Aflevering 3

Gepubliceerd op 30 juni 2016

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 04-09-2024

FRP 2016/212 - Sign. - Implementatiewet toegang basis-betaalrekening

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De betaalrekeningenrichtlijn kent drie doelstellingen. De richtlijn ziet er op toe de toegankelijkheid tot betaaldiensten voor consumenten te verbeteren, de vergelijkbaarheid van tarieven met betrekking tot betaaldiensten voor consumenten te verbeteren en het voor consumenten gemakkelijker te maken om over te stappen naar een andere bank door de inrichting van een overstapservice. Dit wetsvoorstel strekt ter implementatie van de eerste doelstelling. Met dit wetsvoorstel wordt voorzien in een algemeen recht op toegang tot een basisbankrekening. Het betreft een wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257).

FRP 2016/213 - Sign. - Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Het wetsvoorstel dient ter implementatie van de verordening marktmisbruik en de richtlijn betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik. Daar de verordening rechtstreekse werking heeft, dienen nationale regels op het gebied van marktmisbruik te worden ingetrokken; het wetsvoorstel voorziet hierin. Daarnaast bevat het wetsvoorstel bepalingen betreffende aanwijzing van met de uitvoering van de verordening belaste instanties, bevoegdheden van deze instanties, sanctionering en melding van inbreuken op de Verordening. Verder regelt het wetsvoorstel, voor zover nog nodig, strafrechtelijke sanctionering van marktmisbruik ter implementatie van bovengenoemde richtlijn.

FRP 2016/214 - Sign. - Wetsvoorstel uitvoering verordening 655/2014 Europees bankbeslag

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan een Europese verordening waarmee het mogelijk wordt om grensoverschrijdend conservatoir beslag onder banken te leggen. Schuldeisers kunnen zo gemakkelijker hun grensoverschrijdende vorderingen veiligstellen. Er komt voor hen één procedure waarmee grensoverschrijdend beslag kan worden gelegd op de banktegoeden van hun schuldenaar. Als een rechter bevoegd is om kennis te nemen van het onderliggende geschil, mag hij ook een bevel geven voor het leggen van conservatoir beslag onder een bank in een andere lidstaat. Daarnaast wordt het mogelijk voor schuldeisers om als zij al een uitvoerbare titel hebben, via de rechter informatie te verkrijgen over bankrekeningen van hun schuldenaar. Het wetsvoorstel moet onder meer regelen: a) welke gerechten bevoegd zijn om een bevel tot conservatoir beslag uit te vaardigen; b) bij welke instantie en op welke wijze rekeninginformatie kan worden opgevraagd; c) bij welke gerechten hoger beroep wordt ingesteld; d) welke instanties bevoegd zijn om het bevel tot conservatoir beslag te ontvangen, te verzenden en te betekenen of kennisgeven; e) welke instantie bevoegd is om het bevel tot conservatoir beslag ten uitvoer te leggen; f) de vergoedingen die mogen worden berekend door de instanties die bij de verwerking of de tenuitvoerlegging van het bevel tot conservatoir beslag zijn betrokken; g) welke gerechten bevoegd zijn met betrekking tot een rechtsmiddel; h) bij welke gerechten hoger beroep moet worden ingesteld.

FRP 2016/215 - Sign. - Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De richtlijn 2014/57/EU verplicht lid-staten tot strafbaarstelling van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie. Daarnaast bevat de richtlijn bepalingen betreffende de vestiging van strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens deelneming aan en poging tot de strafbaar te stellen gedragingen, het karakter van de te voorziene sancties en de strafbaarheid van rechtspersonen. Het betreft een wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering in verband met de implementatie van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (PbEU 2014, L173) en Richtlijn nr. 2014/57/EU van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (PbEU 2014, L173).

FRP 2016/216 - Sign. - Wetsvoorstel krediettransacties

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Door de implementatie van richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten in titel 7.2 van het Burgerlijk Wetboek worden delen van de bestaande Wet op het consumentenkrediet geschrapt. Ook moeten delen van het tijdelijke Boek 7A van het (oude) BW worden gewijzigd. De richtlijn bevat echter geen volledige regeling voor consumentenkrediet. Deze wet is het complement van de implementatieregeling en brengt de resterende, verspreide regels over consumentenkrediet tezamen met de daarmee nauw samenhangende materie van de vijfde titel A van het tijdelijke Boek 7A BW betreffende koop op afbetaling en de huurkoop. Tevens zal in titel 7.2 BW de huurkoop onroerende zaken worden opgenomen.

FRP 2016/217 - Sign. - Wet implementatie richtlijn hypothecair krediet

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 22 maart 2016 heeft de Eerste Kamer de Wet implementatie richtlijn hypothecair krediet aangenomen. Het wetsvoorstel bevat regels inzake het aanbieden van en het bemiddelen in overeenkomsten inzake hypothecair krediet voor consumenten m.b.t. voor bewoning bestemde onroerende goederen. Het betreft een wijziging van de Wet op het financieel toezicht, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek ter implementatie van richtlijn nr. 2014/17/EU van het Europees parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake krediet-overeenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PbEU 2014, L 60/34).

FRP 2016/218 - Sign. - Kabinet vraagt steun parlement voor garantie voor Europees afwikkelingsfonds voor probleembanken

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Zoals eerder overeengekomen gaan de lidstaten van de Bankenunie een garantie bieden aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (SRF). Over de uitwerking daarvan zijn afgelopen december de laatste afspraken gemaakt door de ministers van Financiën van de 28 EU-landen. Die uitwerking betekent dat Nederland een garantie afgeeft van maximaal 4,1635 miljard euro voor het SRF. De garantie kan uitsluitend worden ingezet voor de afwikkeling van Nederlandse banken. Op het fonds kan een beroep worden gedaan als een bank in problemen moet worden afgewikkeld. Er kan geen beroep op het fonds worden gedaan voor directe herkapitalisatie of het opvangen van verliezen van een bank. In dat geval moeten eerst de aandeelhouders en schuldeisers worden aangeslagen. Het afwikkelingsfonds moet een omvang krijgen van 55 miljard euro en zal de komende acht jaar gevuld worden door de Europese banken.

FRP 2016/219 - Sign. - Telefoon op krediet blijft vallen onder toezichtregels voor krediet-verschaffing

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De regels voor kredietverlening aan consumenten blijven van toepassing op telecombedrijven die telefoontoestellen op afbetaling aanbieden. De telecomsector is er niet in geslaagd een gedragscode voor te stellen die zowel voldoet aan de Europese regels voor consumentenkrediet als aan de mededingingswet. De Hoge Raad had in 2014 al bepaald dat telefoonkredieten onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) vallen. Sinds vorig najaar is op aandringen van de Tweede Kamer door de sector nagedacht over een gedragscode voor telecomkredieten, die zou kunnen leiden tot een vrijstelling van de Wft. Dit betekent dat telecombedrijven die toestellen op afbetaling willen blijven verkopen een vergunning zullen moeten aanvragen bij de AFM. Ze moeten ook aan dezelfde regels gaan voldoen als alle andere kredietverleners.

FRP 2016/220 - Sign. - Boetes voor financiële overtredingen omhoog

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De boetes voor overtredingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft) gaan omhoog. Directe aanleiding is nieuwe Europese wetgeving tegen handel met voorwetenschap en marktmanipulatie. Ernstige overtredingen kunnen nu worden bestraft met maximaal 4 miljoen euro, dat wordt 5 miljoen. De maximumboete bij herhaalde overtredingen wordt verdubbeld naar 10 miljoen euro. Voor grote ondernemingen, met een netto-omzet van meer dan 100 miljoen, geldt bij ernstige overtredingen een boete van maximaal 10 procent van die omzet. Voortaan zijn ook pogingen tot bedoelde overtredingen strafbaar. Volgens ministerie passen deze hoge maximumboetes bij de ernst van de overtredingen. Daarbij verwacht zij dat de hogere boetes een afschrikwekkende werking zullen hebben. Daarnaast zouden de boetes passen bij het feit dat op de financiële markten zeer draagkrachtige ondernemingen actief zijn. Ook zouden de nu gekozen bedragen vaker voorkomen in Europese voorschriften, zodat hiervoor minder vaak een aparte boeteregeling moet worden opgetuigd.

FRP 2016/221 - Sign. - AFM presenteert aanpak voor herstel door banken voor klanten met rentederivatenproducten

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM heeft op 1 maart 2016 een aanpak gepresenteerd, zodat banken de fouten gaan herstellen die zijn gemaakt in de advisering van klanten over rentederivatenproducten. De AFM beoogt hiermee passende compensatie voor de getroffen klanten te bewerkstelligen, die veelal afkomstig zijn uit het midden- en kleinbedrijf. Dit volgt op de constatering van de AFM in december 2015 dat de herbeoordeling van rentederivatencontracten bij de betrokken banken onjuistheden en onvolledigheden bevatten, waardoor het klantbelang onvoldoende centraal was gesteld.

FRP 2016/222 - Sign. - AFM biedt hulp bij praktische vraagstukken over provisieverbod bij beleggingsondernemingen

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM heeft een leidraad gemaakt die beleggingsondernemingen kan helpen bij het beantwoorden van praktische vraagstukken over het provisieverbod. Sinds de invoering op 1 januari 2014 van het provisieverbod voor beleggingsondernemingen zijn er vragen over de werking van het provisieverbod in situaties waarbij de praktijk niet direct aansluit bij de wettekst. De AFM heeft de leidraad opgesteld zodat de beleggingsondernemingen zelf de juiste afwegingen kunnen maken. Het gaat onder andere om vragen over hoe om te gaan met promotieacties en aanbrengvergoedingen.

FRP 2016/223 - Sign. - AFM vraagt aandacht van accountantsorganisaties voor corruptierisico’s

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM vraagt de accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten, om aandacht voor het risico betrokken te raken bij corruptiepraktijken bij de uitoefening van (controle)werkzaamheden. Reden is dat er zich een aantal corruptieaffaires heeft voorgedaan waar Nederlandse ondernemingen bij betrokken zijn. De primaire verantwoordelijkheid om corruptie te voorkomen ligt bij de klanten van accountantsorganisaties. De controlerend accountant dient signalen die duiden op corruptie te onderkennen en daaraan een juiste opvolging te geven. Het is een wettelijke verplichting op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) dat er sprake moet zijn van een integere en beheerste bedrijfsvoering. Dit betekent onder meer dat de accountant verplicht is risico’s in kaart te brengen en op basis daarvan gepaste procedures en maatregelen moet treffen om betrokkenheid bij corruptie bij en/of door controleklanten te voorkomen.

FRP 2016/224 - Sign. - Verbetering kwaliteit wettelijke controles

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 3 maart 2016 heeft The International Forum of Independent Audit Regulators (IFIAR), het internationale samenwerkingsverband van onafhankelijke accountantstoezichthouders een rapport gepubliceerd over de uitkomsten van inspecties door IFIAR-leden. De belangrijkste conclusie is dat de geconstateerde tekortkomingen aanhoudend zijn en vergelijkbaar met eerdere jaren. De bevindingen van IFIAR zijn in lijn met de uitkomsten van het eerder verschenen rapport ‘Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties’ van de AFM uit september 2014. In dit rapport concludeerde de AFM dat Big 4-accountantsorganisaties te veel wettelijke controles hebben uitgevoerd die de AFM als onvoldoende had aangemerkt.

FRP 2016/225 - Sign. - AFM doet onderzoek onder crowdfundingbeleggers

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM is in samenwerking met meerdere crowdfundingplatformen een onderzoek gestart onder beleggers in crowdfunding. Met dit onderzoek wil de AFM inzicht krijgen in de ervaringen en overwegingen van beleggers om via crowdfunding te investeren. Ook wil de AFM als toezichthouder een beter beeld krijgen welke regels goed passen bij crowdfunding.

FRP 2016/226 - Sign. - AFM presenteert nadere invulling activiteiten voor 2016

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM heeft op 25 maart 2016 de nadere invulling van haar plannen voor 2016 gepresenteerd. Via thematisch en regulier toezicht wil de AFM ongewenste risico’s in de financiële markten verkleinen. Daarbij is specifieke aandacht voor het verkleinen van ongewenste risico’s waarbij aandacht voor Consumentengedrag en Gedrag en Cultuur binnen financiële instellingen leidt tot een versterking van het toezicht. Daarnaast investeert de AFM in technologieën en methodieken die zullen leiden tot het versterken en het vernieuwen van toezicht. Dit sluit aan bij de ambitie van de AFM om een technologie- en datagedreven toezichthouder te worden. De AFM doet dit in reactie en anticipatie op de ontwikkelingen binnen en buiten de financiële sector, en de snelheid waarmee deze ontwikkelingen plaatsvinden.

