Aflevering 1

Gepubliceerd op 25 februari 2017

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 04-09-2024

FRP 2017/4 - Sign. - Nieuwe aanpak voor falende verzekeraar

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 23 december 2016 heeft de ministerraad ingestemd met het Wetsvoorstel herstel en afwikkeling van verzekeraars. Het wetsvoorstel herziet het bestaande wettelijk kader en biedt DNB nieuwe instrumenten en bevoegdheden om in te kunnen grijpen wanneer een verzekeraar of een verzekeringsgroep in de problemen is. Bijna alle verzekeraars zullen op basis van de nieuwe regels plannen moeten gaan opstellen waarin zij inventariseren welke maatregelen ze kunnen en zullen nemen wanneer hun financiële positie sterk verslechtert. DNB zal daarnaast voor grote verzekeraars afwikkelingsplannen opstellen waarin DNB de strategie voor de afwikkeling van de verzekeraar bepaalt, belemmeringen voor de afwikkeling signaleert en zo nodig wegneemt.

FRP 2017/5 - Sign. - ‘Let op! Geld lenen kost geld’ heeft geen onmiddellijk effect

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De waarschuwing ‘Let op! Geld lenen kost geld’ heeft geen onmiddellijk effect op het gedrag en de houding van consumenten wanneer zij online een lening afsluiten. Dit is een conclusie uit het rapport van de AFM. Het onderzoek is tot stand gekomen in samenwerking met het Ministerie van Financiën. De AFM adviseert de Minister van Financiën om te bepalen of hij naast bewustwording andere, concrete gedragsdoelen nastreeft met de waarschuwing.

FRP 2017/6 - Sign. - Verbetering centraal stellen klant-belang zichtbaar volgens AFM

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM meet jaarlijks met het Klantbelang Dashboard in welke mate de grote banken en verzekeraars het belang van de klant centraal stellen. Op basis van de meting van 2015-2016 stelt de AFM vast dat de sector zich op diverse fronten heeft verbeterd. De AFM stelt wel dat verdere verbetering noodzakelijk is bij beleggingsverzekeringen en consumptief krediet. De AFM gaat met de banken en verzekeraars in gesprek over de uitkomsten. Zij ontvangen bovendien een uitgebreide terugkoppeling van de onderzoeken. De opvolging die banken en verzekeraars hieraan geven worden doorlopend door de AFM gemonitord.

FRP 2017/7 - Sign. - AFM evaluatie crowdfundingvoorschriften

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM evalueert de crowdfundingvoorschriften die per 1 april 2016 zijn geïntroduceerd. De evaluatie bestaat uit verschillende consumentenonderzoeken en een consultatieronde. Deze onderzoeken worden uitgevoerd in samenwerking met crowdfundingplatformen. De rapportage van de volledige evaluatie wordt in het voorjaar van 2017 verwacht.

FRP 2017/8 - Sign. - UPO 2016 geeft realistischer beeld maar verdere aanpassingen nodig

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Uit het onderzoek ‘Expirerend Pensioen-kapitaal’ van de AFM blijkt dat in de meeste gevallen het pensioeninkomen van werknemers die deelnemen aan een beschikbare premieregeling lager uitvalt dan eerder was vermeld op hun Uniforme Pensioenoverzichten (UPO’s). De AFM concludeert dat de onderzochte UPO’s over de periode 2012-2015 van deelnemers vlak voor hun pensioen een te rooskleurig beeld gaven. De 7 grote pensioenverzekeraars hebben naar aanleiding van het AFM-onderzoek toegezegd verdere aanpassingen door te voeren, naast al eerder doorgevoerde verbeteringen.

