie zodanig inrichten dat zij hier op een effectieve wijze aan kunnen voldoen. DNB benadrukt eveneens de noodzaak dat als een trustkantoor besluit afscheid te nemen van een cliënt om compliance redenen, zij ook moet nagaan of dit bij FIU-Nederland gemeld moet worden.

FRP 2016/27 - Sign. - Herstelplannen pensioenfondsen leiden niet tot kortingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Pensioenfondsen hoeven ondanks een slechte financiële situatie de pensioenen vooralsnog niet te verlagen. Een gedeeltelijke verhoging van de pensioenen wordt door twee derde van de fondsen in 2018 voorzien. Dat blijkt uit beoordeling door DNB van de herstelplannen die 155 pensioenfondsen indienden vanwege hun te lage dekkingsgraad. Voor het plan dat Pensioenfondsen moeten maken bij een te lage dekkingsgraad, om financieel gezond te worden, is dit jaar een nieuwe systematiek in werking, het nieuwe Financieel Toetsingskader. Daarin krijgen fondsen meer mogelijkheden om over een langere periode te herstellen. Een herstelplan heeft dit jaar een langere horizon van maximaal twaalf jaar om te komen tot een gezonde verhouding tussen de verplichtingen en het vermogen.

FRP 2016/28 - Sign. - DNB in gesprek met de sector over duurzaam beleggen

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Binnen een beheerst beleggingsbeleid past naar het oordeel van DNB ook aandacht voor duurzaamheid. Dit geldt vanuit het oogpunt van risicomanagement, maar ook omdat dit kansen biedt voor de lange termijn en daarmee voor een toekomstbestendig pensioen. DNB is daarom gestart met een onderzoek naar duurzaam beleggen door pensioenfondsen. Eerste doel is daarbij om meer te weten over hoe pensioenfondsen nu invulling geven aan duurzaamheid. Zowel op het gebied van milieu, governance als sociale factoren.

FRP 2016/29 - Sign. - Risicoanalyse belangenverstrengeling

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB ziet het risico op belangenverstrengeling als een van de grootste integriteitsrisico’s voor pensioenfondsen. Daarom is het belangrijk dat pensioenfondsen grondig analyseren of en hoe dit risico zich bij het fonds kan voordoen. Ook vindt DNB het belangrijk dat fondsen die analyse vastleggen en procedures instellen om het risico tegen te gaan. Op die manier wordt de kans dat sprake is van belangenverstrengeling aanzienlijk verkleind. Uit onderzoek komt naar voren dat een deel van de fondsen een diepgaande analyse heeft gemaakt, maar dat andere fondsen nauwelijks een analyse hebben gemaakt en daardoor onvoldoende blijk geven het risico op belangenverstrengeling te doorgronden en te beheersen. Voor de meeste fondsen geldt dat de analyse verdieping behoeft. De focus ligt in de meeste analyses op de beheersmaatregelen. Er moet echter ook veel aandacht zijn voor de beoordeling van de risico’s zelf. Pas als de onderliggende risico’s goed in beeld zijn, kunnen beheersmaatregelen effectief zijn. DNB verwacht dat fondsen die hun risicoanalyse nog moeten verbeteren uiterlijk op 1 januari 2016 hun analyse hebben aangepast. De risicoanalyses moeten per 1 januari ook alle andere integriteitsrisico’s bevatten. DNB heeft als hulpmiddel de gebruikersgids ‘De integriteitsrisicoanalyse’ gepubliceerd.

FRP 2016/30 - Sign. - Proportionaliteit bij sleutelfuncties verzekeraars

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB is ingegaan op de vraag hoe ze aankijkt tegen een combinatie van sleutelfuncties bij één persoon. Een adequate positionering en bemensing zijn essentiële voorwaarden om de sleutelfuncties hun rol adequaat te kunnen laten vervullen. De positionering en bemensing moeten zijn toegesneden op de aard, omvang en complexiteit van de verzekeraar. Hoe groter en complexer de verzekeraar, hoe hoger de eisen zijn die gelden voor de positionering en bemensing van de sleutelfuncties. De verzekeraar is zelf verantwoordelijk voor een adequate inrichting van de sleutelfuncties.

FRP 2016/31 - Sign. - Basic-vergunningprocedure en gewijzigde vrijstellingsregeling

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB heeft op Open Boek Toezicht een aantal nieuwe pagina’s over Solvency II Basic en de gewijzigde vrijstellingsregeling geplaatst. Hierin wordt uitleg gegeven over de Basic-vergunningprocedure en de voorwaarden van de nieuwe vrijstelling, die op 1 januari 2016 in werking treedt. Schade- en natura-uitvaartverzekeraars met beperkte risico-omvang die aan de voorwaarden voldoen, kunnen een beroep doen op deze vrijstelling. Zij worden dan vrijgesteld van het prudentieel toezicht van DNB.

FRP 2016/32 - Sign. - Ontwikkeling betaalmarkt vergt flexibiliteit van de toezichthouder

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De snelle ontwikkelingen in het betalingsverkeer kunnen de betaalmarkt ingrijpend veranderen. Niet-bancaire partijen eisen een steeds grotere rol op. Voor DNB staat voorop dat het betalingsverkeer veilig, betrouwbaar en efficiënt blijft. Om dat te waarborgen, worden op Europees niveau de vergunningseisen aangescherpt en stelt DNB normen aan de beschikbaarheid en veiligheid van het betalingsverkeer. DNB heeft op haar website een analyse van de innovaties in het betalingsverkeer gepubliceerd en een beschrijving van het beoordelingskader dat zij hanteert. Ook gaat zij in op de rol van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer.

FRP 2016/34 - Sign. - Raad, Commissie en Parlement 
akkoord over tegengaan rentefraude

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
In de nacht van 24 november 2015 hebben de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement een akkoord bereikt over een Europese wet op de controle van financiële graadmeters. Deze wet moet rentemanipulatie zoals met Libor en Euribor tegengaan. Ook wisselkoersen en grondstoffen komen onder toezicht. De wet moet belangenverstrengeling bij makers van benchmarks tegengaan en hun manier van werken inzichtelijker maken. Daarbij komt er streng toezicht op beursindexen. In Nederland zal de AFM dit toezicht uitvoeren.

FRP 2016/35 - Sign. - Transparantie effectenfinancieringstransacties

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 16 november 2015 heeft de Europese Raad een verordening aangenomen die moet zorgen voor een grotere transparantie van effectenleningen en retrocessietransacties. De verordening moet het risico tegengaan dat zich handelsactiviteiten ontwikkelen buiten het gereglementeerde bankwezen of zonder passend toezicht. Door bindende transparantie- en rapportageverplichtingen beoogt de verordening de banken en andere financiële intermediairs te ontmoedigen om hun transacties onder te brengen bij het schaduwbankwezen, dat minder gereguleerd is. De verordening moet ervoor zorgen dat informatie over effectenfinancieringstransacties op een efficiënte manier wordt gerapporteerd aan transactieregisters en beleggers in instellingen voor collectieve belegging.

FRP 2016/36 - Sign. - Geactualiseerde regels elektronische betaaldiensten

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 16 november 2015 heeft de Raad een richtlijn aangenomen die de verdere ontwikkeling van een EU-brede markt voor elektronische betalingen tot doel heeft. In deze richtlijn is Richtlijn 2007/64/EG, die de rechtsgrondslag leverde voor de totstandbrenging van een EU-brede interne markt voor betaaldiensten, verwerkt. Die richtlijn wordt ingetrokken. Met de herziene richtlijn worden de regels aangepast in het licht van opkomende en innovatieve betaaldiensten, waaronder internet- en mobiele betalingen. Het is de bedoeling dat betalingen, vooral betalingen op afstand, in een beter beveiligde omgeving kunnen worden verricht.

FRP 2016/37 - Sign. - Inventarisatie problemen financiële regels

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De Europese Commissie inventariseert middels een call for evidence de problemen die mogelijk zijn ontstaan door de stortvloed aan wet- en regelgeving voor de financiële sector. De EU nam de laatste jaren meer dan veertig wettelijke maatregelen om de financiële stabiliteit te herstellen. Dit omvangrijke pakket kan leiden tot onbedoelde consequenties. “Het is belangrijk dat de EU-wetgeving de juiste balans vindt tussen het verkleinen van risico’s en het mogelijk maken van groei, zonder onbedoelde barrières te creëren”, aldus de Europese Commissie. Het nut van het pakket als zodanig wordt in de consultatie niet ter discussie gesteld. Volgens de Commissie is dankzij haar ingrijpen de financiële sector “meer schokbestendig en in een betere positie om de Europese economie te financieren en banen en groei te ondersteunen”. De consultatie liep tot 6 januari 2016.

FRP 2016/38 - Sign. - Europees depositoverzekeringsstelsel

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 24 november 2015 heeft de Europese Commissie een voorstel gepresenteerd dat ziet op stappen richting een Europees depositoverzekeringsstelsel (‘European deposit insurance scheme’, EDIS, Voorstel tot wijziging van verordening 806/2014 teneinde een Europees deposito verzekeringsstelsel op te richten (586/2015)). Tegelijkertijd heeft zij een mededeling gepubliceerd over de vervolmaking van de bankenunie, waarin een aantal risicoverminderende maatregelen zijn benoemd die de Commissie parallel aan het EDIS-voorstel wil uitwerken (Mededeling van de Commissie ‘Naar de volmaking van de bankenunie’ (587/2015, gepubliceerd op 24 november 2015)).

FRP 2016/39 - Sign. - Rapport risico’s en zwakheden financieel systeem EU

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De ESA’s hebben op 9 september 2015 hun gezamenlijke rapport over de risico’s en zwakheden in het financiële systeem van de EU gepubliceerd. Dit rapport zet de risico’s in het financiële systeem van de EU uiteen (wat betreft het bankwezen, de effectenmarkten en de verzekeringssector) met de focus op cross-sectorale kwetsbaarheden en ontwikkelingen. In het rapport is opgenomen welke risico’s aanhouden sinds maart 2015. De ESA’s roepen vanwege deze aanhoudende risico’s op tot krachtig optreden.

FRP 2016/40 - Sign. - Gezamenlijk werkprogramma 2016

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 5 oktober 2015 heeft het Gezamenlijk Comité van de ESA’s haar werkprogramma voor 2016 bekendgemaakt. Het Gezamenlijk Comité zal hoge prioriteit blijven geven aan consumentenbescherming en cross-sectorale risico analyse. Verder blijven de ESA’s gezamenlijk regelgevend optreden op belangrijke domeinen als pakketproducten en verzekeringsgerelateerde beleggingen (PRIIP’s) en de bestrijding van witwassen. Ook blijven de ESA’s de ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, zowel op EU als op internationaal niveau monitoren.

FRP 2016/41 - Sign. - ITS kredietbeoordelingen EKBI’s

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 11 november 2015 heeft het Gezamenlijk Comité van de ESA’s twee draft ITS gepubliceerd over kredietbeoordelingen door externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI’s). De ITS zijn opgesteld conform art. 136(1) en (3) van de Verordening kapitaalvereisten (575/2013/EU) en art. 109 (a) van Solvency II (2009/138/EC).

FRP 2016/42 - Sign. - Rapport beloningsbeleid

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 7 september een rapport gepubliceerd met een overzicht van het beloningsbeleid dat wordt gevoerd in de verschillende landen van de EU en verzamelde gegevens over de beloning van werknemers van instellingen in de EU. De analyse focust in het bijzonder op de identificatie van het personeel, de toepassing van uitgestelde beloningsarrangementen en de wijze waarop wordt uitbetaald. Ook wordt gekeken naar specifieke beloningscomponenten, zoals gegarandeerde variabele en vaste beloning en vertrekregelingen. Het aantal grootverdieners is sinds 2012 enigszins gedaald en ook de ratio tussen de variabele en vaste beloning die is uitbetaald in 2013 verder gereduceerd. Het rapport is opgesteld conform paragraaf (1) en (3) van art. 75 van CRD IV (2013/36/EU).