FRP 2016/227 - Sign. - Europese Verordening marktmisbruik

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Vanaf 3 juli 2016 vervallen de nationale marktmisbruikregels en wordt de nieuwe Europese Verordening marktmisbruik van kracht. In de kern blijft het regelgevend marktmisbruikkader gelijk ten opzichte van de Richtlijn marktmisbruik uit 2003. Wel brengt de verordening op onderdelen aanscherping en verzwaring. Zo wordt het detecteren en melden van mogelijk marktmisbruik aangescherpt. Beleggingsondernemingen en marktexploitanten moeten doeltreffende regelingen, systemen en procedures instellen en handhaven gericht op preventie en detectie van (pogingen tot) marktmisbruik. Het nemen van uitstel van het openbaar maken van voorwetenschap door beursgenoteerde ondernemingen wordt aan meer regels onderworpen. Na openbaarmaking van uitgestelde voorwetenschap moet de AFM zo snel mogelijk worden geïnformeerd. Alleen voor kredietinstellingen en financiële ondernemingen geldt een meldplicht vooraf, wanneer openbaarmaking mogelijk leidt tot ondermijning van de stabiliteit van het financiële systeem. Verder kan iedere persoon op grond van de verordening (anoniem) meldingen doen bij de AFM van (potentieel) marktmisbruik.

FRP 2016/228 - Sign. - Bescherming derivatenbeleggers bij faillissement beleggingsonderneming

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Per 1 april 2016 worden in de Wet giraal effectenverkeer (Wge) nieuwe regels opgenomen ter bescherming van derivatenbeleggers. Deze regeling biedt derivatenbeleggers bescherming tegen het faillissement van de beleggingsonderneming wanneer deze optreedt als tussenpersoon. Als een beleggingsonderneming als tegenpartij van haar cliënten optreedt, gelden de nieuwe beschermingsregels niet. Onder de nieuwe bepalingen vallen de derivatenposities van cliënten in een apart derivatenvermogen, zodat deze afgescheiden zijn van het overige vermogen van de tussenpersoon. De beleggingsondernemingen moeten hun cliënten informeren over hun hoedanigheid en de goederenrechtelijke gevolgen daarvan bij faillissement. Daarnaast moeten zij uitgebreider dan voorheen een adequate administratie voeren van het derivatenvermogen. Het toezicht op het voeren van een adequate administratie wordt uitgeoefend door de AFM en DNB. Een beleggingsonderneming moet voorts haar cliënten voorzien van informatie over de rol die zij inneemt: die van tussenpersoon of van tegenpartij. Ook moet zij de cliënt informeren over de goederenrechtelijke gevolgen van haar rol. De AFM houdt toezicht op de naleving van de informatieplicht en kan nadere regels stellen.

FRP 2016/229 - Sign. - Brede toezichtaanpak AFM werpt vruchten af

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM heeft op 7 april 2016 haar jaarverslag over 2015 gepresenteerd. De brede toezichtaanpak van de AFM heeft in 2015 vruchten afgeworpen. De AFM richtte zich daarbij op het herstel van problemen uit het verleden in de sectoren waar de AFM toezicht op houdt. Dit betreft onder meer eenvoudigere en duidelijkere financiële producten, verbetering van de kwaliteit van advies en vakbekwaamheid van financieel adviseurs, het toezicht op de nazorg bij beleggingsverzekeringen, en het toezicht op de accountancy sector. Daarnaast is sprake van een versnelling van technologische ontwikkelingen, aanhoudend lage rente, toenemende kapitaalmarktfinanciering en een verschuiving van de risico’s van het collectief naar het individu. Daarom versterkt en vernieuwt de AFM haar toezicht. Ten aanzien van de financiële sector stelt de AFM dat de sector dankzij de inzet van de AFM werkt aan het duurzaam verankeren van het centraal stellen van het klantbelang. De praktijk laat zien dat dit geen gemakkelijke omwenteling is, die om doorzettingsvermogen, discipline en continue alertheid van de sector vraagt. De AFM vindt dat de sector de verbeteringen in het belang van consumenten moet doorvertalen naar (kwetsbare) zakelijke klanten.

FRP 2016/230 - Sign. - Consumptief meefinancieren hypotheekkosten risicovol

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM waarschuwt consumenten voor financiële risico’s als zij de kosten voor het afsluiten van een hypotheek financieren met een consumptief krediet. De AFM heeft signalen ontvangen dat adviseurs consumenten adviseren de kosten die samenhangen met de aankoop van een woning consumptief te financieren. De AFM roept financiële dienstverleners op hier terughoudend in te zijn. Uit eerder consumentenonderzoek van de AFM blijkt dat 12% van de consumenten het hypotheekbedrag verlaagt door een consumptief krediet af te sluiten. Het is momenteel vanuit verantwoorde kredietverlening niet verboden om naast een maximale hypotheek een consumptief krediet af te sluiten. Naar het oordeel van de AFM is het niet verstandig om de bijkomende kosten consumptief te financieren als er onvoldoende ruimte in hypothecaire leennormen bestaat om dit hypothecair te financieren.

FRP 2016/231 - Sign. - Beleggingsondernemingen moeten hun klanten beter leren kennen

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Uit het rapport Kwaliteit Beleggingsdienstverlening 2015 dat in maart 2016 is verschenen, blijkt dat de kwaliteit van de dienstverlening in 2015 een krappe voldoende oplevert. Regelmatig onderzoekt de AFM de kwaliteit van de dienstverlening bij beleggingsondernemingen. Bij de grootbanken, private banks en zelfstandige beleggingsondernemingen wordt gekeken naar de mate waarin zij hun klant kennen zodat zij ze kunnen voorzien van passend advies of goed beheer. De AFM benadrukt dat zij verwacht dat beleggingsondernemingen zich inzetten om de kwaliteit van de cliëntinventarisatie te verbeteren. Voor partijen die een onvoldoende scoren en die te weinig verbetering laten zien, zal de AFM formele maatregelen treffen. Om beleggingsondernemingen handvatten te geven bij de noodzakelijke kwaliteitsslag, heeft de AFM in haar rapport ook een aantal goede praktijkvoorbeelden opgenomen. Deze voorbeelden kunnen helpen bij het doorvoeren van verbeteringen en zijn er ook op gericht om te voorkomen dat het verzamelen van klantgegevens een invuloefening wordt.

FRP 2016/233 - Sign. - Vervolgonderzoek naar integriteitsrisico’s

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In 2016 doet DNB onderzoek naar de systematische integriteitsrisicoanalyses van pensioenfondsen. De systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) vormt de kern van een goed integriteitsbeleid. DNB heeft vorig jaar aandacht besteed aan de SIRA’s van de pensioenfondsen. Hierover hebben pensioenfondsen individueel een terugkoppeling gekregen. Daarbij heeft DNB de verwachting geuit dat alle pensioenfondsen hun complete SIRA eind 2015 op orde hebben. DNB gaat steekproefsgewijs onderzoek doen bij onder andere een aantal pensioenfondsen naar de opvolging hiervan. Mochten er alsnog tekortkomingen worden geconstateerd, dan zal DNB een interventiestrategie bepalen. Daarbij kan DNB besluiten om formele maatregelen te treffen. Daarnaast zal DNB in 2016 ook onderzoek doen naar de beheersing van de integriteitsrisico’s. De SIRA wordt hierbij als startpunt van het onderzoek genomen. Een van de onderzoeksvragen is of de door het pensioenfonds gehanteerde procedures en maatregelen goed zijn afgestemd op de gesignaleerde risico’s. Dat houdt ook verband met de zogenoemde risk appetite. Naar verwachting vindt een deel van deze onderzoeken on-site bij pensioenfondsen of pensioenuitvoeringsorganisaties plaats. Hoewel dit onderzoek bedoeld is ter inventarisatie, kan het in voorkomende gevallen leiden tot interventie door DNB.

FRP 2016/234 - Sign. - EBA-stresstest van start

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Eind februari begint de EBA met de Europese stresstest, de zogenoemde EU-wide stress test. Deze test doet de EBA onder 53 banken. Het merendeel daarvan valt onder direct toezicht van de ECB. De ECB en de nationale toezichthouders gebruiken deze stresstest als onderdeel van de SREP. Daarom hanteert zij dezelfde methodologie voor een stresstest onder alle overige significante banken van Europa. De EBA beoogt met de Europese stresstest het publiek en alle andere stakeholders inzicht te geven in het weerstandsvermogen van banken onder zware macro-economische omstandigheden.

FRP 2016/235 - Sign. - Search for yield door kleine en middelgrote banken

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB doet onderzoek naar de search for yield in de liquiditeitsportefeuilles van de kleine en middelgrote banken. Voor banken die rapporteren onder IFRS betreft dit de posten: Held-to-maturity, Available for sale, Financial assets designated as at fair value through profit and loss, en op basis van Dutch GAAP de post Interest-bearing securities. In februari doet DNB een steekproef bij de banken. DNB zal de uitkomsten op een later moment terugkoppelen aan de sector en waar nodig toezien op de implementatie van risicomitigerende acties.

FRP 2016/236 - Sign. - On-site onderzoek naar de data-kwaliteit van rapportages

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB heeft zich tot doel gesteld om samen met de Nederlandse banken de data-kwaliteit en rapportages te verbeteren. Met nieuw onderzoek wil DNB daaraan actief bijdragen. DNB gaat bij tien banken on-site onderzoek doen naar de datakwaliteit van de COREP- en FINREP-rapportages én de werking van de kwaliteitswaarborgen in de organisatie, de processen en de systemen van banken. Zo wil DNB zowel de symptomen als de oorzaken van tekortkomingen in kaart brengen. Kerndoel van het onderzoek is daarbij de toepassing van de rapportage-eisen uit de regelgeving actief te verbeteren en duurzaam te borgen. Banken moeten eventueel geconstateerde tekortkomingen herstellen en de verbeteringen structureel borgen.

FRP 2016/237 - Sign. - DNB start onderzoek naar kapitaalbeleid

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In maart 2016 start DNB een verkennend onderzoek naar het huidige kapitaalbeleid van verzekeraars. DNB zal beoordelen of het kapitaalbeleid Solvency II bestendig is. Daarbij gaat specifiek aandacht uit naar de onderbouwing van de interne norm, de wijze waarop rekening wordt gehouden met de UFR en de LTG-maatregelen en het dividendbeleid. Bij verzekeringsgroepen zal ook gekeken worden naar groepsaspecten zoals double leverage en de verdeling van buffers tussen groep- en solo-entiteiten.

FRP 2016/238 - Sign. - Corruptie & belangenverstrengeling nog steeds onvoldoende in het vizier

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Corruptie door middel van belangenverstrengeling en/of omkoping wordt als integriteitsrisico nog steeds onvoldoende onder ogen gezien door de verzekeraars. Vooral het risico vanwege persoonlijke netwerken van bestuurders en dit risico via third parties zijn vaak nog blinde vlekken. DNB heeft haar themaonderzoek Corruptie 2015 afgerond. De algehele conclusie is dat de verzekeringssector tekortschiet in de identificatie en de beheersing van het corruptierisico door belangenverstrengeling en/of omkoping.

FRP 2016/239 - Sign. - DNB publiceert Staat van het Toezicht

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB publiceert dit jaar voor het eerst de ‘Staat van het Toezicht 2015’. In deze jaarlijkse Staat wordt teruggeblikt op de mate waarin de middellange-termijn doelstellingen zijn gerealiseerd die de toezichthouder eind 2013 formuleerde in haar ‘Visie op Toezicht 2014-2018’. Tegen de achtergrond van haar streven naar een solide en integere financiële sector, peilt DNB daarbij de stand van zaken van de financiële sector. Daarbij wordt ook een overzicht gegeven van de bijdrage die DNB als toezichthouder hieraan heeft geleverd en de middelen die daarvoor zijn ingezet. Uit de Staat van Toezicht blijkt dat de financiële weerbaarheid en buffers van banken in Nederland in de afgelopen jaren zijn verbeterd. Tegelijkertijd is het nodig dat de financiële sector verdere stappen zet in het herstel van het vertrouwen, moeten bedrijfsmodellen van verzekeraars verder worden verbeterd en dient de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel te worden vergroot.

FRP 2016/240 - Sign. - Onderzoek Financiële Opzet & Informatie

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB en de AFM gaan samen onderzoek doen om vast te stellen of pensioenfondsen hun deelnemers en pensioengerechtigden correct en voldoende informeren over de te verwachten pensioenontwikkelingen op de korte tot middellange termijn. Nu veel pensioenfondsen in tekort verkeren, zullen deze fondsen de komende jaren niet de beoogde toeslagen kunnen verlenen. In een aantal gevallen zal mogelijk zelfs moeten worden gekort. Met de haalbaarheidstoets en het herstelplan maken pensioenfondsen inzichtelijk welke ontwikkelingen mogen worden verwacht. De AFM en DNB vinden het van groot belang dat deelnemers en gepensioneerden door de pensioenfondsen correct en voldoende worden geïnformeerd ten aanzien van de verwachte ontwikkelingen.

