FRP 2016/168 - Sign. - ABN AMRO heeft zorgplicht jegens derden geschonden bij Ponzi-zwendel Van den Berg (Hoge Raad 27 november 2016, ECLI:NL:HR:2015:3399, JOR 2016/34, m.nt. mr. F.M.A. ´t Hart)
Aflevering 2, gepubliceerd op 26-03-2016 geschreven door Mr. Drs. Sabine MeinhardtGezien de op de bank rustende bijzondere zorgplicht jegens derden, kon van haar worden gevergd dat zij tot onderzoek zou overgaan indien zij wist van het ongebruikelijke betalingsverkeer en de bijbehorende omschrijvingen op de rekeningen van cliënt, wat wees op beleggingsactiviteiten. Gelet op haar functie in het maatschappelijk verkeer en haar specifieke deskundigheid op het gebied van financiële dienstverlening, mag ook worden verondersteld dat een bank ervan op de hoogte is dat voor beleggingsactiviteiten een vergunning kan zijn vereist. De reikwijdte van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van geval volgens de maatstaf gezet in HR 23 december 2005, «JOR» 2006/20 (Safe Haven). De maatschappelijke functie van banken hangt ermee samen dat zij een centrale rol spelen in het betalings- en effectenverkeer en de dienstverlening ter zake, op die gebieden bij uitstek deskundig zijn en ter zake beschikken over informatie die anderen missen. Die functie rechtvaardigt dat de zorgplicht van de bank mede strekt ter bescherming tegen lichtvaardigheid en gebrek aan kunde en niet is beperkt tot zorg jegens personen die als klant in een contractuele relatie tot de bank staan. Bij de beantwoording van de vraag of de bank onzorgvuldig en dus onrechtmatig heeft gehandeld, dient te worden geabstraheerd van bijzondere omstandigheden aan de zijde van de beleggers. Een andere opvatting zou toepassing van artikel 3:305a BW onaanvaardbaar beperken (vgl. HR 27 november 2009, «JOR» 2010/43, m.nt. Frielink, r.o. 4.8.1 (World Online)). Voor wat betreft het ontstaan van de onderzoeksplicht van de bank, merkt de annotator op dat de bank in beginsel niet gehouden is tot het doen van onderzoek naar ongebruikelijk betalingsverkeer. Het enkele verloop van een bankrekening is onvoldoende om een onderzoeksplicht aan te nemen, er moet sprake zijn van bijkomende feiten of omstandigheden. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in de communicatie van de rekeninghouder, andere klanten of derden met bankmedewerkers. Wordt eenmaal een onderzoeksplicht aangenomen, dan dient vastgesteld te worden waartoe een dergelijke onderzoek had kunnen leiden en vervolgens of en zo ja, welke maatregelen de bank had dienen te treffen. Ook wordt in de noot erop gewezen dat de Hoge Raad met zoveel woorden heeft overwogen dat bij de beoordeling van de vraag of de bank haar zorgplicht heeft geschonden, geabstraheerd dient te worden van de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de beleggers. Dit betekent onder andere dat in het verdere verloop van de procedure nog duidelijkheid zal moeten worden verkregen omtrent de schade(omvang), causaliteit en eigen schuld. Bovendien zal vastgesteld dienen te worden of de reikwijdte van de zorgplicht zich ook uitstrekt tot die beleggers die € 50.000 of meer hebben ingelegd, aangezien deze beleggers – aldus de bank – geen beroep kunnen doen op de beschermende strekking van de financiële toezichtwetgeving.