FRP 2016/43 - Sign. - DPM en SBRL taxonomie voor verzending toezichtsrapportage

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 9 september 2015 een update gepubliceerd voor de SBRL taxonomie die bevoegde autoriteiten moeten gebruiken voor het verzenden van informatie onder de EBA ITS voor toezichtsrapportage. De nieuwe taxonomie zal worden gebruikt voor de eerste rapportages onder de herziene liquiditeits- en leverage Ratio vereisten die voortkomen uit de Gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie.

FRP 2016/44 - Sign. - Resultaten Basel III monitoring Exercise 31 december 2014

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 15 september 2015 haar achtste rapport over de Basel III monitoring exercise met betrekking tot het Europese bankensysteem gepubliceerd. De monitoring is uitgevoerd parallel aan de monitoring die het Comité van Basel voor het bankentoezicht wereldwijd hebben uitgevoerd. Aan de hand van de monitoring wordt kort gezegd vastgesteld wat de impact is van de omzetting naar de Basel III eisen voor banken in de EU en wat de impact is van de volledige implementatie van de Richtlijn en Verordening kapitaalsvereisten (CRD IV/CRR).

FRP 2016/45 - Sign. - Amendementen Commissie final draft ITS additional liquidity monitoring metrics

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 25 september 2015 een opinie uitgebracht aan de Europese Commissie waarbij zij afwijkt van het voorstel van de Commissie de looptijdsklassen [maturity ladder] te verwijderen uit de EBA final draft ITS over extra liquiditeitsmonitoring meetinstrumenten. EBA onderschrijft echter het door de Commissie voorgestelde amendementen met betrekking tot de toepassingsdatum van de ITS, van 1 juli 2015 tot 1 januari 2016.

FRP 2016/46 - Sign. - Analyse belaste activa

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 30 september 2015 haar eerste analyse gepubliceerd van de belaste activa bij bankinstellingen in de Unie. Deze voorlopige analyse bevat belangrijke elementen voor toezichthouders in de Unie voor het inschatten van de duurzaamheid van de financieringsstructuren. Het rapport is opgesteld aan de hand van informatie die in 2015 is ontvangen van bijna 200 banken in de Unie. Er is geen indicatie dat sprake is van een algemene stijging van het niveau van belaste activa in de afgelopen jaren bij de bankinstellingen in de EU. Het rapport zal in de toekomst jaarlijks worden gepubliceerd.

FRP 2016/47 - Sign. - EBA vraagt verheldering over definitie hypotheekwaarde

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 5 oktober 2015 een opinie gepubliceerd met betrekking tot de definitie hypotheekwaarde (mortgage lending value, MLV), zoals gedefinieerd in de Verordening Kapitaalsvereisten (CRR). De opinie is bestemd voor de Europese Commissie en gerelateerd aan het mandaat van EBA technische standaarden op te stellen voor de harmonisatie van het concept hypotheekwaarde in de Verordening Kapitaalsvereisten (art. 124 (4)(a)). In de Opinie spreekt EBA zorgen uit over de mogelijk onbedoelde consequentie dat een geharmoniseerde definitie van hypotheekwaarde met betrekking tot de markt voor gedekte obligaties binnen de EU.

FRP 2016/48 - Sign. - Werkprogramma 2016

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 16 oktober haar werkprogramma voor 2016 gepubliceerd. De werkzaamheden van EBA voor 2016 zijn onderverdeeld in 8 strategische gebieden en 34 activiteiten. Het programma houdt ook een beschrijving in van de doelstellingen voor 2016, de verwachte resultaten en de belangrijkste outputs. EBA zal onder meer het raamwerk voor hefboom- en liquiditeitsvereisten onder de Richtlijn en Verordening Kapitaalsvereisten voltooien, input leveren bij de wetgevingsinitiatieven van de Europese Commissie, bijvoorbeeld op het gebied van gedekte obligaties en securitisatie, zij zal haar mandaat completeren onder de Herstel- en Afwikkelingsrichtlijn en de antwoorden verschaffen voor een Q&A tool met betrekking tot de implementatie van de raamwerken onder de Richtlijn en Verordening Kapitaalsvereisten en de Herstel- en Afwikkelingsrichtlijn.

FRP 2016/49 - Sign. - Stresstest 2016

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 5 november 2015 haar concept methodologie voor de EU-wijde stresstest in 2016 gepubliceerd, zodat hierover kan worden gediscussieerd. De stresstest zal in het eerste kwartaal van 2016 plaatsvinden en meer dan 70% van de bancaire sector in de EU bestrijken. Vraag is of de banken aan de relevante door de toezichthouders vastgestelde kapitaalratio’s kunnen blijven voldoen bij een ongunstige economische schok.

FRP 2016/50 - Sign. - Beloningsbeleid

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 12 november 2015 heeft EBA een rapport gepubliceerd met benchmarks voor het beloningsbeleid van instellingen. Daarbij gaat het om het gebruik van de mogelijkheid tot het vermeerderen van de maximale ratio tussen variabele en vaste beloning tot 200%. De Richtlijn kapitaalvereisten limiteert deze ratio tot 100%, met uitzondering van gevallen waarin de aandeelhouders hun toestemming hebben gegeven. Uit het rapport blijkt dat bijna alle lidstaten deze mogelijkheid hebben toegelaten, maar dat instellingen in slechts 15 lidstaten van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt.

FRP 2016/51 - Sign. - Rapportage en vergelijking kapitaalposities en blootstelling banken

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 24 november 2015 de uitslag gepubliceerd van de in 2015 gehouden EU-brede transparantie oefening en daarbij heeft zij per bank gedetailleerde informatie beschikbaar gemaakt over kapitaalposities, de blootstelling aan risico’s en de kwaliteit van activa bij 105 banken in 21 landen in de EER. De data zijn gepubliceerd met een hoog niveau van consolidatie en beslaan rond 70% van de totale bancaire vermogens. Publicatie van deze volledig vergelijkbare informatie, in gebruiksvriendelijk format, moet leiden tot een beter begrip van de kapitaalposities en blootstellingen binnen de bancaire sector in de EU en moet marktdiscipline stimuleren.

FRP 2016/52 - Sign. - Assessment Pillar 3 rapporten 2015

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EBA heeft op 27 november 2015 haar assessment van de jaarlijkse Pillar 3 rapporten van een deel van de Europese banken, met betrekking tot het financiële jaar 2014, vrijgegeven. Dit rapport vormt het eerste sinds de inwerkingtreding van de Verordening kapitaalvereisten dat de compliance van de banken vaststelt wat betreft de transparantievereisten die zijn neergelegd in de Verordening. Over het algemeen constateert EBA een verhoging van de kwaliteit van de rapportage, maar van volledige compliance met de nieuwe vereisten is nog geen sprake.

FRP 2016/55 - Sign. - Final Guidelines over Alternative Performance Measures

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
ESMA heeft op 5 oktober 2015 final Guidelines gepubliceerd over Alternative Performance Measures (APM’s). Een APM is een financiële maat voor historische of toekomstige financiële resultaten, de financiële positie, of cash flows, die anders is dan een financiële maat die is gedefinieerd of gespecificeerd in het toepasselijke kader voor de financiële rapportage. De guidelines zullen van toepassing zijn op degenen op wie vanaf 3 juli 2016 de plicht rust een prospectus op te stellen.

FRP 2016/56 - Sign. - Werkprogramma 2016

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
ESMA heeft op 7 oktober 2015 haar werkprogramma voor 2016 gepubliceerd waarin zij uiteenzet welke activiteiten zij in 2016 zal ondernemen en wat haar prioriteiten zullen zijn. Deze prioriteiten zijn in lijn met de ESMA Strategic Orientation 2016-2020. Het accent verschuift van het opstellen van regels naar het implementeren daarvan en het bevorderen van de convergentie van toezichtspraktijken. De belangrijkste activiteiten zullen zich richten op toezichtsconvergentie, de implementatie van MiFID II en MiFIR en, wat betreft het IT-programma, het verzamelen en beheren van gegevens, onder andere onder MiFID II/MiFIR, wat betreft kredietbeoordelaars en wat betreft de bescherming van beleggers.

FRP 2016/57 - Sign. - Inwerkingtreding gewijzigde Transparantierichtlijn

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de gewijzigde Transparantierichtlijn heeft SMA een viertal documenten op haar website gepubliceerd: een geüpdate Q&A, een nieuw standaard ‘Home Member State Disclosure form’, een nieuw standaardformulier voor de melding van belangrijke deelnemingen en een lijst van financiële instrumenten die onderworpen zijn aan meldingsvoorschriften.

FRP 2016/58 - Sign. - Handhavingsprioriteiten voor jaarrekeningen over 2015

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
ESMA heeft op 27 oktober 2015 haar jaarlijkse verklaring met betrekking tot de Europese gemeenschappelijke handhavingsprioriteiten voor 2015 gepubliceerd. Hierin staat uiteengezet op welke onderwerpen ESMA, tezamen met de Europese nationale toezichthouders als voornaamste aandachtspunten zal hanteren bij het beoordelen van de jaarrekeningen van uitgevende instellingen over 2015. De prioriteiten zijn de volgende: de impact van de situatie op de financiële markten, het kasstroomoverzicht en de daarmee samenhangende toelichting en reële waardebepaling en de daarmee samenhangende toelichting.

FRP 2016/60 - Sign. - Berekening van de solvabiliteit van de groep in het kader van equivalence

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EIOPA heeft op 25 september 2015 een Opinion gepubliceerd met betrekking tot de Berekening van de solvabiliteit van de groep in het kader van equivalence. De opinie is van belang voor verzekeringsgroepen die opereren buiten de Europese Economische Ruimte en derdelanden waarin de solvabiliteitsregimes gelijkwaardig worden geacht aan Solvency II.

FRP 2016/61 - Sign. - Identificatie en kalibratie risicocategorieën

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
EIOPA heeft op 29 september 2015 een advies ingediend bij de Europese Commissie over de identificatie en kalibratie van risicocategorieën van investeringen in de infrastructuur. EIOPA stelt voor een aparte activacategorie te creëren onder Solvency II voor investeringen in infrastructurele projecten. In deze asset class kan hoogwaardige infrastructuur worden opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met de complexe en heterogene kenmerken van deze investeringen.

FRP 2016/62 - Sign. - Gewijzigd reglement Commissie van Beroep Kifid

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De vernieuwing van de geschillenprocedure bij Kifid is per 1 oktober 2015 afgerond met het invoeren van het gewijzigde reglement van de Commissie van Beroep van Kifid. Enkele belangrijke wijzigingen zijn de volgende: (i) een beroep dat door overschrijding van de beroepstermijn of anderszins kennelijk niet-ontvankelijk is, kan door de Voorzitter (zonder zitting) worden afgedaan; (ii) een regeling voor vertrouwelijke stukken; en (iii) een verbeterde regeling voor verschoning en wraking van commissieleden. Andere wijzigingen zijn ingegeven door de noodzaak om het reglement zoveel mogelijk te laten aansluiten op het reglement van de Ombudsman en de Geschillencommissie en de in 2014 gerealiseerde, vereenvoudigde werkwijze van het financiële klachteninstituut. Ook is aansluiting gezocht bij de nieuwe Europese richtlijn over Alternatieve geschilbeslechting (ADR), die per 9 juli 2015 is ingevoerd.

FRP 2016/63 - Sign. - Inwisselen van traditionele valuta’s tegen eenheden van de virtuele valuta ‘bitcoin’ is vrijgesteld van btw (HvJ EU 22 oktober 2015, C-264/14, Skatteverket/David Hedqvist)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Volgens de Btw-richtlijn (2006/112/EG) zijn de leveringen van goederen en de diensten, die binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht, aan btw onderworpen. De lidstaten moeten echter vrijstelling verlenen voor onder meer handelingen betreffende “deviezen, bankbiljetten en munten die wettig betaalmiddel zijn”.