FRP 2016/241 - Sign. - Uitkomsten onderzoek kwetsbare pensioenfondsen

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In 2015 heeft DNB vervolgonderzoek gedaan naar mogelijk kwetsbare pensioenfondsen. Hierbij heeft DNB ook gekeken naar niet-financiële indicatoren. In de vorige onderzoeken keek DNB vooral naar kwantitatieve indicatoren van kwetsbaarheid, zoals ongunstige kostenstructuur, beperkte premieruimte, een afnemend actief deelnemersbestand of een relatief steeds groter wordende groep gepensioneerden. In dit onderzoek heeft DNB daarnaast ook kwalitatieve indicatoren meegenomen. Daarbij valt te denken aan operationele risico’s als een administratie die niet op orde is, of een krimpende sector of bedrijfstak waarin het pensioenfonds actief is, en bestuurlijke risico’s, bijvoorbeeld fondsen die langdurig geen geschikte bestuurders kunnen vinden.

FRP 2016/242 - Sign. - Self-assessment invoering EMIR

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB is een themaonderzoek gestart naar de invoering van de EMIR en de mogelijke knelpunten die zich hierbij voordoen. EMIR is een Europese Verordening die onder meer regels stelt ten aanzien van de rapportage en afwikkeling van derivatentransacties. Het doel van het themaonderzoek is een beeld krijgen van de huidige staat van de EMIR-compliance van de onder toezicht staande instellingen. Daarbij wil DNB zicht krijgen op eventuele tekortkomingen zodat deze kunnen worden opgelost. Het themaonderzoek heeft de vorm van een self-assessment dat in februari is uitgestuurd naar financiële instellingen.

FRP 2016/243 - Sign. - Themaonderzoeken trustsector van start

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Voor de trustsector gaan vier themaonderzoeken van start. Dit zijn het onderzoek naar transactiemonitoring, een onderzoek naar de auditfunctie, een vervolgonderzoek naar integriteitsrisicomanagement en een onderzoek naar de integriteitsrisico’s verbonden aan sport. DNB zal in 2016 onderzoeken hoe trustkantoren de transacties van hun cliënten monitoren en welke maatregelen zij nemen ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering. Deze maatregelen stellen de trustkantoren allereerst in staat de integriteitsrisico’s te beoordelen voordat de transactie wordt uitgevoerd. Daarbij moeten trustkantoren ook ongebruikelijke transactiepatronen kunnen signaleren. Daarnaast wil DNB vaststellen in hoeverre trustkantoren de met ingang van 1 januari 2015 verplicht gestelde audit functie voldoende uitoefenen en hoe trustkantoren ervoor zorgen dat deze audits bijdragen aan de integere bedrijfsvoering. Tot slot is DNB begin dit jaar een onderzoek gestart bij een selectie van trustkantoren naar het risico op witwassen in het betaalde voetbal. DNB onderzoekt welke vormen van witwassen voorkomen in het betaalde voetbal en of deze risico’s worden onderkend door in het bijzonder banken en trustkantoren.

FRP 2016/244 - Sign. - Hogere minimumeigen-vermogenseis door UCITS V

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Met ingang van 18 maart 2016 treedt de Implementatiewet wijziging richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) in werking. Hiermee wordt richtlijn nr.2014/91/EUG tot wijziging van ICBE-richtlijn 2009/65/EG (UCITS V) geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Een belangrijke wijziging betreft de introductie van een vergunningplicht voor de icbe-bewaarder, gelijk aan de bewaarder van een beleggingsinstelling. De definitie van bewaarder omvat volgens de nieuwe wetgeving zowel de icbe-bewaarder als de bewaarder van een beleggingsinstelling. Als bewaarder kunnen optreden een bank, een beleggingsonderneming of een andere instelling die aan prudentiële regelgeving voldoet. Belangrijk daarbij is dat de minimumeigenvermogenseis van de bewaarder stijgt van € 112.500 naar € 730.000. Hierbij geldt de navolgende overgangsregeling: een bewaarder die voor 18 maart 2016 is aangesteld door een beheerder van een beleggingsinstelling of icbe hoeft pas op 18 maart 2018 over een vergunning te beschikken.

FRP 2016/245 - Sign. - Toezichtaanpak kapitaaltekorten

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB streeft naar de vermindering van het aantal tekorten op de solvabiliteitseis en het minimum vereiste eigen vermogen. DNB wil dit bereiken door meer nadruk te leggen op een gedegen en toekomstgerichte risicobeoordeling door de onderneming, conform de beleidsregel Internal Capital Adequacy Assessment Process (ICAAP). Ook zal DNB handhavingsmaatregelen treffen indien ondernemingen een kapitaaltekort rapporteren. Het niet voldoen aan de kapitaalvereisten beschouwt DNB als een ernstige overtreding en zal door DNB ook als zodanig behandeld worden. Wanneer ondernemingen niet voldoen aan de kapitaalvereisten heeft DNB het voor-nemen een last onder dwangsom op te leggen.

FRP 2016/246 - Sign. - Aandacht voor integriteitsrisico’s bij remote entities kan beter

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Banken hebben onvoldoende oog voor de risico’s op afstand in hun branche of dochteronderneming. In 2015 deed DNB onderzoek naar de wijze waarop banken de integriteitrisico’s zoals witwassen en terrorismefinanciering van hun zogenoemde remote entities overzien en beheersen. In het onderzoek richtte DNB zich specifiek op de beheersing van de integriteitrisico’s bij remote entities met privatebankingactiviteiten. Dit omdat privatebankingactiviteiten naar hun aard al een verhoogd risico met zich meebrengen. Het integriteitsrisico kan groter zijn als de privatebankingactiviteiten op fysieke en/of organisatorische afstand van het Nederlandse hoofdkantoor worden verricht.

FRP 2016/247 - Sign. - DNB start themaonderzoek naar transactiemonitoring

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Met een adequaat transactiemonitoringproces kunnen financiële instellingen effectief de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering bestrijden. DNB zal in 2016 onderzoeken hoe verschillende instellingen de transacties van hun cliënten monitoren. Dit onderzoek vindt plaats bij banken, betaalinstellingen, trustkantoren en instellingen voor money transfers. Financiële instellingen moeten maatregelen nemen ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering. Dit behelst onder meer het continu monitoren van de transacties.

FRP 2016/248 - Sign. - Resultaten themaproject Naleving Sanctiewet

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op basis van het onderzoek concludeert DNB dat het naleven van de Sanctiewet (SW) door verzekeraars is verbeterd. Ook zijn er instellingen die in de naleving van de Sanctiewet geen tekortkomingen kennen, en waarvan DNB meent dat de door de instelling genomen maatregelen passend en goed zijn. Wel stelt DNB vast dat de naleving van de Sanctiewet bij de onderzochte verzekeraars in het algemeen onvoldoende is, een enkele uitzondering daargelaten. Ten eerste is de systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) van onvoldoende niveau. Instellingen beschikken veelal niet over een (zichtbare) risicoanalyse waarin het type klanten en de activiteiten worden gekoppeld aan beheersmaatregelen. Daarnaast neemt DNB waar dat de sanctieregelgeving nauwelijks tot niet aan de orde komt in opleidingen.

FRP 2016/250 - Sign. - Nieuwe Europese regels voor centrale afhandeling derivatencontracten

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 1 maart 2016 heeft de Europese Commissie een nieuwe set regels aangenomen die vereisen dat bepaalde derivatencontracten (OTC) worden afgehandeld door de centrale tegenpartijen (CCP’s). Verplichte centrale afhandeling beschouwt de Commissie als een essentieel onderdeel van de reactie op de financiële crisis. Het besluit van de Commissie heeft de vorm van een gedelegeerde verordening en implementeert een deel van de clearingverplichtingen in de Europese Market Infrastructure Regulation (EMIR). De gedelegeerde verordening verwijst met name naar bepaalde credit default swaps (CDS) die zijn uitgedrukt in Euro met betrekking tot een aantal Europese ondernemingen. Deze clearingverplichting treedt in werking onder voorbehoud van controle door het Europees Parlement en de Raad van de EU. De inwerkingtreding zal over drie jaar worden gespreid om kleinere marktdeelnemers extra tijd te bieden om te voldoen aan de nieuwe regelgeving.

FRP 2016/251 - Sign. - Europese Commissie acht centrale tegenpartijen (CCP’s) in de VS gelijkwaardig

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 15 maart 2016 heeft de Europese Commissie bepaald dat centrale tegenpartijen (CCP’s) in de VS vanwege equivalente regelgeving een gelijkwaardige status krijgen als centrale tegenpartijen in Europa. De Commissie heeft vastgesteld dat de Amerikaanse Commodity Futures Trading Commission (CFTC) vergelijkbare eisen stelt in het reguleren van centrale tegenpartijen (CCP’s). De beslissing zorgt ervoor dat zowel in de EU als de VS CCP’s werken met dezelfde hoge normen en op een vergelijkbaar niveau van de kosten voor hun deelnemers. Daarnaast worden administratieve lasten verlicht door de naleving van één set van regels.

FRP 2016/252 - Sign. - Europese Commissie wil investeren in infrastructuur makkelijker maken voor verzekeraars

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 1 april 2016 heeft de Europese Commissie een wijziging van Solvency II voorgesteld van de Europese als onderdeel van het Capital Markets Union (CMU) actieplan. De doelstelling daarbij is om het voor verzekeraars investeringen in infrastructuur aantrekkelijker en goedkoper te maken. Deze wijziging heeft de vorm van een gedelegeerde wet in het kader van Solvency II en treedt 2 april 2016 inwerking. Als gevolg van deze wijziging zullen verzekeraars minder kapitaal moeten toewijzen waardoor het aantrekkelijker wordt te investeren in Europese infrastructuurprojecten.

FRP 2016/253 - Sign. - Eén depositogarantiestelsel voor Europese bescherming spaartegoeden

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 10 maart 2016 bespreken en stemmen de leden van het Europees Parlement een uniform depositogarantiestelsel in Europa in het kader van de opbouw van een bankenunie. Voorafgaand vindt een plenair debat over de voortgang die in 2015 is geboekt wat betreft de bankenunie. De afgelopen jaren hebben de leden regels goedgekeurd om de grootste EU-banken onder het toezicht van de Europese Centrale Bank te plaatsen en gemeenschappelijke regels over hoe om te gaan met banken in de problemen. De volgende stap moet één depositogarantiestelsel worden voor Europese bescherming van spaartegoeden tot maximaal € 100.000 euro. De Commissie heeft hiervoor een wetgevend voorstel gemaakt.

FRP 2016/254 - Sign. - Raad stemt in met verlenging vrijstelling grondstoffenhandelaren

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 23 maart 2016 heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers namens de Raad besloten een vrijstelling voor grondstoffenhandelaren op grond van een EU-verordening inzake kapitaalvereisten voor banken te verlengen. Krachtens Verordening 575/2013 zijn grondstoffenhandelaren tot 31 december 2017 vrijgesteld van de vereisten inzake grote risicoblootstellingen en de eigenvermogensvereisten. De Europese Commissie moet uiterlijk op 31 december 2015 verslagen opstellen over het prudentieel toezicht op grondstoffenhandelaren en beleggingsondernemingen in het algemeen. Die toetsing is nog niet afgerond, en eventuele nieuwe wetgeving als gevolg daarvan zou pas na 31 december 2017 worden aangenomen. De Raad heeft daarom besloten de vrijstelling te verlengen tot 31 december 2020, om de grondstoffenhandelaren op korte termijn voor een instabiel regelgevingskader te behoeden.

FRP 2016/255 - Sign. - Verordening financiële benchmarks

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 28 april 2016 heeft het Europees Parlement ingestemd met de verordening die moet zorgen voor volledige transparantie van financiële benchmarks in de EU en belangenstrengeling daarnaast moet voorkomen. Deze benchmarks worden breed gebruikt om marktontwikkelingen te volgen. De financiële schandalen van de afgelopen jaren toonden dat veel gebruikte benchmarks, zoals Libor en Eurobor, vatbaar zijn voor manipulatie. Onder meer is afgesproken om drie verschillende categorieën benchmarks in het leven te roepen met voor alle drie een ander toezichtregime, afhankelijk van hun invloed op de stabiliteit van de financiële markten. Onder de nieuwe regels moeten alle personen die betrokken zijn bij de totstandkoming van benchmarks zijn goedgekeurd door een bevoegde instantie. Ze moeten een ‘benchmark verklaring’ publiceren met een nauwkeurige definitie van hetgeen de benchmark weerspiegelt. De methodologie en procedures op basis waarvan berekeningen worden gemaakt, moeten ook worden weergegeven. Bovendien moet het voor gebruikers duidelijk zijn wat de consequenties zijn van aanpassingen of opheffen van de benchmark zijn voor financiële contracten.

FRP 2016/256 - Sign. - Markten voor financiële instrumenten: onderhandelingen inzake jaar uitstel

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 28 april 2016 heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers namens de Raad overeenstemming bereikt over het onderhandelingsstandpunt voor het met één jaar uitstellen van enerzijds de uiterste omzettingsdata van nieuwe regelgeving voor de effectenmarkten en anderzijds de toepassing daarvan. Het uitstel zal gevolgen hebben voor de levering van diensten voor beleggingen in financiële instrumenten en voor de werking van gereguleerde financiële markten. Een recente herziening van de regelgeving voor financiële instrumenten had tot doel de financiële markten van de EU verder te integreren en het concurrentievermogen en de efficiëntie ervan te verbeteren. De Raad nam die gewijzigde regelgeving in mei 2014 aan, waarbij onder meer een bestaande “MiFID”-tekst ter regulering van markten voor financiële instrumenten werd vervangen. Volgens het standpunt van de Raad wordt de termijn voor omzetting van MiFID II door de lidstaten in de nationale wetgeving naar 3 juli 2017 verschoven en de toepassingsdatum van zowel MiFID II als MiFIR naar 3 januari 2018 verschoven.

FRP 2016/257 - Sign. - ESAs publiceren definitieve ontwerp technische normen voor niet-centraal geclearde OTC-derivaten

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 8 maart 2016 hebben de ESAs hun finale ontwerp van regulerende technische standaarden (RTS) betreffende het stelsel van de European Market Infrastructure Regulation (EMIR). Deze RTS hebben betrekking op de risico beperkende technieken met betrekking tot de uitwisseling van onderpand aan vorderingen uit hoofde van niet-centraal geclearde OTC-derivaten. Ze hebben ook de criteria met betrekking tot binnen de groep vrijstellingen en de definities van praktische en juridische belemmeringen die een onmiddellijke overdracht van middelen tussen tegenpartijen tegenwerken. Deze normen zijn gericht op het vergroten van de veiligheid van de markten voor OTC-derivaten in de EU.

FRP 2016/258 - Sign. - ESAs identificeren kwetsbaarheden Europese financiële systeem

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 7 april 2016 heeft het Gezamenlijk Comité van de ESA’s het voorjaarrapport 2016 gepubliceerd aangaande risico’s en kwetsbaarheden in het Europese financiële systeem. Het Gezamenlijk Comité benoemt in dit rapport drie risico’s die van invloed kunnen zijn op het Europese financiële systeem en stelt een aantal beleidsacties voor om deze risico’s aan te pakken. Daarbij wijzen zij op de lage winstgevendheid van financiële instellingen in een markt met lage opbrengsten, de toenemende verbondenheid tussen banken en niet-bancaire entiteiten en tot slot het mogelijke besmettingsgevaar vanuit China en andere opkomende markten.

FRP 2016/259 - Sign. - Technische standaarden kerndocumenten voor particuliere beleggers in de EU

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 7 april 2016 heeft het Gezamenlijke Comité van de ESAs haar voorstel voor regelgevende technische standaarden (RTS) voor belangrijke informatie documenten (KIDs) voor beleggingsproducten voor consumenten (PRIPs) afgerond. De documenten moeten ervoor zorgen dat eenvoudige en vergelijkbare informatie voor particuliere beleggers beschikbaar komt voor alle financiële sectoren in de Europese Unie. Het voorstel dient de transparantie en vergelijkbaarheid van informatie over risico’s, prestaties en kosten van beleggingsproducten te verhogen. Daarnaast verwacht het Gezamenlijke Comité dat hiermee naast het vertrouwen ook de bescherming van gebruikers van bancaire, verzekerings- en effectenbeleggingsproducten wordt verhoogd.

FRP 2016/260 - Sign. - EBA publiceert jaarlijkse beoordeling EU-colleges van toezichthouders.

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 1 maart 2016 heeft EBA haar jaarlijkse rapport gepubliceerd aangaande de beoordeling van het EU-colleges van toezichthouders. Dit betreft het forum waarbinnen gezamenlijke beslissingen over kapitaal en liquiditeit en herstelplannen voor EU grensoverschrijdende bankgroepen worden georganiseerd. Het rapport beoordeelt hoe de EU-colleges in 2015 hebben gefunctioneerd en identificeert de belangrijkste activiteiten voor het effectief toezicht op de grensoverschrijdende EU-bankgroepen in 2016. Daarnaast vestigt het rapport de aandacht van toezichthouders op een aantal specifieke punten voor 2016, met inbegrip van niet-presterende leningen (NPLs) en de reiniging van de balans, de duurzaamheid van het business model, gedragsrisico’s en IT-risico’s.

FRP 2016/261 - Sign. - Resultaten CRDIV-CRR/Basel III monitoring exercise 30 juni 2015

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
EBA heeft op 2 maart 2016 haar negende rapport over de Basel III monitoring exercise met betrekking tot het Europese bankensysteem gepubliceerd. De monitoring is uitgevoerd parallel aan de monitoring die het Comité van Basel voor het bankentoezicht wereldwijd hebben uitgevoerd. Aan de hand de monitoring wordt vastgesteld wat de impact is van de omzetting naar de Basel III eisen voor banken in de EU en wat de impact is van de volledige implementatie van de richtlijn en verordening Kapitaalsvereisten (CRD IV/CRR).

FRP 2016/262 - Sign. - Gewijzigde standaarden toezichtrapportage voor instellingen

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 8 maart 2016 heeft EBA haar definitieve ontwerp van technische uitvoeringsnormen (ITS) tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 over toezichtrapportage. EBA is verplicht specifieke toezichtrapportage op het gebied van het eigen vermogen, financiële informatie, verliezen op leningen gedekt door onroerend goed, grote risico’s, leverage ratio, liquiditeitsratio’s, asset bezwaren, extra liquiditeit metriek en toezicht benchmarking te ontwikkelen.

FRP 2016/263 - Sign. - Benchmark Hypothecair krediet richtlijn

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 21 maart 2016 heeft EBA een besluit gepubliceerd betreffende de formule die dient te worden gebruikt door schuldeisers bij de berekening van de benchmark rente voor de Hypotheek krediet richtlijn (MCD). De MCD vereist schuldeisers een door de EBA opgegeven benchmark te gebruiken voor de variabele rente hypotheken.

FRP 2016/264 - Sign. - MKB Rapportage

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 23 maart 2016 heeft EBA een rapport gepubliceerd over MKB-ondernemingen. Hierin staat een analyse die (i) de evolutie van leningen aan en de voorwaarden voor het MKB, (ii) de daadwerkelijke risico’s van MKB-ondernemingen gedurende een volledige economische cyclus en (iii) de consistentie van eigen in de verordening Kapitaalvereisten (CRR) voor het kredietrisico aan KMB-ondernemingen. De resultaten van de EBA analyse laten een beperkte effectiviteit van de MKB-Supporting Factor (SF) zien. Er zijn meer gegevens nodig voordat definitieve conclusies te trekken en daarom kan de EBA adviseert voortdurende controle op de toepassing van de SF.

FRP 2016/265 - Sign. - ESMA publiceert jaarlijkse rapportage accountancy handhaving in 2015

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 29 maart 2016 heeft ESMA haar jaarlijkse rapport gepubliceerd betreffende de handhaving en regelgevende activiteiten van toezichthouders van de accountancy binnen de Europese Unie in 2015. In 2015 bleef ESMA de versterking van convergentie van het toezicht op het gebied van financiële verslaggeving om de consistentie en kwaliteit in de hele EU te verbeteren door richtsnoeren uit te geven, aandachtsgebieden te benoemen en bij het coördineren van handhavingsbeslissingen. Voor 2016 zal de naleving van IFRS nader worden bekeken.

FRP 2016/266 - Sign. - ESMA publiceert UCITS remuneratievoorschriften

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 31 maart 2016 heeft ESMA haar finale rapport gepubliceerd aangaande voorschriften voor deugdelijk remuneratiebeleid onder de UCITS richtlijn en AIFMD. De voorschriften verschaffen duidelijkheid voor het beheer van bedrijven bij het opzetten en toepassen van een beloningsbeleid voor belangrijke medewerkers. De richtsnoeren dienen te zorgen voor een convergente toepassing van deze bepalingen en geven advies over het beheer van de beloning, eisen aan risicobeheersing en openbaring. De richtsnoeren zullen gelden voor icbe’s en de ondernemingen die de nationale bevoegde autoriteiten van 1 januari 2017.

FRP 2016/267 - Sign. - Geen noodzaak tot tijdelijke uitsluiting ETDs

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 4 april 2016 heeft ESMA aangegeven dat zij geen aanleiding ziet om de toegang tot op de beurs verhandelde derivaten (ETDs) uit te sluiten van niet-discriminerende toegang tot centrale tegenpartijen en handelsplatforms, dat door MiFID II en MiFIR zal worden ingevoerd. Uit analyse van ESMA blijkt dat openlijke toegang tot ETDs geen onnodige risico’s opleveren voor de algehele stabiliteit en ordelijke werking van de Europese financiële markten.

FRP 2016/268 - Sign. - Ruimte voor verbetering ten aanzien van het nationale toezicht op beleggingsadvies aan consumenten

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 7 april 2016 heeft ESMA een peer review gepubliceerd betreffende de wijze nationale toezichthouders nakoming van de MiFID’s voorschriften ten aanzien van beleggingsadvies aan consumenten beoordelen. ESMA stelt dat de meeste nationale toezichthouders een goed beeld hebben van de beleggingsadviesmarkt in hun jurisdictie en geregeld de distributiemethoden en het bedrijfsmodel van beleggingsondernemingen onderzoeken. Wel meent ESMA dat er aanleiding is om meer proactieve toezichthoudende aanpak na te streven en handhavingsactiviteiten te versterken.

FRP 2016/269 - Sign. - ESMA publiceert de resultaten van de EU-wijde stresstest aangaande centrale tegenpartijen

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 29 april 2016 heeft ESMA de resultaten gepubliceerd van de eerste EU-wijde stresstest ten aanzien van centrale tegenpartijen (CCPs). De oefening was gericht op het beoordelen van de veerkracht en veiligheid van de Europese sector van centrale tegenpartijen als het in kaart brengen van eventuele kwetsbaarheden. De resultaten van de test hebben aangetoond dat het huidige systeem binnen Europa in zijn totaliteit bestand is tegen de gebruikte stress scenario’s waarbij extreme, maar plausibele marktontwikkelingen zijn nagebootst.

FRP 2016/270 - Sign. - EIOPA publiceert voorbereidende richtlijnen voor Producttoezicht en Governance

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
EIOPA heeft op 13 april 2016 voorbereidende richtlijnen gepubliceerd voor Producttoezicht en Governance (POG) verplichtingen ten aanzien van verzekeraars en verzekeringsdistributeurs. Deze richtlijnen bieden vroegtijdig begeleiding en ondersteuning aan nationale toezichthouders en marktdeelnemers met de implementatie van POG-verplichtingen ter voorbereiding van de formele eisen die zijn opgenomen in de Insurance Distribution Directive (IDD). De voorbereidende richtlijnen vereisen verzekeraars om passende maatregelen te nemen om de doelgroep voor elk te ontwerpen product te identificeren. Om daarmee een product in overeenstemming te brengen met de relevante belangen en doelstellingen van de doelgroep en om het gebruik van geschikte distributiekanalen te verzekeren.

FRP 2016/271 - Sign. - EIOPA beveelt aan om risicobeoordeling en transparantie van pensioenfondsen te verhogen

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
EIOPA heeft op 14 april 2016 een opinie over een gezamenlijk stelsel voor risicobeoordeling en transparantie voor bedrijfspensioenfondsen (IORPs) gepubliceerd. EIOPA beveelt aan om de Europese regelgeving ten aanzien van bedrijfspensioenfondsen te versterken door het standaardiseren van risicobeoordeling om de impact van vooraf gedefinieerde stressscenario’s te berekenen. Daarnaast meent EIOPA dat bedrijfspensioenfondsen hierover meer transparantie moeten nastreven naar deelnemers en overige stakeholders toe.

FRP 2016/272 - Sign. - Afwijzing krachtens art. 17 ESA Verordening (HvJ EU 09-09-2015, ECLI:EU:T:2015:608, «JOR» 2016/63, m.nt. mr. E.J. van Praag, tevens behorend bij «JOR» 2013/306, m.nt. Bierens en «JOR» 2015/40, m.nt. Van Praag)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze uitspraak komt voort uit een geschil tussen een gedupeerde cliënt (SV Capital), en zijn bank (het Estlandse bijkantoor van de Finse Nordea bank). In een civiele procedure tussen SV Capital en Nordea zouden enkele functionarissen van Nordea leugenachtige verklaringen hebben afgelegd. SV Capital klaagt hierover zowel bij de Estse als de Finse nationale toezichthouder, maar beide toezichthouders weigeren in te grijpen. Aan de orde is het verzoek van SV Capital tot nietigverklaring van het besluit van de Europese Bankautoriteit (EBA) tot afwijzing van een verzoek om krachtens art. 17 ESA Verordening een onderzoek in te stellen tegen de Finse en Estse financiële toezichthoudende autoriteiten wegens vermeende schending van het recht van de Europese Unie en van het besluit van de bezwaarcommissie van de Europese toezichthoudende autoriteit, waarbij het bezwaar tegen dat besluit is verworpen.