FRP 2016/64 - Sign. - Geen schadevergoeding wegens herstructurering Griekse schuld (Gerecht EU 7 oktober 2015, T-79/13)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Een 200-tal voornamelijk Italiaanse particuliere beleggers (Accorinti e.a.) wenst schadevergoeding voor schade die zij hebben geleden door een aantal besluiten van de ECB die zijn genomen in het kader van de herstructurering van de Griekse schuld. Zij stellen ongeveer € 12 miljoen te hebben verloren omdat bestaande Griekse obligaties in 2012 zijn omgezet naar nieuwe obligaties met een veel langere looptijd en met een nominale waarde van ongeveer de helft van de oorspronkelijke waarde. Zij voeren onder meer aan dat de ECB wel de institutionele beleggers (zichzelf en de nationale banken) heeft beschermd, maar niet de particuliere, en dit in strijd met verklaringen van voorzitters Trichet en Draghi. Het Gerecht van de EU wijst de vorderingen af. In het kader van het monetaire beleid kunnen investeerders zich niet beroepen op principes van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen. Het Gerecht wijst er op dat beleggers op de hoogte waren van de economische realiteit en de onzekere toestand in Griekenland.

FRP 2016/65 - Sign. - OMT-programma blijft binnen kader van de Verdragen van de Unie (HvJ EU 16 juni 2015, C-62/14, ECLI:EU:C:2015:400, «JOR» 2015/263, m.nt. prof. mr. B. Bierens)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De verwijzende rechter vraagt zich af of een programma voor de aankoop van staatsobligaties op de secundaire markt (het OMT-programma, dat staat voor het programma inzake Outright Monetary Transactions) zoals het in het persbericht aangekondigde programma kan vallen onder de in het primair recht vastgestelde taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB).

FRP 2016/67 - Sign. - Transactierapportageverplichting (CBb 6 juli 2015, ECLI:NL:CBB:2015:243, «JOR» 2015/298, m.nt. mr. M.T.G. Schoonewille)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De door appellante aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding de overtreding niet verwijtbaar te achten. Van de door appellante gestelde overmacht is geen sprake. De gegeven waarschuwing had appellante moeten doen beseffen dat AFM naleving van de transactierapportageverplichting van groot belang acht en dat zij maatregelen moest treffen om zeker te stellen dat deze verplichting in de toekomst blijvend zou worden nageleefd. Dat de overtreding het gevolg is van ziekte en vertrek van X die verantwoordelijk was voor de transactierapportages komt voor rekening en risico van appellante. Ook de omstandigheid dat Y ervan uitging dat de transactierapportages dagelijks automatisch werden doorgezonden aan AFM en er niet van op de hoogte was dat dit handmatig gebeurde, brengt niet mee dat de overtreding niet verwijtbaar is. Juist voor een kleine financiële instelling als appellante is een sluitende inrichting van interne werkprocessen en systemen van belang omdat calamiteiten van grote invloed kunnen zijn op de dagelijkse gang van zaken.

FRP 2016/68 - Sign. - Feitelijk leidinggeven (CBb 2 september 2015, ECLI:NL:CBB:2015:312, «JOR» 2015/300, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van het in het vooruitzicht stellen van een rendement is bepalend wat de potentiële koper uit het aanbod, de overeenkomst en de presentatie van het product als geheel heeft mogen afleiden (zie ook CBb 7 april 2011, «JOR» 2011/187). De rechtbank heeft terecht overwogen dat de potentiële koper uit de door OVN beschikbaar gestelde documentatie en het doorlopen daarvan gezamenlijk met de verkoper, moet worden geacht te hebben afgeleid dat er een gerede kans was dat de kavels landbouwgrond door bestemmingsplanwijziging meer waard zouden worden. Dat het rendement afhankelijk is van een onzekere toekomstige gebeurtenis maakt niet dat reeds daarom geen sprake zou zijn van in het vooruitzicht stellen van rendement. Het College is dan ook met de rechtbank van oordeel dat OVN bij haar aanbiedingen een rendement in het vooruitzicht heeft gesteld als bedoeld in art. 1:1 Wft.

FRP 2016/69 - Sign. - Inlichtingenvordering – last onder dwangsom (CBb 21 september 2015, ECLI:NL:CBB:2015:287, «JOR» 2015/301, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten onder «JOR» 2015/302)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Bij uitspraak van 21 september 2015 («JOR» 2016/302) heeft het College geoordeeld dat de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen als bedoeld in art. 5:16 Awb en art. 1:74 lid 1 Wft, voor zover deze ten behoeve van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wft gestelde regels wordt uitgeoefend, in het licht van art. 50 lid 2 aanhef en onder a MiFID aldus moet worden uitgelegd dat deze behelst de bevoegdheid om kopieën van gegevens en bescheiden te vorderen.

FRP 2016/70 - Sign. - Inlichtingenvordering – last onder dwangsom (CBb 21 september 2015, ECLI:NL:CBB:2015:288, «JOR» 2015/302, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten, tevens behorend bij «JOR» 2015/301)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
In art. 50 lid 2 aanhef en onder a MiFID is bepaald dat de bevoegde autoriteiten ten minste over de bevoegdheid moeten beschikken om toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift daarvan te ontvangen. Naar het oordeel van het College ligt in de bevoegdheid om van ieder document een afschrift te ontvangen zonder redelijke twijfel besloten de bevoegdheid om kopieën van documenten te vorderen. Het College ziet geen belemmeringen om de in art. 1:74 lid 1 Wft neergelegde bevoegdheid om inlichtingen te vorderen, voor zover deze wordt uitgeoefend in het kader van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wft gestelde regels, in het licht van art. 50 lid 2 aanhef en onder a MiFID zo uit te leggen dat deze mede omvat de bevoegdheid om kopieën van gegevens en bescheiden te vorderen.

FRP 2016/71 - Sign. - Intrekking vergunning trustkantoor (Rb. Rotterdam 2 juli 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:4651, «JOR» 2015/265, m.nt. mr. drs. M. van Eersel, reeds eerder gesignaleerd in FRP 2015, nr. 464 en nu in «JOR» voorzien van een noot)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB heeft aannemelijk gemaakt dat D vanaf de oprichting binnen A een (mede)beleidsbepalende rol heeft gehad en dat hij houder is van een middellijke, gekwalificeerde deelneming in de zin van art. 1, aanhef en onder g, Wtt. Het aandeel dat D in A houdt, is daarbij vergelijkbaar met dat van de overige aandeelhouders van A. Gelet hierop volgt de rechtbank het standpunt van DNB dat D binnen A materieel gezien eenzelfde positie had als de formele bestuurders en aandeelhouders. In de vergunningaanvraag en ook later heeft A D echter niet als (mede)beleidsbepaler opgegeven en niet opgegeven dat D een gekwalificeerde deelneming had in A. DNB stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat A door haar handelwijze bewust een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven, waarmee zij heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 3, lid 1, aanhef en onder b en c, Wtt en art. 5 Wtt.

FRP 2016/72 - Sign. - Feitelijk leidinggeven (CBb 17 juli 2015, ECLI:NL:CBB:2015:256, «JOR» 2015/266, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten, reeds eerder gesignaleerd in FRP 2015, nr. 462 en nu in «JOR» voorzien van een noot)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Ingevolge art. 5:1 lid 3 Awb in verbinding met art. 51 lid 2 en lid 3 Sr kan AFM een boete opleggen aan zowel de rechtspersoon die de overtreding heeft begaan als aan de natuurlijke persoon die feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. Het gaat het er bij feitelijk leidinggeven, als bedoeld in art. 51 lid 2 Sr, niet om vanuit welk kantoor de verboden gedragingen hebben plaatsgevonden of wie daar werkzaam was, maar of B maatregelen had kunnen nemen ter voorkoming van die verboden gedragingen maar dat niet heeft gedaan, terwijl hij daartoe wel bevoegd was binnen de organisatie van A en of hij, in dit geval door de gang van zaken in het kantoor in plaats Q aan X over te laten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedragingen zich voordeden.

FRP 2016/73 - Sign. - Heenzending bestuurder Delta Lloyd (Rb. Rotterdam 31 juli 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:5634, «JOR» 2015/267, m.nt. mr. J.A. Voerman onder «JOR» 2015/268, reeds eerder gesignaleerd in FRP 2015, nr. 458 en nu in «JOR» voorzien van een noot)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De beroepsgrond dat DNB de toezichtgeschiedenis ten onrechte mede ten grondslag legt aan haar conclusie dat Roozen niet geschikt is als bestuurder van DL en commissaris van DL Leven slaagt in zoverre dat de bestreden besluiten tot ongegrondverklaring van bezwaar in dit opzicht niet deugdelijk zijn gemotiveerd. De bestreden besluiten worden derhalve vernietigd. Aan de orde is of, gelet op het standpunt van DNB dat het handelen van Roozen rondom de invoering van de UFR de aanwijzing tot heenzending zelfstandig kan dragen, de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand kunnen blijven.

FRP 2016/74 - Sign. - Bevestiging boete Delta Lloyd (Rb. Rotterdam 31 juli 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:5635, «JOR» 2015/268, m.nt. mr. J.A. Voerman, tevens behorend bij «JOR» 2015/267, reeds eerder gesignaleerd in FRP 2015, nr. 459 en nu in «JOR» voorzien van een noot)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De rechtbank stelt voorop dat zij geen grond ziet om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van DNB dat de door Roozen en Hoek verkregen vertrouwelijke informatie bij openbaarmaking invloed zou hebben gehad op de prijzen voor instrumenten waarmee renterisico’s worden afgedekt. DNB heeft terecht geconcludeerd dat de transacties zijn aangegaan met gebruikmaking van de verkregen vertrouwelijke informatie omtrent de mogelijke invoering van de UFR, alsmede dat het besluit waarmee financieel voordeel werd behaald op deze vertrouwelijke informatie is gebaseerd. DNB stelt zich terecht op het standpunt dat DL Leven in de periode van 27 juni 2012 tot en met 2 juli 2012 art. 3:10 lid 1 aanhef en onder d Wft heeft overtreden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verwijten van DNB niet zien op handelingen van een willekeurige werknemer, maar op handelingen van de toonaangevende bestuurders van DL en (feitelijk) beleidsbepalers van DL Leven Roozen en Hoek en op het feit dat de overige beleidsbepalers en werknemers van DL Leven deze handelingen op geen enkel moment in de betreffende periode ter discussie hebben gesteld.

FRP 2016/75 - Sign. - Ernstige tekortkoming accountant bij controle DSB (CBb 18 november 2015, ECLI:NL:CBB:2015:362)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het CBb heeft in hoger beroep geoordeeld over de klacht van AFM tegen de accountant van Ernst & Young Accountants die een goedkeurende verklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening 2008 van DSB. De Accountantskamer verklaarde deze klacht over de (onder verantwoordelijkheid van de accountant uitgevoerde) controle al voor een belangrijk deel gegrond en legde hem de maatregel van berisping op. Zowel de accountant als AFM stelden hoger beroep in.

FRP 2016/76 - Sign. - Boetes wegens overtreding prospectusplicht ten onrechte opgelegd (CBb 26 oktober 2015, ECLI:NL:CBB:2015:340)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Volgens de AFM heeft V bij het aanbieden van de rentecertificaten art. 5:2 Wft (de prospectusplicht) overtreden, nu de tegenwaarde waarvoor de rentecertificaten zijn verworven (aanzienlijk) minder is dan € 50.000. De AFM heeft dit berekend op basis van de netto contante waarde-methode (ncw-methode). Deze methode is door V ook in haar jaarrekening gebruikt. Vanwege de lagere tegenwaarde vallen de certificaten niet onder de uitzondering van art. 5:3 lid 1 aanhef en onder c Wft. De AFM stelt dat de tegenwaarde als bedoeld in dit artikel een objectief criterium betreft. Volgens het tussenarrest van de Ondernemingskamer (1 februari 2011, LJN BP3801) staat economische waarde gelijk aan het begrip ‘fair value’. Volgens de IFRS/IAS-methode moet deze worden bepaald aan de hand van de meest betrouwbare waarderingsmethode. In casu had V volgens de AFM een waarderingsmodel moeten toepassen. Nu V in haar jaarrekening de ncw-methode heeft gebruikt, ligt het volgens de AFM in de rede ook bij de aankoop van de participaties aan te sluiten bij dat model. Volgens de AFM was het resultaat van de individuele onderhandelingen niet gelijk te stellen aan de ‘fair value’. De gehanteerde constructie diende om op misleidende wijze het objectieve karakter van het criterium van € 50.000 te omzeilen, zodat beleggers ten onrechte niet konden profiteren van de bescherming van de prospectusplicht.