FRP 2016/273 - Sign. - Handhavingsbevoegdheid bij misleidende handelspraktijk (Vrzngr. Rb. Rotterdam 20-07-2015, ECLI:NL:RBROT:2015:6279, «JOR» 2016/62, m.nt. prof. mr. C.W.M. Lieverse)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze uitspraak is van belang vanwege de samenloop tussen de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) die de AFM een handhavende bevoegdheid geeft als een handelaar een oneerlijke handelspraktijk pleegt in de financiële sector. Van samenloop is geen sprake wanneer een bepaalde handelwijze als hoofdregel valt onder een regel in de Wft, maar daarvan is vrijgesteld of uitgezonderd en kwalificeert als een oneerlijke handelspraktijk.

FRP 2016/274 - Sign. - Vergunningsplicht beheerder gereglementeerde markt en invulling prudentiële voorschriften verbonden aan vergunning (Rb. Rotterdam 17-12-2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9354, «JOR» 2016/65, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In deze uitspraak staan twee vragen centraal. Allereerst of naast Euronext Amsterdam NV ook Euronext NV een vergunning, zoals gesteld in art. 5:26, lid 1 Wft, nodig heeft voor het exploiteren of beheren van een in Nederland gevestigde gereglementeerde markt. Daarnaast of de minister aan die vergunning een voorschrift mag verbinden dat een prudentiële eis inhoudt waarmee minimale eisen worden gesteld aan het eigen vermogen.

FRP 2016/275 - Sign. - Misleidende reclame-uitingen (Rb. Rotterdam 23-12-2015, ECLI:NL:RBROT:2015:9454, «JOR» 2016/66, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Bij besluit van 15 april 2014 heeft de AFM een boete van € 500.000 opgelegd aan verzekeraar X vanwege een reclame-uiting via Google AdWords, uitlatingen op de eigen website en een banner. Het belangrijkste bezwaar van de AFM was dat in de uitlatingen over het spaarplan niet werd vermeld dat het een verzekering betrof. Volgens de AFM heeft deze verzekeraar met de uitlatingen informatie aan cliënten verstrekt of beschikbaar gesteld, die niet voldoet aan de eis dat deze correct, duidelijk en niet misleidend moet zijn en daarmee art. 4:19 lid 2 Wft geschonden.

FRP 2016/276 - Sign. - Toezichtbevoegdheden DNB in het licht van het territorialiteitsbeginsel (Rb. Rotterdam 05-01-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:109, «JOR» 2016/68, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze uitspraak is vooral van belang voor markttoezichthouders die geregeld te maken hebben met (rechts)personen buiten Nederland die activiteiten in Nederland verrichten die onder hun toezicht vallen. De vraag die aan de orde is of toezichtvorderingen ook buiten Nederland kunnen worden gedaan en of in hoeverre medewerking daaraan kan worden afgedwongen.

FRP 2016/277 - Sign. - Bestuurlijke boete voor overtreding Bpr en Wwft door DNB terecht opgelegd (Rb. Rotterdam 03-03-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:1666)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
E staat ingeschreven in het register voor betaalinstellingen van DNB en heeft een vergunning voor het verlenen van betaaldiensten als bedoeld in art. 2:3a Wft. In het verleden heeft E al meerdere malen een aanwijzing van DNB gekregen wegens onder andere tekortkomingen op het gebied van transactiemonitoring, de meldplicht van art. 16 Wwft en het vereiste kennisniveau van medewerkers. Op 24 juni 2014 heeft DNB op grond van art. 1:75 Wft en art. 32 Wwft wederom een aanwijzing gegeven, die ertoe strekte dat E een systematische analyse van de integriteitsrisico’s opstelt in de zin van art. 10 lid 1 Bpr, dat E op basis hiervan en aan de hand van de DNB Leidraad WWFT en Sanctiewet haar Handboek aanvult en actualiseert en dat E daarnaast het aangepaste Handboek onmiddellijk uitvoert.

FRP 2016/278 - Sign. - Boete Wft wegens feitelijk leidinggeven aan overtreding bankverbod (CBb 07-03-2016 ECLI:NL:CBB:2016:54)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 9 november 2012 heeft DNB appellant A een boete opgelegd van € 150.000,- vanwege het feitelijk leidinggeven aan overtreding van het bankverbod van art. 2:11 Wft door stichting S. Na informatie van de AFM is uit onderzoek van DNB gebleken dat de stichting door het uitgeven van obligaties opvorderbare gelden heeft aangetrokken van niet professionele marktpartijen en deze heeft doorgeleend aan betrokkene 2. In de periode van 18 februari 2010 tot heden, of in ieder geval tot en met 11 september 2012, kwalificeert de stichting daarom als bank. De stichting beschikte niet over een vergunning en was ook niet op grond van art. 2:11 lid 2 Wft uitgezonderd van de verbodsbepaling van art. 2:11 lid 1 Wft. A is bestuurder van de stichting. Volgens DNB heeft A als bestuurder feitelijk leidinggegeven aan de overtreding. Op 1 mei 2013 heeft DNB het bezwaar van A tegen het boetebesluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van A hiertegen eveneens ongegrond verklaard, waarna A hoger beroep heeft ingesteld.

FRP 2016/279 - Sign. - Misleidende handelspraktijk bij brugfinanciering (Hof Arnhem-Leeuwarden 20-10-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7904, «JOR» 2016/64, m.nt. mr. F.P.C. Strijbos)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De appellanten zijn in 2003 een overeenkomst van vermogensbeheer aangegaan met geïntimeerde en hebben daarnaast deelgenomen in een aantal brugfinancieringen. Bij twee van de voorgefinancierde fondsen gaat het mis en blijven de beleggers uiteindelijk zitten met niet uitbetaalde deelnemingsrechten. De beheerder van de fondsen is in 2014 failliet verklaard.

FRP 2016/280 - Sign. - Overkreditering (Hof Arnhem-Leeuwarden 29-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9921, «JOR» 2016/67, m.nt. mr. J.M. Atema)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De Stichting Gedupeerden Overwaardeconstructie W&P (Stichting) behartigt de belangen van klanten van Wagner & Partners (W&P). W&P adviseert als tussenpersoon tussen 1997 en 2003 diverse particulieren wier woningen latente overwaarde in zich herbergen. Via W&P worden aanvragen voor aanvullende hypothecaire financieringen gedaan bij diverse banken. Het advies van W&P heeft niet alleen betrekking op het gebruiken van de latente overwaarde als zekerheid voor aanvullende financiering, maar ook voor deelname in het zogenoemde “Wagner-plan” waarvoor de financiering wordt aangewend. Dit houdt in dat het geleende geld wordt belegd, waarmee volgens prognoses van W&P een jaarlijkse rendement van circa 8% zou kunnen worden behaald. Door onttrekkingen aan het beleggingsdepot zouden de rentelasten die worden verschuldigd in verband met de hypothecaire en aanvullende financiering kunnen worden opgebracht.

FRP 2016/281 - Sign. - Oneerlijk beding in Dexia-overeenkomst? Afwachting beantwoording prejudiciële vragen (Hof Den Haag 12-01-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:471)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Uit het eerder gewezen tussenarrest in deze zaak van 20 januari 2015 (Hof Den Haag 20-01-2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:31) volgt dat Dexia de met geïntimeerde gesloten aandelen-leaseovereenkomsten op basis van art. 6 van de Bijzondere Voorwaarden heeft opgezegd wegens een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van geïntimeerde. Geïntimeerde voert aan dat die bepaling een boetebeding behelst. In het genoemde artikel is bepaald dat indien de lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen, Dexia gerechtigd is de overeenkomst en alle andere soortgelijke leaseovereenkomsten terstond te beëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesommen uit hoofde van alle lopende leaseovereenkomsten in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen. De opbrengst van de verkoop zal dan in mindering worden gebracht op datgene wat lessee aan haar verschuldigd is. Geïntimeerde stelt dat hiermee sprake is van een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13/EEG, omdat bij de beëindiging van de overeenkomst de lening dient te worden terugbetaald, zodat vanaf dat moment van een schuld geen sprake meer is. Indien Dexia de verkoopopbrengst had verrekend met de nog openstaande contant gemaakte hoofdsom, dan was de hele lening afgelost. Dexia heeft dus geen tegenprestatie geleverd voor de toekomstige termijnen. Indien geïntimeerde dan toch gehouden is de resterende rentetermijnen tot de oorspronkelijke einddatum te betalen, is feitelijk sprake van een boeterente, die bovendien ook nog eens buitensporig hoog is, aldus geïntimeerde.

FRP 2016/282 - Sign. - Overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd voor verjaring bevoegdheid (Rb. Midden-Nederland 27-01-2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:820)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Gedaagde G heeft in 2000 een effectenleaseovereenkomst afgesloten met Dexia. De eindafrekening vermeldt een bedrag van € 78,90,- aan inhaalincasso’s. G heeft dit bedrag aan Dexia betaald. G heeft door middel van een “opt-out”-verklaring aangegeven niet aan de Duisenbergregeling gebonden te willen zijn. Bij brief van 25 januari 2012 heeft Leaseproces namens G aan Dexia laten weten dat G zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt. Dexia heeft G daarna de mogelijkheid geboden aan te tonen dat sprake zou zijn van een onaanvaardbare last en dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding conform het Hofmodel. De bijgevoegde waiver heeft G niet ondertekend en geretourneerd.

FRP 2016/283 - Sign. - Vernietiging effectenleaseovereenkomst treft doel (Rb. Oost-Brabant 11-02-2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:584)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Gedaagde G is een van de gedupeerden die in het verleden een effectenleaseovereenkomst hebben afgesloten met Dexia. Bij dagvaarding van 13 maart 2003 hebben onder anderen de Stichting Eegalease en de Consumentenbond gevorderd voor recht te verklaren dat op de door Dexia aangeboden leaseovereenkomsten het bepaalde in de art. 1:88 en art. 1:89 BW van toepassing is en daarnaast dat de leaseovereenkomsten die in de periode 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 zonder toestemming van de echtgenoot of geregistreerd partner met Dexia zijn gesloten, vernietigd zijn, althans vernietigbaar zijn op grond van art. 1:89 BW. Bij vonnis van 25 augustus 2004 (Rb. Amsterdam 25-08-2004, ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ7412) heeft de rechtbank Amsterdam de eerste vordering toegewezen en de tweede vordering afgewezen. Gedurende het door Dexia tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep is tussen Dexia en de betrokken belangenorganisaties een schikking tot stand gekomen, die is neergelegd in een “Hoofdovereenkomst” van 23 juni 2005. Daarbij hebben de belangenorganisaties verklaard hun medewerking te zullen verlenen aan beëindiging en royement van alle onderwerpelijke procedures, waaronder de met de dagvaarding van 13 maart 2003 ingeleide procedure, en afstand te doen van alle in de betrokken procedures gepretendeerde rechten en/of vorderingen, waaronder beide eerdergenoemde vorderingen. Partijen hebben vervolgens een overeenkomst gesloten zoals bedoeld in art. 7:907 lid 1 BW (de WCAM-overeenkomst). Deze overeenkomst is bij beschikking van het hof Amsterdam van 25 januari 2007 verbindend verklaard (Hof Amsterdam 25-01-2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033). Het geheel van de hier bedoelde afspraken wordt aangeduid als de Duisenbergregeling. G heeft echter door een schriftelijke mededeling als bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW tijdig laten weten niet gebonden te willen zijn aan de Duisenbergregeling.

FRP 2016/284 - Sign. - Nationalisatie SNS: Ondernemingskamer benoemt deskundigen ter begroting schade (Hof Amsterdam Ondernemingskamer 26-02-2016 ECLI:NL:GHAMS:2016:594)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Het betreft hier de schadeloosstelling in verband met de onteigening van effecten en vermogensbestanddelen op 1 februari 2013 van SNS Reaal en SNS Bank. De Minister van Financiën heeft aan de Ondernemingskamer verzocht om de schadeloosstelling vast te stellen op nihil. Hiertegen is door vele belanghebbenden verweer gevoerd. De Ondernemingskamer heeft op 11 juli 2013 (Hof Amsterdam Ondernemingskamer 11 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:1966) een beschikking gewezen, waarin werd geoordeeld dat het ‘nihil’ van de minister onvoldoende was onderbouwd. Daarbij heeft de Ondernemingskamer gesteld dat aannemelijk is dat het aanbod geen volledige vergoeding vormt voor de door de rechthebbenden geleden schade waardoor de Ondernemingskamer daarom een hogere schadeloosstelling dient vast te stellen en dat zij met het oog daarop een deskundigenbericht zal gelasten. Tegen deze beschikking is tussentijds cassatieberoep ingesteld.