FRP 2016/77 - Sign. - Boete wegens overtreden Wtt onterecht (Rb. Rotterdam 8 oktober 2015 ECLI:NL:RBROT:2015:7123, «JOR» 2015/336, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
DNB heeft op 23 en 24 oktober 2013 een onderzoek uitgevoerd bij eiseres. Tijdens dit onderzoek zijn bij wijze van steekproef zes dossiers van doelvennootschappen van eiseres onderzocht. Hierbij zijn tekortkomingen geconstateerd in twee van de zes dossiers. Bij besluit van 7 juli 2014 (het primaire besluit) heeft DNB eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 15.000 wegens overtreding van art. 10 Wet toezicht trustkantoren (Wtt) jo. de art. 12, 13, 14 en 18 van de Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren (Rib). Bij besluit van 18 december 2014 (het bestreden besluit) heeft DNB het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

FRP 2016/79 - Sign. - Boete wegens overtreding Wwft (Rb. Rotterdam 6 augustus 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:5650)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Bij besluit van 10 juli 2014 heeft het BFT een bestuurlijke boete van € 1.500 opgelegd wegens het niet identificeren en niet verifiëren van de uiteindelijk belanghebbende(n) (ook wel ‘Ultimate Beneficial Owner(s)’ genoemd) van cliënt X. Dit primaire besluit bevat ook een herhaling van een waarschuwing wegens overtreding van art. 5 Wwft. Het BFT heeft het door eiseres gemaakte bezwaar tegen de boeteoplegging en de waarschuwing ongegrond verklaard en eiseres heeft beroep ingesteld.

FRP 2016/80 - Sign. - AFM heeft vergunning gezien arbeidsverleden terecht niet verleend (Rb. Rotterdam 30 juli 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:5470)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Eiseres is eigenaar, feitelijk leidinggevende en beleidsbepaler van een eenmanszaak, een bedrijf voor financiële dienstverlening. Op 25 mei 2013 heeft zij een aanvraag ingediend voor een vergunning als bedoeld in art. 2:80 lid 1 Wft, voor het bemiddelen in financiële producten. De AFM heeft deze aanvraag afgewezen en het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. Eiseres stelt beroep in.

FRP 2016/81 - Sign. - DNB heeft in redelijkheid gebruik gemaakt van aanwijzing Pensioenwet (Rb. Rotterdam 28 augustus 2015 ECLI:NL:RBROT:2015:6242)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op grond van art. 150 aanhef en onder a Pw (zoals geldend voor 1 januari 2015), stelt een pensioenfonds de toezichthouder op de hoogte wanneer een pensioenregeling eindigt tijdens de periode waarin een kortetermijnherstelplan van kracht is. Op grond van art. 150 aanhef en onder b Pw (zoals geldend voor 1 januari 2015), gaat het pensioenfonds in een dergelijke situatie over tot het verzekeren bij een verzekeraar, overdragen aan een verzekeraar of onderbrengen bij een pensioenfonds van de pensioenverplichtingen. Dit gebeurt op basis van een procedure die ter kennis en instemming van de toezichthouder wordt gebracht.

FRP 2016/82 - Sign. - Boete voor feitelijk leidinggeven aan overtreding bankverbod (Rb. Rotterdam 24 juli 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6173)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
A heeft van 26 mei 2011 tot en met 27 januari 2012, obligatieovereenkomsten met anderen dan professionele marktpartijen afgesloten voor in totaal € 2.600.000 en van 16 juni 2011 tot en met 29 juli 2011 vijf kredietuitzettingen gedaan naar L voor in totaal € 1.930.862. Dit vormde volgens DNB een overtreding van het bankverbod. Op 16 februari 2013 heeft L die leningen terugbetaald aan A, waarmee de overtreding werd beëindigd. DNB heeft aan A een bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van het bankverbod van 16 juni 2011 tot 16 februari 2013 (art. 2:11 lid 1 Wft). Aan B en C is een bestuurlijke boete opgelegd wegens het feitelijk leiding geven aan deze overtreding. De rechtbank handhaaft de besluiten, maar matigt het boetebedrag.

FRP 2016/83 - Sign. - Geen dwaling bij aangaan swap, wel zorgplichtschending (Rb. Zeeland-West-Brabant 12 augustus 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5415, «JOR» 2015/299, m.nt. mr. P.G.M. Brouwer)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De vaststelling dat de bank voorafgaand aan de renteswapovereenkomst in juni/juli 2007 aan Ganzestad de benodigde informatie heeft gegeven om te voorkomen dat deze in dwaling zou geraken brengt niet zonder meer met zich mee dat Rabobank daarmee voldaan heeft aan de op haar rustende verbintenissen die samenhangen met de uitoefening van haar bijzondere zorgplicht. Volgens vaste rechtspraak (o.a. Hof ’s-Hertogenbosch 15 april 2014, «JOR» 2014/168) geldt dat Rabobank tegenover Ganzestad de zorg in acht moet nemen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Dit volgt uit de werking van art. 7:401 BW. In dit geval staat buiten kijf dat Rabobank niet alleen als kredietverstrekker maar ook als adviseur is opgetreden. De omvang van de bijzondere zorgplicht hangt af van omstandigheden van het geval, waaronder onder meer de mate van deskundigheid, relevante ervaring van de klant en de complexiteit van het product.

FRP 2016/85 - Sign. - Gedwaald bij aangaan renteswap (Hof Amsterdam 10 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4647)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Ter financiering van een pand heeft X bij de bank een geldlening betrokken van € 2 miljoen tegen een rente gelijk aan het driemaands Euribor-tarief verhoogd met een opslag van 1%. X heeft verder een renteswapovereenkomst gesloten voor € 15 miljoen met een looptijd van vijf jaar. X had op dat moment ook bij SNS een krediet uitstaan, van € 10 miljoen. ABN AMRO heeft X bericht dat zij voornemens was per 1 april 2009 een liquiditeitspremie in te voeren. X zou over het lopende krediet naast de verschuldigde rente een extra premie moeten betalen. X vernietigt de renteswapovereenkomst wegens bedrog en/of dwaling en vordert onder meer voor recht te verklaren dat de renteswapovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en ABN AMRO te veroordelen tot terugbetaling van de onder de renteswap betaalde bedragen.

FRP 2016/86 - Sign. - Bedingen Euribor-hypotheek onredelijk bezwarend (Rb. Amsterdam 11 november 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:7848)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
ABN AMRO heeft aan particulieren hypothecaire geldleningen verstrekt, met een rentevaste periode van één maand en tegen een rente waarvan de hoogte is gekoppeld aan het 1-maands Euribor tarief vermeerderd met een opslag (euribor-hypotheek). Fortis heeft soortgelijke hypotheken aangeboden. Stichting SdB en Stichting Euribar vorderen onder meer vernietiging van de in de overeenkomsten opgenomen bedingen uit hoofde waarvan ABN AMRO de opslag heeft gewijzigd.

FRP 2016/88 - Sign. - Bewijsopdracht dat bank niet heeft voldaan aan waarschuwingsplicht ligt bij belegger (Hof Amsterdam 12 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:5271) [Deze uitspraak is uit 2013; red.]

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het hof stelt vast dat sprake is van een beleggingsadviesrelatie tussen Merrill Lynch als professionele dienstverlener en A als particuliere belegger. Naar mening van het hof heeft A onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat Merrill Lynch niet heeft voldaan aan haar zorgplicht om vooraf naar behoren onderzoek te doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de cliënt. A heeft in 2001 samen met Merrill Lynch de questionnaire ingevuld, zodat Merrill Lynch naar behoren het bedoelde onderzoek heeft gedaan. Volgens het hof is niet vast komen te staan dat Merrill Lynch redelijkerwijs had moeten beseffen dat de antwoorden op de questionnaire niet overeenkwamen met de in werkelijkheid bestaande financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van appellant. Merrill Lynch mocht er daarom van uitgaan dat het risicoprofiel van appellant overeenkwam met het resultaat uit die antwoorden. Ook is het hof niet gebleken dat de portefeuille van aanvang af niet voldeed aan het risicoprofiel.

FRP 2016/89 - Sign. - Wijziging beleid stond verzekeraar vrij (Hof Amsterdam 20 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:103)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
A heeft sinds januari 1994 een lijfrentepolis bij Nationale-Nederlanden (NN) op basis van belegging in participaties. Op grond van art. 15 van de Algemene Voorwaarden (AV) had A het recht uitstaande participaties te doen omzetten in participaties in andere fondsen. Tot september 1998 werd een omzettingsverzoek de volgende dag afgewikkeld op basis van de slotkoersen van de dag voorafgaand aan de dag van het verzoek. Hierdoor kon A in de loop van een dag, naar aanleiding van de koersontwikkelingen van die dag, omzettingsopdrachten geven die afgewikkeld werden op basis van de hem bekende slotkoersen van de daaraan voorafgaande dag. Zo kon hij profiteren van zijn wetenschap van het koersverschil tussen de slotkoers van de vorige dag en de actuele koers ten tijde van zijn opdracht. Omstreeks 1998 wenste NN daarom een wijziging, waardoor verzoeken tot omzetting uiterlijk vóór 16.30 uur zouden worden gedaan en dat vervolgens zou worden afgewikkeld op basis van de slotkoers van de dag van het verzoek. A heeft geprobeerd die wijziging tegen te houden en NN in kort geding gedagvaard. Partijen zijn toen een schikking overeengekomen.

FRP 2016/90 - Sign. - Voorzieningenrechter onderschrijft fraudevermoeden bij ING (Vrzngr. Rb. Rotterdam 15 september 2015 ECLI:NL:RBROT:2015:7740)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
ING heeft op grond van vermoeden van fraude – een looncarroussel – de rekeningen van eiser op 9 januari 2015 geblokkeerd en de relatie opgezegd. Ook zijn de persoonsgegevens van eiser op grond van het Protocol ‘Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen’ voor acht jaar in het interne incidentenregister opgenomen. Eiser vordert het weer ter beschikking stellen van zijn bankrekeningen en het ongedaan maken van de registratie van zijn gegevens in het interne register, op straffe van een dwangsom.

FRP 2016/91 - Sign. - Dexia hoeft cassatieprocedures niet af te wachten (Hof Den Haag 27 oktober 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2907)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
89 leasebeleggers stellen (thans in hoger beroep) de vraag aan de orde of Dexia moet worden verboden hen in rechte te betrekken dan wel, voor zover Dexia een of meer van hen reeds in rechte heeft betrokken, moet worden bevolen mee te werken aan aanhouding van die zaken, een en ander in afwachting van twee bij de Hoge Raad aanhangige zaken.

FRP 2016/92 - Sign. - Geen waarschuwingsplicht bank (Hof ’s-Hertogenbosch 3 november 2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:4430)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Beheer BV heeft in januari 2004 aan Rabobank opdracht gegeven $ 1.000.000 over te maken naar een bankrekening in Zwitserland. Bij de overboeking is Beheer BV slachtoffer geworden van fraudeurs, waardoor het geld op een verkeerde rekening terecht is gekomen. Beheer BV heeft uiteindelijk $ 400.000 via een civiele voeging in een Zwitserse strafzaak teruggekregen. Bij de overboeking heeft Rabobank niet naar het IBAN van de begunstigde gevraagd en heeft Beheer BV de overboekingsopdracht niet met het IBAN aangeboden. In hoger beroep is aan de orde (1) of de zorgverplichting van Rabobank jegens Beheer BV in 2004 meebracht dat zij bij de acceptatie van de betalingsopdracht had moeten waarschuwen tegen het risico dat een dergelijke opdracht zou kunnen mislukken en (2) of Rabobank navraag had moeten doen naar het IBAN.

FRP 2016/93 - Sign. - Zorgplicht pensioenuitvoerder bij wijziging reglementen fonds (HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3229)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het hof heeft overwogen dat art. 17 PSW onder meer bepaalde dat het bestuur van een pensioen- of spaarfonds de deelnemers schriftelijk op de hoogte moest stellen van wijzigingen in de geldende statuten en reglementen van het fonds. Deze wetsbepaling strekte ertoe dat belanghebbenden inzicht werd verschaft in hun pensioenpositie opdat zij zo nodig zelf aanvullende voorzieningen konden treffen. De huidige Pensioenwet kent een soortgelijke bepaling, aldus het hof. De afschaffing van een regeling is de meest verstrekkende wijziging en bij uitstek van invloed op de pensioenpositie van de belanghebbenden. Nu het aanbod zoals gedaan in de brief van maart 2006 was vervat in de brief die kennis gaf van beëindiging van de eerdere regelingen en met die beëindiging rechtstreeks verband hield, kan de zorgplicht die op Bpf Bouw rustte ten aanzien van de kennisgeving van het aanbod naar oordeel van het hof niet los worden gezien van de zorgplicht die op haar rustte ten aanzien van de kennisgeving van het vervallen van die eerdere regelingen. Het antwoord op de vraag in hoeverre op Bpf Bouw een zodanige zorgplicht rustte, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang welke voor Bpf Bouw kenbare persoonlijke en financiële belangen voor personen als V waren betrokken bij het tijdig treffen van een vervangende voorziening in geval van beëindiging van de bestaande vroegpensioen- en VUT-regeling (HR 8 februari 2013, NJ 2013, 106). Naar oordeel van het hof heeft Bpf Bouw dit toetsingskader ten onrechte niet in aanmerking genomen bij antwoord op de grieven. In het bijzonder doet aan dat aan te leggen toetsingskader niet af dat V op een andere wijze dan de brief van maart 2006, bijvoorbeeld via een editie van Cordares Post, een brochure, of editie van ‘Bouwpensioen’, of door enig pensioenoverzicht, ervan op de hoogte is geraakt dat de bedoelde regelingen vervielen of vervallen waren en vervolgens is gestopt met het afdragen van premie, omdat niet is gesteld of gebleken dat V ook op de hoogte was van het aanbod in kwestie of dat aan de zorgplicht van Bpf Bouw ter zake de kennisgeving te dien aanzien was voldaan. Ook de stelling van Bpf Bouw dat zij niet verplicht was tot het doen van een aanbod is in dit verband niet van belang omdat de onverplichtheid van het aanbod niet meebrengt dat ten aanzien van de kennisgeving ervan de zorgplicht achterwege gelaten kan worden. Nu een aanbod is gedaan dient dan ook onderzocht te worden in hoeverre aan die zorgplicht is voldaan, aldus het hof.

FRP 2016/94 - Sign. - Verrekening boeterente buitensporig (Hof ’s-Hertogenbosch 27 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4341)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het hof is van oordeel dat de opzegging door SNS naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Het hof heeft daarbij meegewogen dat SNS na de opzegging nog twee jaar met A vruchteloos overleg heeft gevoerd ‘over een mogelijke uitweg uit deze impasse’, voor het verschuldigde bedrag per 15 december 2012 is opgeëist.

FRP 2016/95 - Sign. - Advisering tussenpersoon grond voor andere schadeverdeling (Rb. Zeeland-West-Brabant 9 september 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6812)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Aegon is bij tussenvonnis toegelaten tegenbewijs te leveren van de voorshands bewezen geachte stelling van eiser dat tussenpersoon X hem heeft geadviseerd effectenleaseovereenkomsten met Aegon (VermogensVliegwiel) te sluiten. Aegon is niet geslaagd in het tegenbewijs, zodat vaststaat dat X eiser heeft geadviseerd met Aegon effectenleaseovereenkomsten aan te gaan en dat Aegon daarvan op de hoogte was of behoorde te zijn. De stelling van Aegon dat zij het tegenbewijs niet kan leveren omdat X inmiddels is ontbonden en zij niet weet welke werknemer van X eiser heeft geadviseerd, leidt niet tot een ander oordeel, omdat van Aegon mag worden verwacht dat zij de tussenpersoon kan traceren, nu zij over alle relevante gegevens van deze tussenpersoon behoort te beschikken. Van Aegon mocht voorts worden verwacht dat zij een gedegen onderzoek deed naar de tussenpersoon alvorens een samenwerkingsovereenkomst aan te gaan. De rechtbank acht derhalve bewezen dat Aegon de tussenpersonen waarmee zij een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten, heeft gestimuleerd haar product bij de potentiële afnemer aan te prijzen. Dit impliceert dat zij daarvan op de hoogte was, althans moest zijn. De gevorderde verklaring voor recht dat Aegon jegens eiser onrechtmatig heeft gehandeld door schending van art. 41 NR 1999 wordt toegewezen.

FRP 2016/96 - Sign. - Dexia mag dossier niet sluiten (Rb. Midden-Nederland 9 september 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:7604)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Dexia vordert een verklaring voor recht dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en G gesloten overeenkomst aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan G verschuldigd is. G stelt dat Dexia geen belang heeft bij de onderhavige vordering (art. 3:303 BW) en dat zij door het instellen daarvan misbruik maakt van haar bevoegdheid daartoe (art. 3:13 BW).

FRP 2016/98 - Sign. - Opzeggingstermijn te kort (Rb. Den Haag 14 oktober 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:11842)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Met verwijzing naar de Algemene Voorwaarden stelt de rechtbank voorop dat als uitgangspunt geldt dat Rabobank de kredietrelatie met Advistaal in beginsel te allen tijde kon opzeggen. De rechtsgeldigheid daarvan moet beoordeeld worden aan de hand van de kredietovereenkomst en art. 6:248 lid 2 BW. Rabobank en Advistaal hadden voor de opzegging een bankrelatie van circa acht jaar en een kredietrelatie van circa vier jaar. Advistaal is nooit buiten de afgegeven kredietfaciliteit getreden en is haar (betalings)verplichtingen altijd volledig en tijdig nagekomen. Ten tijde van de opzegging werd het krediet niet gebruikt en had de rekening een creditsaldo van circa € 40.000. Daarnaast heeft de Rabobank bij een kredietaanpassing in oktober 2010 meer zekerheden gekregen doordat onder andere de persoonlijke borgtocht van A was verhoogd naar € 50.000. Ook heeft Rabobank op geen enkele wijze haar voornemen tot opzegging kenbaar gemaakt en is Advistaal nooit naar de afdeling Bijzonder Beheer doorverwezen, die er juist is voor ondernemingen met problemen. Gezien dit alles is de rechtbank het met de curator eens dat de opzegging van het krediet met onmiddellijke ingang naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat al sinds juli 2010 gesprekken tussen partijen hebben plaatsgevonden, doet daar niet aan af. Uit de eerder aangehaalde aanscherping heeft Advistaal niet hoeven te begrijpen dat Rabobank het krediet op korte termijn wilde beëindigen, zeker gezien de daarbij verstrekte extra zekerheden. Door op 25 maart 2011 aan A mee te delen dat zij geen toekomst meer zag in Advistaal en drie dagen later de kredietovereenkomst per direct op te zeggen, heeft Rabobank Advistaal abrupt en onverwacht van haar kredietfaciliteit afgesneden, terwijl uit de prognose voor 2011 bleek dat Advistaal die in het tweede kwartaal wel nodig zou hebben. De rechtbank is het wel eens met Rabobank dat er goede redenen waren om bezorgd te zijn en dat van de bank niet kan worden verwacht dat deze een verliesfinanciering gaat faciliteren. De rechtbank vindt echter niet dat de bank feitelijk niet anders kon handelen dan zij heeft gedaan. De belangen van Rabobank bij de beëindiging van de kredietrelatie met Advistaal waren op dat moment relatief beperkt. Gelet ook op de op de bank rustende zorgplicht had Rabobank haar belangen op een andere, voor Advistaal minder bezwarende, wijze kunnen en moeten dienen. De rechtbank concludeert dan ook dat het gebruik van de opzeggingsbevoegdheid van Rabobank naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en onder de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar was en niet voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

FRP 2016/99 - Sign. - Vereniging Woekerpolis deels niet ontvankelijk (Rb. Den Haag 28 oktober 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:12213)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De vereniging Woekerpolis.nl had bij de rechtbank Den Haag een collectieve actie ingesteld tegen verzekeraar Aegon over 115 beleggingsverzekeringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat voor 112 daarvan onvoldoende vaststaat dat de vereniging voldoet aan de in de wet neergelegde eisen voor het voeren van een collectieve actie. Hiervoor is nodig dat de door de vereniging ingestelde vorderingen de bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen als doel hebben.

FRP 2016/100 - Sign. - Stuitende werking collectieve actie geldt ook ten aanzien van vernietigingsbevoegdheid 1:89 BW (HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het hof heeft in een ‘eegaleasekwestie’ twee prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld: “strekt de stuitende werking op de voet van art. 3:316 BW van een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW zich uit tot de verjaring van de buitengerechtelijke bevoegdheid tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens art. 1:89 BW?” en bij een bevestigend antwoord op die vraag: “leidt alsdan een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken tot hetzelfde rechtsgevolg als het instellen van een nieuwe eis in de zin van die bepaling?”

FRP 2016/101 - Sign. - Tekortkomingen LTO Noord en LTO Verzekeringen bij verkoop effecten aan leden (Rb. Noord-Holland 19 augustus 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:7302)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Eisers zijn agrariërs. Zij hebben op advies van LTO Noord Verzekeringen Leven BV, de verzekeringstak van LTO Noord, zogenaamde ‘Hypo Notes Securities’ aangekocht ter financiering van recreatiepark Hof van Saksen. De uitgevende vennootschap is gefailleerd, de obligatieleningen zijn niet terugbetaald en ook niet alle couponrente is uitgekeerd. Eisers spreken LTO Noord (ook de Vereniging) en Verzekeringen (een dochtervennootschap) aan.

FRP 2016/102 - Sign. - Afwijking hofmodel (Rb. Limburg 23 september 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:8231)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Tussen partijen is niet langer in geschil dat voor gedaagde sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last. Partijen verschillen echter van mening over de verdeling van de schade. De ernst van de over en weer gemaakte fouten brengt mee dat het tekortschieten van Dexia zwaarder weegt dan de onoplettendheid van gedaagde. De bijzondere zorgplicht van Dexia strekt er juist toe haar te beschermen tegen onoplettendheid en lichtvaardig handelen. Verder heeft de Hoge Raad in zijn arresten van 5 juni 2009 overwogen dat het op basis van het verstrekte schriftelijke materiaal voor de afnemer voldoende duidelijk behoorde te zijn dat sprake was van beleggen met geleend geld en ook dat daaraan financiële risico’s waren verbonden. Indien de overeenkomst en de stukken voor gedaagde niet duidelijk waren, (mede) doordat zij de Nederlandse taal niet machtig is, had het op haar weg gelegen om te proberen de strekking van de overeenkomst te begrijpen, alvorens daarvoor te tekenen. Dit betekent dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die haarzelf kan worden toegerekend. De door gedaagde aangedragen factoren: haar ervaring (leek op het gebied van effectenlease), leeftijd en het ontbreken van kennis van de Nederlandse taal, zijn onvoldoende om bij de toepassing van art. 6:101 BW de schade anders te verdelen dan volgt uit de vaste, hiervoor genoemde, rechtspraak. Echter, de omstandigheid dat gedaagde een bijstandsuitkering genoot en zij na twee jaar een restschuld van € 18.658,84 zou hebben te voldoen, leiden tot de conclusie dat Dexia erop bedacht had moeten zijn dat gedaagde wellicht niet zou kunnen betalen. De hof-formule doet in dit geval onvoldoende recht aan de individuele omstandigheden. Alles tegen elkaar afwegend, is de kantonrechter van oordeel dat 1/10 deel van de nadelige gevolgen (de betaalde rente en de restschuld) vanwege eigen schuld voor rekening van gedaagde moet blijven. De verplichting tot schadevergoeding van Dexia bedraagt aldus 9/10 van deze nadelige gevolgen. Met verwijzing naar ECLI:NL:HR:2015:1198 geldt dat de wettelijke rente over de door Dexia te vergoeden inleg verschuldigd is telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg daadwerkelijk is voldaan. Dexia wordt voorwaardelijk, voor zover zij een A-codering aan BKR heeft doorgegeven, veroordeeld BKR te verzoeken deze door te halen.