FRP 2016/285 - Sign. - Schending zorgplicht bij oversluiten lening? Schadeberekening (Hof Arnhem-Leeuwarden 01-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1593)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Appellanten hebben met Santander een overeenkomst van geldlening gesloten voor een totaalbedrag van € 37.917. Van dit bedrag is € 34.258 door Santander betaald aan diverse schuldeisers van appellanten; het restant ad € 3.659 is ter vrije besteding uitgekeerd. Op deze kredietovereenkomst is de WCK van toepassing. Appellanten vorderden in eerste aanleg voor recht te verklaren dat Santander jegens appellanten toerekenbaar is tekortgeschoten in haar (pre)contractuele zorgplicht en mitsdien aansprakelijk is voor de geleden schade, met verwijzing naar de schadestaat. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen. In reconventie zijn appellanten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 22.276,84.

FRP 2016/286 - Sign. - Herzieningsverzoek in collectieve actie Stichting afgewezen (Hof Amsterdam 01-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:702)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De Rechtbank Utrecht heeft op 22 december 2004 voor recht verklaard dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen die met Aegon een Sprintplanovereenkomst hebben gesloten en dat Aegon aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. Dit vonnis is door het hof bij arrest van 15 november 2007 bekrachtigd. De Hoge Raad heeft vervolgens bij arrest van 5 juni 2009 de tegen dit arrest ingestelde cassatieberoepen verworpen. De Stichting Gedupeerden Spaarconstructie (GeSP) vordert op grond van art. 382 Rv herziening van de uitspraak van het hof van 15 november 2007. GeSP stelt daartoe dat Aegon in de procedure heeft verzwegen dat zij de ingelegde gelden niet volledig daadwerkelijk voor rekening en risico van de deelnemers aan het Sprintplan heeft belegd. De vraag die daarmee voorligt, is of de door GeSP gestelde feiten en omstandigheden zozeer de verdenking rechtvaardigen van bedrog, dat het arrest moet worden herroepen.

FRP 2016/287 - Sign. - Vermogensscheiding door beleggingsondernemingen: wat zal er wijzigen? (JutD 2016, 20, mr. N. de Koning)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In 2015 heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) onderzoek verricht naar vermogensscheiding door middel van beleggersgiro’s. Aanleiding hiertoe is de herziening van de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID II) en enkele nationale ontwikkelingen geweest. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de AFM een voorstel gepubliceerd om de wetgeving voor vermogensscheiding door beleggingsondernemingen te wijzigen. De voornaamste reden is dat AFM meent dat de bewaring van financiële instrumenten conform de Wet giraal effectenverkeer (Wge) een betere juridische bescherming biedt dan bewaring via een beleggersgiro. De AFM stelt daarnaast dat bewaring van gelden anders moet worden vormgegeven. In het artikel bespreekt de auteur de huidige regeling voor vermogensscheiding en de wijzen waarop zowel niet-bank-beleggingsondernemingen als bank-beleggingsondernemingen kunnen voldoen aan de eis van vermogensscheiding. Vervolgens bespreekt de auteur de voorgestelde wijzigingen door de AFM. Daarbij gaat hij in op de reden van de wijzigingen en behandelt kort de voorstellen van de AFM. De auteur concludeert dat beleggingsondernemingen die gebruik maken van beleggersgiro’s een andere regeling zullen moeten treffen. Daarbij trekt hij de gestelde kostenbesparing door de AFM in twijfel door de implementatie van een vervangende regeling. Voor wat betreft vermogensscheiding van aan cliënten toebehorende gelden hoeven in principe alleen beleggingsondernemingen zonder bankvergunning actie te ondernemen.

FRP 2016/288 - Sign. - Klaar voor het nieuwe markt-misbruikregime? (JutD 2016, 38, mr. F.F. Nagelkerke)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 3 juli 2016 treden de nieuw regels met betrekking tot marktmisbruik in werking naar aanleiding van de implementatie van de herziening van de Markten in Financiële Instrumenten Richtlijn (MiFID II) en de bijbehorende verordening (MiFIR). De auteur bespreekt eerst de regels op Europees niveau en de implementatie daarvan in Nederland. Daarna gaat zij in op de achtergrond van de wijzigingen van het markmisbruikregime. De belangrijkste bepalingen van dit regime behandelt de auteur in twee onderdelen. Allereerst bespreekt zij de handel met voorwetenschap. Daarbij neemt zij het begrip voorwetenschap onder de loep om vervolgens het verbod van transactie en tippen te behandelen. Daarnaast gaat de auteur in op het melden van verdachte orders of transacties en het bijhouden van een insider lijst. In het tweede onderdeel behandelt de auteur het verstrekken of publiceren van voorwetenschap. Daarbij bespreekt zij de regeling over market soundings en gaat in op de verplichting om voorwetenschap te publiceren. Tot slot behandelt de auteur kort de melding van door manager verrichtte transacties en de bepalingen met betrekking tot marktmanipulatie. De auteur komt tot de conclusie dat het nieuwe regime met betrekking tot marktmisbruik grote gevolgen zal hebben voor de inrichting van de bedrijfsvoering en de bewustwording onder werknemers. Daarbij wijst zij op de noodzaak om nieuwe procedures onder de aandacht te brengen en medewerkers te trainen met betrekking tot de inhoud en de reikwijdte van de verplichtingen.

FRP 2016/289 - Sign. - Nationale Nederlanden/Van Leeuwen: was de uitspraak het wachten waard (NTBR 2016, 3, mr. M.W. Wallinga en prof. dr. O.O. Cherednychenko)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In Nationale Nederlanden/Van Leeuwen draait het om een door de Rechtbank Rotterdam aan het Europese Hof van Justitie voorgelegde prejudiciële vraag die naar voren kwam in de woekerpolisaffaire. Deze affaire is ontstaan naar aanleiding van de ophef over grote schaal afgesloten beleggingsverzekeringen. De ophef over deze beleggingsverzekeringen komt doordat verzekeraars een groot deel van het ingelegde geld niet hadden aangewend voor de aanschaf van fondsen voor de verzekeringsnemers. Substantiële delen van het ingelegde geld zijn opgegaan aan volgens verzekeringsnemers vooraf niet voldoende door de verzekeraar inzichtelijk gemaakte premies en andere kosten. In deze bijdrage onderzoeken de auteurs de betekenis van de uitspraak van het Hof voor belanghebbenden en voor het meer algemene vraagstuk van Europese harmonisatie van het privaatrecht. Daarbij bespreken zij het antwoord van het Hof op de prejudiciële vraag en wat dit voor privaatrechtelijke normstelling betekent. Tot slot besteden de auteurs aandacht aan de gevolgen die de uitspraak heeft voor beleggingsdienstverlening. De auteurs menen dat de meerwaarde van de uitspraak ligt in de wijze waarop het Hof het belang van het rechtszekerheidsbeginsel relativeert met het oog op consumentenbescherming. Daaruit kan volgens hen worden afgeleid dat verzekeraars en beleggingsondernemingen zich tegenover doorgaans zwakker geachte partijen niet eenvoudig kunnen verschuilen achter het rechtszekerheidsbeginsel.

FRP 2016/290 - Sign. - Requiem voor het effectenbewaarbedrijf (FR 2016, nr. 3, p. 70, prof. mr. W.A.K. Rank)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 3 februari 2016 heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) een consultatiedocument gepubliceerd betreffende een voorgenomen besluit tot wijziging van de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Nrgfo Wft). Dit betreft regelgeving met betrekking tot de bescherming van de rechten van cliënten bij voor cliënten bewaarde financiële instrumenten. De AFM acht het denkbaar dat bewaring van financiële instrumenten via een effectenbewaarbedrijf in de toekomst niet meer wordt toegestaan als middel van vermogensscheiding. De AFM hoopt via de consultatie te vernemen hoe de markt hier tegenover staat. In deze bijdrage geeft de auteur eerst een uiteenzetting van het geldende wettelijke regime voor vermogensscheiding voor bank-beleggingsondernemingen. Daarna spreekt hij de in 2011 in werking getreden wijziging van de Wet giraal effectenverkeer (Wge). Vervolgens behandelt de auteur de (on)wenselijkheid van het discontinueren van de effectenbewaarbedrijven in het licht van de gewijzigde Wge, de wijze waarop beëindiging van de bewaring van effecten via een effectenbewaarbedrijf het beste worden vorm gegeven en de mogelijke herrijzenis van het effectenbewaarbedrijf. De auteur concludeert dat het niet zeker is dat de effectenbewaarbedrijven met de verruiming van de beschermingsomvang van de Wge overbodig zijn. Door middel van creatief gebruik van de figuur van het effectenbewaarbedrijf, biedt het effectenbewaarbedrijf enorme kansen en toont het zich volgens de auteur een instrument dat meer functionaliteiten beidt dan de Wge.

FRP 2016/291 - Sign. - De nieuwe Europese richtlijn inzake de depositogarantiestelsels; wat gaat er veranderen? (Deel II) (FR 2016, nr. 3, p. 79, mr. E.L.M. Kranenburg)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De herziene Richtlijn inzake het depositogarantiestelsel is met vertraging geïmplementeerd in Nederland. In deel I van dit tweeluik geeft de auteur de gevolgen van de herschikking van de Richtlijn. Vanwege de verlate implementatie was bij publicatie van deel I van dit tweeluik de uitwerking van de Richtlijn in Nederlands recht nog niet bekend. De wetgeving ten aanzien van de implementatie van Richtlijn is inmiddels definitief vastgesteld. In dit deel gaat de auteur concreet in op de gevolgen van de Richtlijn in de Nederlandse wetgeving en in het bijzonder de gevolgen voor banken en deposanten. Daarbij behandelt de auteur de aanpassingen in de Wft die zijn doorgevoerd ter implementatie van de Richtlijn. De meest noodzakelijke aanpassingen ter invoering van de Richtlijn zijn terecht gekomen in het Besluit bijzondere prudentiele maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft (Bbpm). De auteur zet na de aanpassingen in de Wft vervolgens de belangrijkste bepalingen uit het Bbpm uiteen. Daarbij gaat zij in op de relatie tussen De Nederlandsche Bank (DNB) en het depositogarantiefonds en bespreekt de categorieën van deposito’s en depositohouders. Daarnaast behandelt de auteur informatievoorziening aan depositiohouders en de terugbetaling aan depositohouders. Tot slot bespreekt zij de financiering van het depositogarantiefonds.

FRP 2016/292 - Sign. - Gedrag en cultuur in corporate governance regelingen voor banken (FR 2016, nr. 3, p. 91, mr. R.E.W. Mikulski)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Sinds enkele jaren houdt De Nederlandsche Bank (DNB) toezicht op gedrag en cultuur bij financiële instellingen. DNB ziet dit toezicht als een aanvulling op traditionele vormen van financieel toezicht. Gedrag en cultuur hebben ook een plek veroverd in verschillende governanceregelingen. Voor banken is het daardoor niet altijd meer duidelijk welke (zelf)regulering op hen van toepassing is en welke toezichthouder bevoegd is. Veel banken vinden daarnaast dat gedrag en cultuur onder hun eigen verantwoordelijkheid vallen. De auteur geeft allereerst in dit artikel een overzicht van de belangrijkste (zelf)regulering en de daarin opgenomen beschrijving van corporate governance. Vervolgens behandelt de auteur hoe de verschillende governanceregelingen passen binnen het in Nederland dominante bestuursmodel. Tot slot bekijkt de auteur hoe gedrag en cultuur terugkomen in de verschillende regelingen. De auteur concludeert dat gedrag en cultuur aan terrein hebben gewonnen in corporate governanceregelingen en het toenemende belang van gedrag en cultuur een verklaring kan zijn voor de focus van DNB. De auteur stelt wel dat de invulling van de bepalingen van gedrag en cultuur niet alleen sterk afhankelijk is van de tijdsgeest, maar ook van het karakter van de specifieke onderneming. De invulling van gedrag en cultuur moet aansluiten bij de bestaande bedrijfscultuur. Zij acht een one-size-fits-all benadering niet wenselijk en DNB zou hier rekening mee moeten houden bij het houden van prudentieel toezicht.