FRP 2016/104 - Sign. - Renteswapovereenkomst vernietigd wegens dwaling (Hof Amsterdam 15 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3842; «JOR» 2015/334, m.nt. J.M. Atema en mr. P.F. Hopman)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
A heeft bij ING een kredietfaciliteit betrokken en het renterisico afgedekt met een renteswap. Daarbij heeft A een zogenaamde allowancefaciliteit afgesloten. A is op een gegeven moment op zoek gegaan naar een andere bank, omdat hij zich door ING misleid voelde vanwege de beoogde verhoging van de rente-opslag op de lening. ING heeft meegedeeld dat A de lopende geldleningen pas kon beëindigen als hij voor de nakoming van de marginverplichtingen uit hoofde van de swap aanvullende zekerheden stelde voor € 1,35 miljoen. A heeft de renteswap buitengerechtelijk vernietigd. A vordert in hoger beroep onder meer een verklaring voor recht dat de renteswapovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd, veroordeling van ING tot (terug)betaling van alle onder de renteswap betaalde bedragen, en betaling van € 88.123 ter zake van door ING veroorzaakte vertraging in de aflossing van de geldleningen.

FRP 2016/105 - Sign. - Bank heeft saldibewakingsplicht geschonden – 50% eigen schuld (Hof ’s-Hertogenbosch 22 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3660)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Het hof stelt allereerst vast dat sprake is van een effectenkrediet. ABN Amro heeft in 2007 een (doorlopend) krediet in rekening-courant verstrekt van uiteindelijk € 700.000. In de kredietovereenkomst is bepaald dat A van het krediet gebruik kan maken tot maximaal 70% van de beurswaarde van de op zijn naam bij ABN Amro gedeponeerde courante effecten en dat A op deze effecten aan ABN Amro pandrecht heeft verleend. Het krediet was onder meer bedoeld voor het beleggen in effecten en A heeft het enkel aangewend voor transacties in effecten. ABN Amro heeft als aanbieder van het krediet de door A opgedragen transacties uitgevoerd en de waarde van de effectenportefeuille van A diende als onderpand voor dit krediet. A heeft niet gehandeld in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep. Dit betekent naar oordeel van het hof dat aan A een effectenkrediet ter beschikking is gesteld (zoals ook is gedefinieerd in art. 1:1 Bgfo) tot maximaal 70% van de waarde van zijn effectenportefeuille.

FRP 2016/106 - Sign. - Zorgplichtschending bij swap met open positie (Rb. Oost-Brabant 22 juli 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:4429)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Hoewel in de stukken die Spant Best op 6 maart 2007 heeft ondertekend staat vermeld dat Rabobank bij het aangaan van de transactie handelt als wederpartij met een eigen belang en niet als adviseur van Spant Best, en dat Spant Best zonodig informatie bij onafhankelijke derden moet inwinnen, heeft Rabobank feitelijk advies uitgebracht aan Spant Best. Spant Best heeft de bank verteld over haar bouwplannen en heeft advies gevraagd over de mogelijkheden voor financiering. Zij wilde zekerheid over de rente die zij over de toekomstige financiering zou moeten betalen en Rabobank heeft toen het voorstel gedaan van een renteswap met uitgestelde ingangsdatum. Er was dus sprake van een adviesrelatie, uit hoofde waarvan op Rabobank een zorgplicht rustte jegens Spant Best, mede gelet op de maatschappelijke functie en deskundigheid van Rabobank.

FRP 2016/107 - Sign. - Schending zorgplicht, geen schade (Hof Arnhem-Leeuwarden 25 augustus 2015 ECLI:NL:GHARL:2015:6278)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Gedaagde heeft een eenmanszaak. In 2002 vraagt hij zijn bank Friesland Zekerheden Maatschappij NV om verhoging van zijn krediet ter financiering van een nieuw te openen winkel. Friesland heeft gedaagde daarbij een effectenkrediet aangeboden. Naar mening van gedaagde heeft Friesland hierbij haar bijzondere zorgplicht geschonden.

FRP 2016/108 - Sign. - Beoordeling vermogensbeheer naar recht van Zwitserland (Rb. Rotterdam 19 augustus 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6125)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Eiser in deze procedure treedt in twee hoedanigheden op, in privé en als gevolmachtigde van een besloten fonds voor gemene rekening (zonder rechtspersoonlijkheid), waarin leden van de familie van eiser het familievermogen hebben ingebracht (‘Beheer’). Eiser heeft zijn verhogen en het vermogen van Beheer op grond van beheerovereenkomsten laten beleggen door X. Daartoe zijn bankrekeningen geopend bij een Zwitserse bank. Tussen eiser en X is een conflict ontstaan over het beheer. Eiser vordert primair een verklaring voor recht dat X zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, secundair een verklaring voor recht dat X is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de beheerovereenkomst en zowel primair als subsidiair schadevergoeding. Meer subsidiair grondt eiser een vordering op onrechtmatige daad. Ook de statutair bestuurder van X, B, spreekt eiser aan.

FRP 2016/109 - Sign. - Eerste stappen op vastgoedmarkt (Rb. Noord-Holland 29 juli 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:6063)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Indien de dwaling van de borg is te wijten aan de wederpartij in dier voege dat zij is teweeg gebracht door gedragingen van die wederpartij zoals bedoeld in art. 6:228 lid 1 onder a en b BW, moet de dwaling voor rekening van de wederpartij blijven, ongeacht of sprake is van een particuliere of professionele borg (HR 3 juni 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1383). Los van de vraag of er al dan niet sprake is van zakelijke borgtocht, geldt dus dat DSB A en B (bestuurders en aandeelhouders van kredietnemer Jamati) in ieder geval had behoren in te lichten over hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten. Dit heeft DSB niet gedaan. Lehman Brothers was in oktober 2008, dus reeds voor het sluiten van de overeenkomsten van borgstelling op 22 december 2008, ten onder gegaan. Hierdoor was bij het aangaan van de borgtochten al duidelijk dat er grote risico’s waren op de financiële markt en op de vastgoedmarkt. Dit maakte dat er een gerede kans bestond dat het perceel bij verkoop te weinig zou opbrengen om de borgen buiten schot te houden. Dit mag naar oordeel van de rechtbank bij DSB bekend verondersteld worden en DSB had A en B ook over deze risico’s moeten inlichten. Dit geldt te meer nu DSB Jamati voor de aankoop van het perceel voor meer dan 100% heeft gefinancierd en DSB ermee bekend was dat A en B geen enkele ervaring hadden op de zakelijke vastgoedmarkt en dat zij het pand kochten ten behoeve van hun uitzendbureau met het idee om de rest van het pand te verhuren. Het beroep van A en B op dwaling slaagt met als gevolg de vernietiging van de overeenkomsten van borgtocht. De vordering van de curatoren zal daarom worden afgewezen. De reconventionele vordering van A en B de overeenkomsten van borgtocht wegens dwaling te vernietigen, wijst de rechtbank af wegens gebrek aan belang. In conventie is het beroep op dwaling immers aanvaard, wat de vernietiging van de overeenkomsten tot gevolg heeft.

FRP 2016/110 - Sign. - Strafbaarheid overtreding prospectusplicht (HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1784, «JOR» 2015/297, m.nt. prof. mr. D.R. Doorenbos)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Bewezenverklaard is dat de verdachte als feitelijk leidinggever van A BV in de periode van 1 november 2005 tot eind november 2006 effecten heeft aangeboden zonder dat ter zake van de aanbieding een prospectus algemeen verkrijgbaar was. Ten tijde van het plegen van dit feit werd deze overtreding aangemerkt als een economisch delict in art. 1 sub 2 WED en als zodanig ook strafbaar gesteld. Op 1 augustus 2009 is met de inwerkintreding van de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving de WED gewijzigd, waardoor de per 1 januari 2007 in art. 5:2 Wft neergelegde – uit het voordien geldende art. 3 lid 1 Wte 1995 overgenomen – prospectusplicht niet langer in art. 1 sub 2 WED was opgenomen. Naleving van de desbetreffende plicht kon worden gehandhaafd via het bestuursrecht. Met de inwerkingtreding op 1 juli 2011 van de Wijzigingswet financiële markten 2010 (Stb. 2011, 248) is genoemd art. 5:2 Wft opnieuw in art. 1 sub 2 WED ingevoegd. In de periode van 1 augustus 2009 tot 1 juli 2011 ontbrak in genoemde bepaling van de WED derhalve een verwijzing naar art. 5:2 Wft. Art. XII van de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving (Stb 2009, 327) luidt als volgt: “Ter zake van overtredingen die hebben plaatsgevonden of zijn aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.” De klacht van het middel stuit af op het hiervoor geciteerde artikel, nu het overeenkomstig de tenlastelegging bewezenverklaarde feit betrekking heeft op gedragingen die zijn gepleegd in de periode van 1 november 2005 tot eind november 2006, welke gedragingen op grond van het toen geldende art. 3 lid 1 Wte 1995 strafbaar waren.

FRP 2016/111 - Sign. - Enkele opmerkingen over de inzichtelijkheid van de Wet op het financieel toezicht naar aanleiding van de invoering van het toezicht op afwikkelondernemingen (FR 2015, nr. 9, p. 328, mr. A.A. Pasaribu)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Eén van de doelstellingen bij het ontwerpen van de Wft was dat deze inzichtelijk moest zijn. Deze doelstelling moet naar oordeel van de schrijver ook gelden voor aanvullingen op de reeds bestaande wet, niet alleen qua terminologie maar ook wat betreft structuur. Op dit laatste punt lijkt het bij aanvullingen op de Wft te schorten. De schrijver onderbouwt deze stellingen aan de hand van de per 1 januari 2015 in de Wft opgenomen regeling inzake afwikkelingondernemingen.

FRP 2016/112 - Sign. - Nieuwe Beloningsrichtlijnen EBA en de Wbfo: harmonisatievraagstukken andere samenloopproblemen (FR 2015, nr. 9, p. 337, mr. v. Gerlach)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
In maart 2015 heeft de EBA conceptrichtlijnen voor beheerst beloningsbeleid onder de vierde Richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) gepubliceerd. De definitieve richtlijnen zullen van toepassing zijn naast de (grotendeels) op 7 februari 2015 in werking getreden Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo). De schrijver bespreekt de verhouding tussen CRD IV en de Wbfo, en daarmee samenhangend de belangrijkste onderwerpen van de nieuwe richtlijnen in het licht van (met name) het bonusmaximum.

FRP 2016/113 - Sign. - Girale betaling en faillissement (FR 2015, nr. 9, p. 343, mr. R.E. van Esch)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijver bespreekt Hoge Raad 20 maart 2015 («JOR» 2015/251), waarin de Hoge Raad de vraag of de curator van de betaler terugbetaling kan verlangen als (i) de betaalopdracht de dag voor de dag van faillietverklaring is verstrekt, (ii) de debitering van de betaalrekening van de betaler op dezelfde dag heeft plaatsgevonden en (iii) de rekening van de betalingsbegunstigde pas op de dag van de faillietverklaring is gecrediteerd. Voor faillissementen die zijn uitgesproken na 20 maart 2015 heeft de Hoge Raad deze vraag bevestigend beantwoord. De schrijver bespreekt welke gevolgen dit heeft voor de rechtspositie van betaaldienstverleners.

FRP 2016/114 - Sign. - FinTech in de betaalketen (FR 2015, nr. 10, p. 367, mr. J.A. Voerman en mr. J. Baukema)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Onder de noemer FinTech vallen ondernemingen – veelal startups – die met nieuwe technologisch gedreven producten en/of diensten de financiële markten bestormen. De opkomst van FinTech in de betaalketen roept vragen op. De praktijk wijst uit dat het dikwijls op voorhand niet duidelijk is hoe een bepaalde FinTech-onderneming en/of haar product(en) in het licht van de Wft moet(en) worden gekwalificeerd, voornamelijk wat betreft de Wft-bepalingen die zien op de uitgifte van elektronisch geld en/of het verlenen van betaaldiensten. De schrijvers bespreken FinTech-ondernemingen die met deze laatste categorie Wft-bepalingen in aanraking komen. Zij behandelen daartoe eerst de betaalketen en de belangrijkste traditionele spelers daarbinnen toegelicht. Vervolgens gaan zij in op een recent rapport van het World Economic Forum op het gebied van FinTech in, onder andere, de betaalketen. Daarna bespreken zij het wettelijk kader rond het uitvoeren van betaaldiensten en behandelen zij een aantal bestaande FinTech ‘betaalproducten- en diensten’. Ten slotte bespreken zij de invloed van de voorgestelde Herziene richtlijn betaaldiensten (PSD II). Zij wijzen daarbij op een aantal aandachtspunten voor de financiële sector.

FRP 2016/115 - Sign. - Limieten aan posities in grondstofderivaten (FR 2015, nr. 10, p. 375, mr. G.A.M./ Verwilst)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Eén van de kernonderdelen van de herziening van MiFID betreft de invoering van positielimieten voor grondstofderivaten. De schrijver bespreekt de nieuwe regels en de werking daarvan in de praktijk. De achterliggende vraag bij positielimieten blijft: dragen positielimieten bij aan een efficiënte en ordelijke markt of veroorzaken zij het probleem waarvoor zij eigenlijk als oplossing moeten dienen? Veel zal uiteindelijk afhangen van de uiteindelijke uitvoering door de verantwoordelijke toezichthouders.

FRP 2016/116 - Sign. - Uniform derdelandenregime AIFMD: Nog een lange weg te gaan (FR 2015, nr. 10, p. 391, mr. R.E. Labeur)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
ESMA heeft de afgelopen zomer twee documenten gepubliceerd met betrekking tot het derdelandenregime en het Europees paspoort onder de Richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD). Het eerste document bevat ESMA’s opinie over de manier waarop twee AIFMD-regimes op dit moment functioneren, te weten (i) het Europees paspoort voor EU-beheerders en (ii) de verschillende nationale private placement regimes die voor niet-EU beheerders bestaan in de lidstaten die daarvoor gekozen hebben. Het tweede document bevat het advies van ESMA over de mogelijke toekomstige toepassing van het Europees paspoort op beheerders en alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s) gevestigd buiten de EU. De schrijver bepreekt ESMA’s visies en bevindingen die zijn opgenomen in het advies en de opinie. Daarbij staat hij specifiek stil bij ESMA’s constatering dat er binnen de EU geen eenduidige uitleg bestaat van het begrip ‘marketing’ uit de AIFMD. Voor de praktijk is van belang dat deze definitie wordt verduidelijk.

FRP 2016/117 - Sign. - De toetsing van bestuurders en commissarissen door DNB en de AFM (TvCo 2015, nr. 4, p. 167, mr. G.P. Roth en mr. J.S. Roepnarain)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijvers behandelen de betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets op grond van de Wft voor bestuurders, commissarissen ene leidinggevenden uit het tweede echelon. Zij behandelen zowel de toetsing, als de hertoetsing. Daarbij gaan zij uitgebreid in op de vraag of het hertoetsingstraject met voldoende waarborgen is omkleed. DNB en de AFM beschikken met het (her)toetsingsinstrument over een machtig instrument. Het gevaar bestaat er volgens de schrijvers uit dat dit instrument ook voor andere doelen wordt ingezet dan waar het voor is bedoeld, waarbij de toezichthouder bovendien te zeer op de stoel van de onderneming plaatsneemt, de schrijvers wijzen erop dat daarbij komt dat voor de toezichthouders tegenwoordig een vergaande beperking van aansprakelijkheid geldt, waardoor een en ander voor hen een relatief risicoloze aangelegenheid is geworden. Dit komt de toch al zwakke rechtspositie van afgetoetste bestuurders en commissarissen niet ten goede. De pendule is naar oordeel van de schrijvers te ver doorgeslagen naar de zijde van de toezichthouder en verhoging van de rechtsbescherming is vereist.

FRP 2016/118 - Sign. - Personeelscreening in de financiële sector: ‘Kwaliteit zakt weg’ (TvCo 2015, nr. 4, p. 175, drs. D. Mijnheer)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De financiële sector probeert met zelfregulering het gedeukte vertrouwen van consumenten terug te winnen. Het Dutch Securities Institute (DSI) krijgt hierin een steeds centralere rol. De schrijver interviewt DSI-directeur Jerry Brouwer. Hij overziet zowel de nieuwe tuchtrechtspraak voor banken als de verplichte personeelsscreening in de financiële sector. Brouwer waarschuwt voor afnemende alertheid.

FRP 2016/119 - Sign. - Disciplinaire maatregelen bij overtreding van compliance-policies (TvCo 2015, nr. 4, p. 187, mr. A.J.J.P.B.M. Kersten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijver bespreekt disciplinaire maatregelen bij het overtreden van compliance-policies. Daarbij gaat hij in op het arbeidstuchtrecht en het bankentuchtrecht. Aan medewerkers van banken kunnen zowel disciplinaire maatregelen door de werkgevende bank worden opgelegd, als door de Tuchtcommissie zoals bedoeld in het Tuchtreglement bancaire sector. De schrijver veronderstelt dat wangedrag een voorwaarde is om een werknemer/medewerker met een disciplinaire sanctie te mogen treffen. Dit wangedrag doet zich voor wanneer de werknemer zich niet gedraagt als een goed werknemer betaamt en heeft betrekking op de arbeidsrechtelijke verhouding. Vraag is of handelen in strijd met compliance-policies die niet beogen het belang van de werkgever te beschermen, wangedrag oplevert. De schrijver stelt voor om te bepalen dat schending van alle compliance-policies op zichzelf onacceptabel voor de werkgever is. Wat betreft het bankentuchtrecht is het onwenselijk dat een bankmedewerker die handelingen heeft verricht die in het maatschappelijk verkeer gelden als handelingen van de werkgevende bank, daarop persoonlijk met een tuchtklacht wordt aangesproken. Dit mag enkel gebeuren onder bijzondere omstandigheden en onder toepassing van strenge maatstaven. De schrijver spreekt onder meer de vrees uit dat met de invoering van het bankentuchtrecht de eigen verantwoordelijkheid van banken om integriteitsschendingen aan te pakken, verschuift naar partijen van buiten de organisatie van de bank.

FRP 2016/120 - Sign. - De zaak Theodore W. Urban of de aansprakelijkheid van de compliance officer (TvCo 2015, nr. 4, p. 194, mr. drs. B.D. Berendsen en mr. G.J.P. Jongh)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijvers onderzoeken naar aanleiding van de Amerikaanse zaak Theodore W. Urban hoe de aansprakelijkheid van compliance officers in verschillende landen is geregeld. In de VS heeft de SEC antwoord gegeven op de vraag wanneer compliance en legal personnel als supervisor wordt aangemerkt en welke verantwoordelijkheden daarbij horen. Ook werd door de SEC duidelijk gemaakt dat dit personeel aansprakelijk kan worden gesteld voor (hun rol bij) overtredingen van federal securities law, ongeacht hun status als supervisor. In een rechtsvergelijkend onderzoek wordt gekeken naar de positie in het Verenigd Koninkrijk, België en Nederland. Het Verenigd Koninkrijk komt het dichtst in de buurt van de VS. Nederland heeft het lichtste regime. De schrijvers geven een aantal overwegingen voor de Nederlandse situatie en roepen op tot een nadere discussie binnen de beroepsgroep over de positie van de compliance officer.

FRP 2016/121 - Sign. - Een alternatief voor het herstel van vertrouwen (TvCo 2015, nr. 4, p. 207, drs. M.D. Keuzenkamp)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijver verdedigt de stelling dat het transparant en inzichtelijk maken van een belangenafweging meer bijdraagt aan het herstel van vertrouwen dan de invoering van de bankierseed. In het verlengde daarvan stelt hij ook dat de ééndimensionale en eenzijdige nadruk op ‘het klantbelang centraal’-beleid symbool staat voor de beperkte werking van de bankierseed. Het artikel vormt de uitwerking van zijn afstudeerscriptie.

FRP 2016/122 - Sign. - De vroegtijdige publicatie van boetes door de AFM en DNB (TvCo 2015, nr. 5, p. 232, mr. G.P. Roth en mr. drs. M.R. Hosemann)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijvers bespreken het sinds 1 augustus 2014 geldende nieuwe publicatieregime voor boetes die zijn opgelegd door de AFM en DNB. Zij bespreken ter opfrissing eerst (globaal) het oude regime voor vroegtijdige publicatie door DNB en de AFM en zetten daarna uiteen welke wijzigingen daarin zijn doorgevoerd. Vervolgens duiden zij mede aan de hand van recente jurisprudentie, welke nieuwe vragen en onzekerheden het nieuwe publicatieregime met zich brengt. Daarbij wijzen de schrijvers op onderdelen in de huidige wetgeving die, wat duidelijkheid en eenduidigheid betreft, nog steeds te wensen over laten.

FRP 2016/123 - Sign. - Multidisciplinair regulatory risk-management (TvCo 2015, nr. 5, p. 240, mr. C.W.M. Vergouwen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Voor financiële ondernemingen zijn er meer en gedetailleerdere regels gekomen, over bijvoorbeeld kapitaal, rapportages aan toezichthouders, disclosure-verplichtingen aan klanten en aan de maatschappij. Maar ook is er een bankierseed gekomen, gesanctioneerd door tuchtrecht en worden beleidsbepalers en het tweede echelon getoetst en hertoetst door markttoezichthouders op geschiktheid en betrouwbaarheid. Toezichthouders, die zelf ook kritiek van de maatschappij te verduren kregen, zijn strenger geworden. Ze zijn eerder geneigd tot het handhaven via formele sancties en leggen in voorkomende gevallen hogere boetes op dan voorheen. DNB en AFM hebben hun toezichtactiviteiten uitgebreid met de ‘softere’ kant van ‘cultuur en gedrag’. Bovendien zijn onze (social) media effectieve verspreiders van nieuws en kritische oordelen, die leven in de samenleving. De schrijver bespreekt de vraag hoe een financiële onderneming hier adequaat mee om kan gaan. Wat zouden de uitgangspunten kunnen zijn en hoe kun je die in de dagelijkse toezichtpraktijk praktisch vorm geven, zodat je het regulatory risk effectief en efficiënt beheerst?

FRP 2016/124 - Sign. - De zaak-Delta Lloyd: consequenties voor compliance (TvCo 2015, nr. 5, p. 244, mr. R.J. de Doelder en mr. dr. A.G. Mein)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Met de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam over de bestuurlijke boete opgelegd aan Delta Lloyd en de aanwijzing tot heenzending van een prominent bestuurder van Delta Lloyd is een einde gekomen aan een slepend conflict tussen de financiële toezichthouder DNB en de verzekeraar. De schrijvers maken de balans op. Wat is de betekenis van deze zaak voor het integriteitsbeleid van financiële ondernemingen en de rol van de compliance officer?

FRP 2016/125 - Sign. - Europa’s financieel toezichthouder steven Maijoor over de hervormingen in de financiële sector (TvCo 2015, nr. 5, p. 250, drs. D. Mijnheer)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De Europese financiële toezichthouder ESMA heeft de afgelopen vijf jaar voor een stroom aan nieuwe financiële regelgeving gezorgd. Ook kwamen kredietbeoordelaars, hedgefunds en derivatenhandelaren opeens onder Europees toezicht te staan. De schrijver interviewt ESMA-voorzitter Steven Maijoor, die van oordeel is dat sprake is van een logische reactie op de financiële crisis. “In de wereld van de haute finance is het hopeloos misgegaan.”