FRP 2016/293 - Sign. - Beboeting van feitelijk leidinggevers in het financiële toezicht: Verkenning van vijf jaar rechtspraak (FR 2016, nr. 3, p. 98, mr. drs. S.M. Peek en mr. B. de Vries)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De financiële toezichthouders leggen bestuurders en managers die betrokken zijn bij overtredingen door ondernemingen meer en meer onder een vergrootglas. De AFM en DNB maken steeds vaker gebruik van hun bevoegdheid bestuurlijke boetes op te leggen aan personen die feitelijk leidinggeven aan dergelijke overtredingen. Boetes kunnen aanzienlijke consequenties hebben voor senior management in de financiële sector. In deze bijdrage geven de auteurs een overzicht van de recente jurisprudentie in het financieel toezichtrecht en de oplegging van bestuurlijke boetes aan feitelijk leidinggevers. Daarbij behandelen de auteurs eerst de bevoegdheid om feitelijk leidinggevers te beboeten en schetsen zij de totstandkoming van deze bevoegdheid. Daarna bespreken zij de criteria waaraan moet zijn voldaan om een individu als feitelijk leidinggever te kwalificeren en hoe hiermee in de rechtspraak wordt omgegaan. Vervolgens behandelen de auteurs de door hen verrichte kwantitatieve analyse van de rechtspraak waarbij zij de hoeveelheid van boeteprocedures, de hoogte van de boetes voor en na beroep en welke functionarissen betrokken zijn bij boeteprocedures. Hierna bespreken zij belangrijke aspecten in de rechtspraak over bestuurlijke boetes opgelegd aan feitelijk leidinggevers. Deze aspecten betreffen onder meer verwijtbaarheid, ne bis in idem-beginsel, het gelijkheidsbeginsel, evenredigheid en draagkracht. Tot slot behandelen de auteurs kort de implicaties van opgelegde boetes aan feitelijk leidinggevers. De auteurs concluderen dat de rechtspraak rond beboeting van natuurlijke personen zal doorgroeien. Zij stellen wel dat het aanvechten van boetes lijkt te lonen met name op de punten die de hoogte van de boete beïnvloeden. Daarbij is de kans van succes afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval en de vraag in hoeverre de toezichthouder dit heeft meegewogen in zijn beslissing.

FRP 2016/294 - Sign. - UCITS V implementatie in Nederland (FR 2016, nr. 3, p. 114, mr. C.J. Groffen)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Met ingang van 18 maart 2016 wordt de UCITS V richtlijn geïmplementeerd in Nederland. In deze bijdrage gaat de auteur in op de wijzigingen als gevolg van de implementatie in Nederland. Daarbij behandelt de auteur onder meer de vastlegging in de Wft van de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de bewaarder en de introductie van een vergunningplicht voor de bewaarder. De auteur verwacht dat door het vastleggen van de aansprakelijkheid van de bewaarder in de Wft voor de AFM de noodzaak tot toetsing van de overeenkomst met de bewaarder zal vervallen. Niettemin sluit de auteur niet uit dat de AFM wil overgaan tot een marginale toets en wijst op het belang om kennis te nemen van de best practices voor de overeenkomst met de bewaarder die zijn opgesteld door DUFAS.

FRP 2016/295 - Sign. - Compliance in de toekomst: belangrijker en uitdagender (TvCO 2016, nr. 1, p. 5, drs. G.P.H.M. Vermeulen)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In deze bedrage gaat de auteur in op de rol van de Compliance Officer van nu en in de toekomst. Daarin betoogt de auteur dat dit een Ethics & Compliance Officer moet zijn wat hij van een groot maatschappelijk belang aanhecht. Vervolgens schets de auteur een aantal ontwikkelingen waardoor de druk op de Chief Ethics & Compliance Officer groter zal worden. Daarbij gaat de auteur in op nationale en internationale ontwikkelingen binnen en buiten de financiële sector. Daarnaast behandelt hij de nieuwe wetgeving rond het Huis voor Klokkenluiders en collectieve actie-initiatieven op het gebied van compliance. De auteur verwacht dat op korte termijn een Ethics & Compliance Officer alle zeilen zal moeten bijzetten om de terreinen gedrag, cultuur en ethiek naar zich toe te trekken. Daarbij lijkt het besef door te dringen dat door te sturen op gedrag en cultuur te sturen volgende schandalen kunnen worden voorkomen in plaats van meer wetgeving en toezicht. De auteur stelt dat internationaal meer belang wordt gehecht aan het implementeren van een effectief ethics & compliance programma en hij verwacht dat dit gevolgen heeft voor de financiële sector.

FRP 2016/296 - Sign. - Past de compliance officer van nu in het profiel van de business partner? (TvCO 2016, nr. 1, p. 16, drs. E. van Tiggelen en W. Silvertant LL.M.)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Compliance heeft in de afgelopen jaren de slag gemaakt van controles, formele implementaties en monitoring naar meer de rol van business partner. Dit vraagt volgens de auteurs om andere competenties dan de traditionele, meer beheersmatige rol. In deze bijdrage gaan de auteurs in op de vraag hoe organisaties invulling kunnen geven aan deze competenties die niet van nature aanwezig zijn in het profiel van de compliance officer. Daarbij geven zij aan welke mogelijkheden er zijn om deze rolverschuiving in goede banen te leiden.

FRP 2016/297 - Sign. - De rol van de auditcommissie bij het toezicht door de raad van commissarissen op risicobeheer (Ondernemingsrecht 2016, 14, mr. H.H. Kersten)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Naar aanleiding van diverse boekhoudschandalen zijn regels ingevoerd ten behoeve van de betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving. Voor het interne toezicht daarop is er vooral gekeken naar de auditcommissie van de raad van commissarissen (RvC). Vanwege recente schandalen is er toenemende aandacht voor intern toezicht op de beheersing van meer dan alleen de financiële risico’s. Daarnaast zou het toezicht uit moeten strekken tot controlemaatregelen gericht op het bevorderen van integer gedrag, de zogenoemde “soft controls”. De auteur behandelt eerst de vraag of de opzet en werking van de interne beheersings- en controlesystemen tot de kerntaken van het bestuur behoren, waarop de RvC toezicht moet houden. Hierna wordt de Amerikaanse, Europese en Nederlandse regelgeving aangaande auditcommissies behandeld in het licht van recente boekhoudschandalen. Vervolgens gaat de auteur in op de ontwikkelingen in financiële sector en bespreekt hij de gewijzigde Audit Richtlijn, de Audit Verordening en de beoogde herziening van de Corporate Governance Code. Dit is het vertrekpunt voor de auteur om de rol van auditcommissie te behandelen vanuit het oogpunt van goede corporate governance. Tot slot bespreekt de auteur het concept-besluit tot wijziging van het Besluit auditcommissie en geeft hij aan hoe hiermee dient te worden omgegaan. Centraal in dit artikel staat de vraag of het toezicht op de beheersing van alle andere dan financiële risico’s en zogenoemde “soft controls” ook thuishoort bij de auditcommissie. De auteur is van mening dat vennootschappen de vrijheid moeten hebben om deze taak in plaats van de auditcommissie bij een risicocommissie of de RvC als geheel.

FRP 2016/298 - Sign. - Verantwoord financieel strafrecht (Ondernemingsrecht 2016, 23, prof. mr. M. Nelemans)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 18 september 2015 heeft de auteur zijn oratie uitgesproken naar aanleiding van zijn onderzoek op het gebied van regulering van schadelijk gedrag in het financieel-economisch verkeer en de handhaving van financieel recht. De auteur stelt dat financieel strafrecht een betere balans kan vinden en aan legitimiteit kan winnen als er meer aandacht is voor zorgvuldigheid. Het handhavingsmodel is de afgelopen 15 jaar op verschillende punten geëvolueerd. Dit heeft deels te maken met op de opkomst van het punitief bestuursrecht. Nieuwe ontwikkelingen betreffen onder meer de toename van open normen, de ontwikkeling van toezichthouders tot spelverdeler en een verschuiving van gerechtelijke naar buitengerechtelijke afdoening volgens de auteur. Hij stelt dat het handhavingsmodel sterk instrumenteel van aard is geworden. Om tot een verantwoord model te komen acht de auteur het van belang de aandacht voor zorgvuldigheid te versterken. Dit kan onder mee door het meewegen van het doel van de norm, het meten van de resultaten van beleid en het versterken van controle op buitengerechtelijke handhaving. Daarbij zullen de overheid, autoriteiten en rechters elk hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Tot slot concludeert de auteur dat ondernemingen in de financiële sector zich zullen moeten aanpassen aan de hedendaagse realiteit van uitgebreide regulering, juridische onzekerheden en proactieve toezichthouders.

FRP 2016/299 - Sign. - Schade door misleiding op de effectenmarkt revisited (Ondernemingsrecht 2016, 25, prof. mr. B.J. de Jong)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In dit artikel gaat de auteur in op de rechtsontwikkelingen sinds 2010 op het terrein van causaliteit en schade met betrekking tot misleidende berichtgeving door beursvennootschappen die leidt tot schadeclaims van beleggers. Daarbij behandelt de auteur allereerst de inhoud en reikwijdte van het World Online-arrest waarin de Hoge Raad ingaat op causaliteit bij prospectusaansprakelijkheid. Hierna bespreekt hij het Belgische proefschrift van Elke Vandendriessche getiteld “Investor Losses. A Comparative Legal Analysis of Causation and Assessment of Damages in Investor Litigation”. Dit proefschrift betreft een rechtsvergelijkende studie naar de vergoeding van beleggingsverliezen in het geval van niet-naleving van beschermingsregels voor beleggers. In dit proefschrift wordt niet alleen ingegaan op schadeclaims bij misleiding op de effectenmarkt, maar behandelt ook vorderingen die verband houden met gebrekkige financiële dienstverlening. Vervolgens bespreekt de auteur de rechtsontwikkelingen rondom de leerstukken proportionele aansprakelijkheid en kansschade in de afgelopen jaren en het belang hiervan voor schadeclaims van beleggers. Tot slot behandelt hij de omvang van de rechtens vergoedbare schade in het geval van misleiding. De auteur concludeert dat de betekenis van proportionele aansprakelijkheid en kansschade in misleidingszaken niet moet worden onderschat. De auteur acht daarbij de introductie van een ontwerpwetsvoorstel afwikkeling massaschade in een collectieve actie een interessante ontwikkeling. Niettemin verwacht de auteur dat de gestage ontwikkeling van de leerstukken causaal verband en schade in misleidingszaken zal doorzetten.

FRP 2016/300 - Sign. - Implementatie gewijzigde richtlijn transparantie (Ondernemingsrecht 2016, 28, prof. mr. C.W.M. Lieverse)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 29 januari 2016 is de Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie in werking getreden. Hiermee volgt de implementatie van de door Richtlijn 2013/50/EU voorgeschreven wijzigingen in de Nederlandse wetgeving. De auteur geeft in deze bijdrage een overzicht van de belangrijkste wijzigingen. Daarbij gaat zij in op het verval van de publicatie van kwartaalberichten, het verval van andere informatie- en meldingsverplichtingen en de publicatietermijnen voor jaarcijfers en halfjaarcijfers. Vervolgens behandelt de auteur de nieuwe publicatieplicht voor uitgevende instellingen en de daaraan verbonden wijziging van de definitie van lidstaat van herkomst. Daarna bespreekt de auteur de aanpassing van het boeteregime en de mogelijkheid van een openbare waarschuwing. Tot slot gaat de auteur in op de meldingsplichten voor houders van een substantiële deelneming, de oproepingstermijn voor de algemene vergadering van aandeelhouders en gaat zij in op de verder te verwachten aanpassingen.

FRP 2016/301 - Sign. - Banken in een macro-juridische context: over recht, risico, resolutie en financiële stabiliteit (Ondernemingsrecht 2016, 33, prof. mr. B. Bierens)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Banken zijn belangrijke schakels in het financieel stelsel en kennen een diepe verankering in het recht. Vanwege de nauwe verwevenheid van banken met zowel het financieel stelsel en het recht, dringt de vraag op wat de samenhang is tussen het recht en financiële stabiliteit. Deze samenhang, in het bijzonder de wijze waarop het recht de stabiliteit van banken beïnvloedt, staat centraal in deze bijdrage. Daarbij neemt de auteur als vertrekpunt de toepassing van het privaat- en publiekrecht op het kernbedrijf van een bank. Vervolgens kiest de auteur een grootschaliger perspectief waarbij ook internationale bankgroepen, internationale regulering en divergerende nationale belangen in beeld komen. Dit toont volgens de auteur de tweeledige samenhang tussen het recht en financiële stabiliteit. Daarbij behandelt de auteur eerst gedachte van de positieve bijdrage van het recht aan de stabiliteit van banken. Het bevorderen van financiële stabiliteit is de drijfveer achter vele recente wetswijzigingen. De auteur werkt dit perspectief uit en plaats daarbij enkele nuances waarbij diverse actuele thema’s uit het financieel recht worden behandeld. Regulering kan daarnaast ook een bron zijn van risico’s waarvan er enkele vooral in een internationaal perspectief zichtbaar worden. Ook dit perspectief bespreekt de auteur in zijn bijdrage. De auteur concludeert dat het recht enerzijds bijdraagt aan stabiliteit door eisen te stellen aan de bank, waardoor de risico’s van het bankbedrijf worden beperkt. Anderzijds kent het recht ook beperkingen en kan het zelfs de bron zijn van risico’s.

FRP 2016/302 - Sign. - PARP voor schadeverzekeraars (O&F 2015/4, p. 61, mr. F.M.A. ’t Hart)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De toenemende maatschappelijke druk op banken, verzekeraars en andere financiële dienstverleners om zorg te dragen dat consumenten de juiste financiële beslissingen nemen, heeft tot nieuwe regelgeving geleid. Begin 2013 heeft de wetgever de verplichting voor (bepaalde) financiële ondernemingen om adequate procedures en maatregelen te treffen met het oog op de ontwikkeling en herziening van producten. Deze regelgeving verplicht aanbieders van financiële producten bij de ontwikkeling van hun producten rekening te houden met het klantbelang en bij te houden op welke wijze het ontwikkelde financiële product terechtkomt bij de doelgroep waarvoor het financiële product ook daadwerkelijk bedoeld is. De regels over product ontwikkeling worden door de wetgever beschouwd als een nadere uitwerking van het algemene vereiste dat een financiële onderneming zorg dient te dragen voor een beheerste en integere bedrijfsuitoefening. In het artikel behandelt de auteur de voorgeschiedenis van deze regelgeving en bespreekt de huidige wettelijke regeling. Vervolgens gaat de auteur in op de toetskaders van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan de hand van de zes ontwikkelde criteria voor het productontwikkelingsproces en de KNVB-criteria voor inhoudelijke toetsing van financiële producten. Tot slot gaat de auteur in op enkele aandachtspunten voor de praktijk waarbij met name de auteur de positie van de schadeverzekeraar behandelt. De auteur concludeert dat deze regelgeving eveneens dient om een duurzaam verdienmodel voor financiële ondernemingen te waarborgen. Het onderkennen dat het ontwikkelen van financiële producten die aansluiten op de fundamentele behoefte van de klant komt de continuïteit ten goede.

FRP 2016/303 - Sign. - De nieuwe hypotheekmarkt (O&F 2016/1, p. 41, mr. J.M. van Poelgeest en mr. Q.A.G. Masius)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De huidige hypotheekmarkt is in ontwikkeling. Diverse nieuwe aanbieders zijn toegetreden en consumenten sluiten hypothecaire leningen af op andere manieren dan voorheen. Vanaf 21 maart 2016 geldt de geïmplementeerde Richtlijn woningkredietovereenkomsten. Daarnaast gelden vanaf de implementatie de richtsnoeren van de European Banking Authority (EBA). In het artikel bespreken de auteurs de belangrijkste veranderingen op de hypotheekmarkt. Naast de ontwikkelingen op de markt zelf worden ook de wijzigingen in verband met de implementatie van de Hypotheekrichtlijn en de verschillende EBA-richtsnoeren. Vervolgens behandelen zij de context achter verantwoorde kredietverstrekking waarbij de eisen uit de Hypotheekrichtlijn ten aanzien van de informatieplicht, de plicht tot adequate uitleg en de kredietwaardigheidstoets worden behandeld. De auteurs zijn dat de nieuwe Europese eisen rondom verantwoorde kredietverstrekking geen grote veranderingen brengen. Wel zijn zij kritisch op de naar hun mening overbodige en dubbele eisen.

FRP 2016/304 - Sign. - De geest van de WED: strenge straffen en publiek normbesef (Sanctierecht & Onderneming 2016, nr. 1, p. 5, mr. R.M.J. de Rijck)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In deze bijdrage beoogt de auteur te laten zien hoe actueel de ontstaansgeschiedenis van de Wet Economische Delicten (WED) is. Deze geschiedenis bevat veel materiaal dat nog steeds grote waarde heeft, mede gelet op de hernieuwde discussie over de verhouding tussen het strafrecht en de bestuurlijke boete. De auteur behandelt daarbij de wens van de wetgever tot repressie, de opvattingen van de wetgever over de werking van de straf, de tegengeluiden tegen repressie, de achtergrond van de contactambtenaar en de deskundigheid van de strafrechter.

FRP 2016/305 - Sign. - De systematische Integriteitrisicoanalyse: meer waar dat moet, minder waar dat kan (Sanctierecht & Onderneming 2016, nr. 1, p. 18, mr. drs. M.J. Bökkerink en drs. M.G. Munoz-Barrientos)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De afgelopen jaren hebben verschillende integriteitsincidenten in de financiële sector de media gehaald. Integriteitsincidenten kunnen grote gevolgen hebben voor de reputatie van financiële instellingen waarbij valt te denken aan imagoschade maar ook de financiële gevolgen vanwege boetes, extra compliance kosten of inkomstenderving. In 2015 heeft De Nederlandsche Bank (DNB) extra aandacht besteed aan de systematische integriteitrisicoanalyse. DNB acht een dergelijk analyse zeer belangrijk want zonder een integriteitrisicoanalyse kan een instelling de integriteitswetgeving niet risicogebaseerd naleven. Daarnaast is de analyse van integriteitsrisico’s een voorwaarde voor een toereikende inrichting van de integere bedrijfsvoering. In het artikel behandelen de auteurs een aantal onderdelen van de systematische integriteitrisicoanalyse. Daarbij bespreken zij eerst het wettelijke kader door in te gaan op wat er wordt verstaan onder integere bedrijfsvoering en welke handhavende maatregelen tot de beschikking staan van DNB. Hierna gaan de auteurs in op het doel van een systematische integriteitrisicoanalyse en lichten zij toe wat een integriteitrisicoanalyse is. Tot slot behandelen de auteurs de verschillende onderdelen van de integriteitrisicoanalyse aan de hand van best practices. De auteurs wijzen in hun conclusie op het belang van een goede voorbereiding en risico-identificatie bij het opstellen van een integriteitrisicoanalyse. Daarnaast biedt de aan de hand van de integriteitrisicoanalyse verkregen overzicht van netto risico’s een hulpmiddel om sturing te geven aan de te accepteren of te vermijden risico’s en om een adequate beslissing te kunnen nemen over de te nemen maatregelen.

FRP 2016/306 - Sign. - Klokkenluiderswet reeds achterhaald? (Sanctierecht & Onderneming 2016, nr. 1, 25, mr. dr. C.D. Schaap)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Na een langdurig voorbereidingsproces, is de Wet huis voor klokkenluiders bijna een feit. Op 20 april 2015 is ook de Vierde-antiwitwasrichtlijn aangenomen. Deze richtlijn bevat als nieuwe weinig besproken bepaling in art. 61 die beoogt klokkenluiders te beschermen. In het artikel behandelt de auteur het initiatiefwetsvoorstel Huis voor klokkenluiders en de vierde-antiwitwasrichtlijn afzonderlijk. Daarna maakt de auteur een korte vergelijking tussen beide regelingen en komt tot de conclusie dat de implementatie van de vierde-antiwitwasrichtlijn ertoe leidt dat de wet Huis voor klokkenluiders, in ieder geval met betrekking tot de normadressaten van de Wwft, op onderdelen te herzien dan wel de enkele afwijkingen daarop op te nemen in de te herziene Wwft.

FRP 2016/307 - Sign. - De beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal (V&O 2015, nr. 7/8, p. 101, mr. M.R.H.M. Plasmans)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De rechtsfiguur beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal (bmvk) is geen bekend fenomeen, maar komt in de praktijk regelmatig voor. Een bmvk is een naamloze vennootschap die als beleggingsmaatschappij functioneert en aan bepaalde vereisten voldoet. Voor de bmvk wordt uitzondering gemaakt op enkele bepalingen die op een gewone naamloze vennootschap van toepassing zijn. Met name open-end beleggingsmaatschappijen profiteren hiervan. In deze bijdrage behandelt de auteur kort de kenmerken van de bmvk. Vervolgens gaat de auteur in op het onderscheid tussen open-end en closed-end beleggingsmaatschappijen en op de historie en achtergrond van de bmvk. Daarna behandelt zij drie kenmerken uit lid 1 van artikel 2:76a BW uitgebreid in het licht van de huidige wet- en regelgeving. De auteur bespreekt hierbij de doelstelling van de bmvk om risicospreiding ten behoeve van de aandeelhouders te bewerkstelligen, de bevoegdheid van het bestuur tot uitgifte en inkoop van eigen aandelen en tot slot de vergunning van de beheerder. Daarbij maakt de auteur de koppeling met de praktijk aan de hand van voorbeelden en plaatst enkele kanttekeningen.

FRP 2016/308 - Sign. - De ontwikkeling van de verzamelpandakte na invoering van elektronische registratie (WPNR 2016/7095, mr. V. de Haan)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Sinds het arrest ING/Dix q.q. kunnen banken met behulp van zogeheten verzamelpandakte pandrechten vestigen op nagenoeg alle vorderingen van hun kredietnemers. De huidige verpandingspraktijk op basis van het gebruik van generieke pandaktes, is niet zonder nadelen. In de bijdrage heeft de auteur onderzocht hoe deze praktijk zich ontwikkelt als elektronische registratie van pandrechten mogelijk wordt, en of aan de nadelen tegemoet kan worden gekomen. Daarbij zijn een tweetal scenario’s als uitgangspunt genomen. Allereerst elektronische registratie van een (generieke) verzamelpandakte en daarna het elektronisch registreren van specifieke aktes voor individuele vorderingen met behulp van Standard Business Reporting (SBR-registratie). De auteur geeft zijn voorkeur aan voor de SBR-registratie aangezien de verwachting is dat bij elektronische registratie van een verzamelpandakte de nadelige effecten van de verzamelpandakte nog meer zullen toenemen.

FRP 2016/309 - Sign. - Focus op btw-vrijstelling beheer (vastgoed) beleggingsinstellingen (WPNR 2016/7096, prof. dr. G.J. van Norden en mr. W. Tigchelaar)

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen is vrijgesteld van btw. Deze afwijkende fiscale behandeling wordt noodzakelijk geachte om te voorkomen dat het voordeel van collectief beleggen teniet wordt gedaan. Op Europees niveau zijn gemeenschappelijke beleggingsfondsen eveneens vrijgesteld van btw. Ondanks dat btw een Europese belasting is en op eenvormige wijze dient te worden geheven zijn er binnen de Europese Unie aanzienlijke verschillen tussen de wijzen waarop lidstaten met deze btw-vrijstelling omgaan. De vraag rijst of de Nederlandse interpretatie en toepassing van de btw-vrijstelling in overeenstemming is met Europees recht. Naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Hoge Raad heeft het Hof van Justitie in haar arrest Fiscale Eenheid X aangeven dat het investeren in vastgoed niet afdoet aan toepassing van de btw-vrijstelling. Daarnaast heeft zij bepaald dat er sprake is van een gemeenschappelijk beleggingsfonds wanneer dit onder bijzonder overheidstoezicht staat. Deze toezichtseis is nieuw voor Nederland. In deze bijdrage wordt ingegaan op het arrest van het Hof van Justitie van 9 december 2015 en bespreken de auteurs de mogelijke gevolgen voor Nederland. Daarbij wordt het doel van de btw-vrijstelling getoetst.

FRP 2016/311 - Sign. - ESMA

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 11 maart 2016 is ESMA een consultatie gestart over de discussiepaper ten aanzien van voorgestelde regulerende en implementerende technische standaarden onder de Effectenfinancieringstransactie Verordening (SFTR). Deze consultatie is gesloten op 22 april 2016.

FRP 2016/313 - Art. - Uitdagingen in 2016 voor de compliance officer in de financiële sector

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Elsenga, mr. O.S., Haarman, mr. L.A. en Kharagjitsing, mr. D.T.
De komst van MiFID II, PRIIPS, MAD/MAR en nieuwe privacy wetgeving zal het komend jaar de nodige voorbereiding vergen van de compliance officer in de financiële sector. De rol van de compliance officer is door de jaren heen veranderd. Welke invloed heeft voornoemde nieuwe wet- en regelgeving op de kerntaken van de compliance officer?

FRP 2016/314 - Art. - Financiële instellingen en elektronische identificatie

Aflevering 3, gepubliceerd op 30-06-2016 geschreven door Voulon, mr. dr. M.
Per 1 juli 2016 treedt de eIDAS Verordening in werking. Openbare instanties in de EU zijn dan verplicht om elektronische identificatiemiddelen (op den duur bijvoorbeeld DigiD) uit andere lidstaten te erkennen. Banken zijn zich aan het oriënteren op het aanbieden van elektronische identificatiemiddelen die voor andere doeleinden dan elektronisch verkeer met de bank kunnen worden gebruikt. Zo gaat er in 2016 een op iDEAL gebaseerde pilot genaamd iDIN van start waarmee de cliënten van een bank online kunnen inloggen bij webshops, verzekeraars en overheidsinstanties. Banken en andere financiële instellingen die online met cliënten communiceren dienen zich bewust te zijn van de centrale rol die eIDAS Verordening aan de overheid toewijst.