FRP 2016/126 - Sign. - (Her)toetsing op geschiktheid als drukmiddel (TvCo 2015, nr. 5, p. 255, mr. G.J. Brugman)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijfster bespreekt de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam die volgde op het door Delta Lloyd, Delta Lloyd Leven en Roozen ingestelde beroep tegen het besluit van DNB tot aanwijzing om Roozen heen te zenden en aan de hand daarvan de (her)toetsing op geschiktheid door DNB. In het kader daarvan gaat zij eerst in op het wettelijk kader van de geschiktheidstoets, waarna de uitspraak aan bod komt. Vervolgens gaat zij in op de toetsing en hertoetsing in de praktijk, de kritiek op de gang van zaken rond (her)toetsing en de vraag of de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam over de aanwijzing tot heenzending van Roozen op enigerlei wijze tegemoet komt aan die kritiek.

FRP 2016/127 - Sign. - Heruitvinden van normen en minder regels (Ondernemingsrecht 2015, 110, prof. mr. drs. C.M. Grundmann-van de Krol)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Tijdens het afscheidssymposium dat op 28 november 2013 werd georganiseerd ter ere van het emeritaat van prof. mr. drs. C.M. Grundmann-van de Krol sprak zij een rede uit, waarvan dit artikel de ingekorte tekst vormt. Zij reageerde op bijdragen in het liber amicorum ‘Christels Koers’ en stond stil bij de vraag hoe nu verder met het financieel toezichtrecht. Uit de voordracht bleek van weinig enthousiasme voor de status quo. De schrijfster verwachtte een implosie van de regels over financieel toezichtrecht en een uit de as herrijzen van open normen waarvan de betekenis en inhoud ook kenbaar zouden zijn zonder een gedetailleerde invulling. In Ondernemingsrecht 2015, 155 vertelt de schrijfster dat nu, twee jaar later, haar positieve kijk aan het afnemen is.

FRP 2016/128 - Sign. - Doelstellingen, redenen en aard van financieel toezicht (Ondernemingsrecht 2015, 111, mr. K.W.H. Broekhuizen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Om de doelstellingen van financieel toezicht te duiden en te doorgronden is het dienstig begrip te hebben van de redenen van financieel toezicht. De redenen geven aan waarom financieel toezicht nodig is om de doelstellingen te bereiken. De schrijver zet uiteen hoe de redenen van financieel toezicht de doelstellingen als het ware inkleuren en licht daarnaast toe dat ter waarborging van een voor de kredietcrisis onvoldoende bewaakt publiek belang, een zwaar accent wordt gelegd op financiële stabiliteit als cruciale reden (en doelstelling) van financieel toezicht. De herrijzenis van dit publieke belang geeft ook ene hernieuwde lading aan de overige doelstellingen van financieel toezicht en heef tin zoverre de aard van het toezicht gewijzigd.

FRP 2016/129 - Sign. - Beleggersbescherming tussen Wft en nv-recht (Ondernemingsrecht 2015, 112, prof. mr. M.J.G.C. Raaimakers en G.J.H. van der Sangen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De invoering van het Wft-regime heeft niet geleid tot een herijking van het op de beurs-nv toepasselijke nv-recht. De schrijvers betogen dat het ontbreken van een duidelijke demarcatie van het op beurs-nv’s toepasselijke nv- en effectenrecht de handhaving van het effectenrechtelijke systeem van beleggersbescherming vertroebelt. Dat volgt uit hun analyse van de doorwerking van de rol die activistische aandeelhouders spelen bij de bepaling van de strategie, van de Nederlandse Corporate Governance Code, van de toepassing van de redelijkheid en billijkheid en het ontwikkelen van zorgplichten in enquêtezaken en van de onduidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de AFM en de Ondernemingskamer met betrekking tot de effectenrechtelijke handhaving van beleggersbescherming.

FRP 2016/130 - Sign. - Financieel recht en internationale financiële groepen (Ondernemingsrecht 2015, 113, prof. mr. E.P.M. Joosen en prof. mr. C.W.M. Lieverse)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijvers bespreken de drie typen financiële groepen die kunnen worden onderscheiden en de bijzonderheden die gelden als dergelijke groepen internationaal opereren. Zij gaan daarna in op de perikelen die zich in het toezicht op de internationale financiële groepen hebben voorgedaan tijdens de financiële crisis en de respons daarop van de internationale gemeenschap. Eén en ander heeft ertoe geleid dat reeds lang bestaande raamwerken voor het toezicht op internationaal georganiseerde groepen van financiële ondernemingen zijn aangevuld met nieuwe regels ter bestrijding van systeemrisico. Aan het toezicht op internationale financiële groepen is aldus een nieuwe dimensie toegevoegd. De doelstellingen van het toezicht op de financiële sector zijn uitgebreid met de beheersingsmaatregelen voor organisaties die ‘Too-Big-To-Fail’ of ‘Too-Interconnected-To-Fail’ zijn. Van een sluitend systeem is echter nog (lang) geen sprake, aldus de schrijvers.

FRP 2016/131 - Sign. - Gedrag & cultuur toezicht en de samenhang met de ‘governance’ van een financiële instelling (Ondernemingsrecht 2015, 114, mr. A.G. van Dijk en mr. W.H.J.M. Nuijts)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijvers bespreken de verwachting dat toezichthouders de aanjagers van cultuurverandering zijn. Zij bespreken in dat kader allereerst de roep om cultuurverandering aan de hand van met name de rol van DNB. Daarbij merken zij op dat ook de AFM in haar toezicht veel aandacht heeft voor gedrag & cultuur in de financiële sector en dat de AFM en DNB op dit vlak ook met elkaar samenwerken. De schrijvers bespreken het ontstaan en de ontwikkeling van het toezicht op gedrag & cultuur en blikken op hoofdlijnen vooruit hoe deze vorm van toezicht in hun optiek zich in de toekomst zal ontwikkelen. Ook de internationale (toezicht)gemeenschap erkent het belang van gedrag & cultuur langzaamaan steeds meer binnen het vakgebied ‘governance’, welke ontwikkeling de schrijvers ook bespreken. Daarbij gaan zij ook in op de vraag of er bij het onderwerp governance sprake is van (de ontwikkeling van) een labyrint van regels. Zij zijn van oordeel dat het risico daarop inderdaad toeneemt. Aan de hand van de ontwikkeling van gedrag & cultuur binnen het governance vakgebied willen de schrijvers ten slotte verkennen of een regelgerichte governance kan worden voorkomen.

FRP 2016/132 - Sign. - De verkorting van de oproepingstermijn in het wetsvoorstel Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken (II) (Ondernemingsrecht 2015, 122, mr. M.W. Josephus Jitta)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 19 oktober 2015 is bij de Tweede Kamer een nota van wijziging ingediend in het kader van de behandeling van het voorstel voor de Implementatiewet wijziging Richtlijn transparantie. De schrijver bespreekt deze nota van wijziging, en wat in deze nota van wijziging met betrekking tot de verkorting van de oproepingstermijn is geregeld.

FRP 2016/133 - Sign. - Over schikken in de Libor-affaire: tijd voor een tegengeluid (Sanctierecht & Onderneming 2015, nr. 4, p. 160, mr. M. Rosing)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijfster bespreekt naar aanleiding van de schikking die het OM in de Libor-affaire met Rabobank heeft getroffen, de onwenselijkheid om onderscheid te maken in de vervolging van verdachte ondernemingen en haar medewerkers. Daarbij bespreekt zij de schikking die het OM met de Rabobank heeft getroffen om zo inzicht te verkrijgen in de beweegredenen die ten grondslag kunnen liggen aan het aangaan van een schikking. Vervolgens gaat zij in op de beslissing van het Hof Den Haag om in de Libor-affaire geen strafvervolging te bevelen en meer in het bijzonder op de redenen die ten grondslag lagen aan de beslissing om geen vervolging ten aanzien van betrokken medewerkers te bevelen. Tegen de achtergrond van de Libor-affaire zal betoogd worden waarom het ‘meeschikken’ voor leidinggevenden en werknemers onder omstandigheden wenselijk en op zijn plaats kan zijn.

FRP 2016/134 - Sign. - Banken, witwassen en de effectiviteit van het toezicht (Sanctierecht & Onderneming nr. 4, p. 168, mr. dr. M. van den Broek)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De schrijver bespreekt het anti-witwastoezicht op banken en de effectiviteit daarvan. Daarbij wordt de toezichtpraktijk in Nederland geschetst en op punten vergeleken met het anti-witwastoezicht in Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. In dat kader zet de schrijver allereerst kort uiteen wat onder effectief toezicht wordt verstaan. Vervolgens gaat hij in op de vormgeving van het anti-witwastoezicht op banken. Daarna bespreekt hij de belangrijkste bevindingen voor DNB, de anti-witwastoezichthouder op banken in Nederland. Naar zijn oordeel zou DNB zich op twee belangrijke punten kunnen verbeteren, ten aanzien van de transparantie over het uitgevoerde anti-witwastoezicht en ten aanzien van de handhaving.

FRP 2016/135 - Sign. - MifID II: Een korte terugblik en de (lange) weg naar voren (JutD 2015, nr. 21, p. 7, mr. N. de Koning)

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
De definitieve teksten van de herziening van de Richtlijn Markten in Financiële Instrumenten (2004/39/EG) (MiFID II) en de introductie van de Verordening Markten in Financiële Instrumenten (600/2014/EU) (MiFIR) zijn op 12 juni 2014 gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Zij zijn op 2 juli 2014 in werking getreden en zullen vanaf 3 januari 2017 van kracht worden. De regels uit de richtlijn en verordening zijn ‘Level 1-regelgeving’, die door ESMA nader wordt uitgewerkt in technische standaarden, onderverdeeld in Regulatory Technical Standards (RTS) en Implementing Technical Standards (ITS). De RTS en ITS vormen ‘Level 2-regelgeving’. ESMA heeft op 28 september 2015 de definitieve conceptteksten van deze Level 2-regelgeving in één document gepubliceerd, bestaande uit 27 RTS en 1 ITS. De schrijver bespreekt een aantal belangrijke onderwerpen uit de meest recent gepubliceerde RTS en ITS.

FRP 2016/136 - Sign. - In oktober en november 2015 is het Gezamenlijk Comité van de ESA’s de volgende consultaties gestart:

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 21 oktober 2015 een consultatie met betrekking tot twee Guidelines op het gebied van anti-witwassen en het tegengaan van financiering van terrorisme. De Guidelines bevorderen een gemeenschappelijk kader voor de risk-based benadering en hoe deze door kredietinstellingen, financiële instellingen en bevoegde autoriteiten in de EU moet worden toegepast. De Guidelines maken deel uit van de doelstelling van het Gezamenlijk Comité een consistente en effectieve risk-based toezichtspraktijk in de EU te bevorderen. De consultatie is gesloten op 22 januari 2016.

FRP 2016/138-1 - Sign. - EIOPA

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Strien, Mr. D. van
Op 30 oktober is EIOPA een consultatie gestart over POG Guidelines voor verzekeringsondernemingen en -distributeurs. De consultatie is gesloten op 29 januari 2016.

FRP 2016/139 - Art. - De registratie van kredieten

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Claassen, M.H.P. en Snijders, J.L.
Met enige regelmaat verzoeken consumenten om verwijdering dan wel wijziging van hun (negatieve) kredietregistratie. Deze bijdrage zal de systematiek van kredietregistraties bespreken. Daarbij zal ook een lans worden gebroken om bij nieuwe kredietverlening meer rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de aspirant kredietnemer met een negatieve kredietregistratie, in plaats van het te gemakkelijk wijzigen of verwijderen van die kredietregistratie.

FRP 2016/140 - Art. - PSD 2: nieuwe dienstverleners krijgen toegang tot de betaalrekening

Aflevering 1, gepubliceerd op 27-02-2016 geschreven door Sprecher, Mr. J.M.
PSD 2, de herziening van de Richtlijn Betaaldiensten, zal nieuwe partijen de mogelijkheid bieden diensten te verlenen ten aanzien van betaalrekeningen aangehouden bij (andere) betaaldienstverleners. Deze nieuwe dienstverleners zullen het onder meer mogelijk maken om inzicht te krijgen in rekeninginformatie en om betaalopdrachten te initiëren. Met deze nieuwe dienstverlening komen nieuwe kansen, maar ook risico’s voor de betrokken partijen zoals banken en rekeninghouders. Dit artikel geeft een o