FRP 2017/9 - Sign. - Bewustzijn geïntegreerde verslaggeving groeit

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In 2016 heeft de AFM een drietal themaonderzoeken uitgevoerd, gericht op de jaarverslaggeving van een selectie van beursgenoteerde ondernemingen. De onderzoeken hebben betrekking op geïntegreerde verslaggeving, de risicoparagraaf en de omvang en kwaliteit van toelichtingen in jaarverslagen. De AFM stelt vast dat bedrijven meer aandacht besteden aan geïntegreerde verslaggeving, maar dat verdere verbeteringen mogelijk zijn, mede qua onderlinge vergelijkbaarheid. Ook beveelt de AFM ondernemingen aan in de risicoparagraaf een gevoeligheidsanalyse te verstrekken. Wat betreft de toelichtingen constateert de AFM, dat de wijze waarop ondernemingen met de omvang en kwaliteit ervan aan de slag zijn, varieert.

FRP 2017/10 - Sign. - AFM leidraad kredietaanbieders incassoproblemen

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 14 november 2016 heeft de AFM een leidraad gepubliceerd ten aan aanzien van consumenten en incassotrajecten. Hiermee wenst de AFM duidelijkheid te verschaffen over de door de AFM gewenste aanpak van betalingsachterstanden van consumenten bij kredietaanbieders. De AFM constateert dat er onduidelijkheid is over wat is toegestaan en gewenst als het gaat om het oplossen van incassoproblemen. Daarom zet de AFM in de leidraad helder uiteen wat de verantwoordelijkheden van kredietaanbieders zijn. De AFM ziet er op toe dat kredietaanbieders zich houden aan de in de leidraad beschreven verantwoordelijkheden en treft maatregelen als er misstanden zijn.

FRP 2017/11 - Sign. - AFM en DNB voeren verdere verbeteringen door in toetsingsproces bestuurders en commissarissen

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De Commissie Ottow heeft op 13 december 2016 haar rapport ten aanzien van het toetsingsproces voor bestuurders en commissarissen van financiële instellingen gepubliceerd. In het rapport doet de Commissie verschillende voorstellen om het proces van de toetsingen verder aan te passen en te verbeteren zodat de toezichthouders nog beter aan hun wettelijke opdracht kunnen voldoen. De AFM en DNB gaan hiermee aan de slag.

FRP 2017/12 - Sign. - Herstelkader rentederivaten definitief vastgesteld

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 19 december 2016 heeft de derivatencommissie bekend gemaakt dat het herstelkader rentederivaten definitief is vastgesteld. De 6 betrokken banken hebben ingestemd met dit definitieve kader en starten begin 2017 met de uitvoering van dit kader. De AFM is door de Minister van Financiën gevraagd om toezicht te houden op de uitvoering van het herstelkader. Als de AFM fouten constateert, zullen banken die corrigeren. De AFM rapporteert in maart en in september 2017 over de voortgang en de kwaliteit van het werk van de banken aan de Minister van Financiën.

FRP 2017/13 - Sign. - AFM en DNB ronden pensioenonderzoek Financiële Opzet en Informatie af

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Pensioenfondsen kunnen hun deelnemers nog beter informeren over de op middellange termijn verwachte kortingen en indexaties. Dit blijkt uit onderzoek dat de AFM en DNB hebben uitgevoerd bij 137 pensioenfondsen. De AFM en DNB zien dat pensioenfondsen veel inspanningen leveren om hun deelnemers goed te informeren. Voor de meeste fondsen geldt wel dat de informatieverstrekking nog beter kan. Vooral in de informatie over het korten van de uitkering is ruimte voor verbetering. Een grote meerderheid van de fondsen kan duidelijker informeren over de kans op korten.

FRP 2017/14 - Sign. - AFM en DNB verruimen toegang markt

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De AFM en DNB verruimen de toegang voor innovatieve diensten tot de markt voor financiële dienstverlening door middel van een nieuwe aanpak, ‘Maatwerk voor Innovatie’. Vanwege de snelle financieel-technologische ontwikkelingen wordt bij het toelaten van nieuwe innovatieve dienstverlening voortaan nadrukkelijk gekeken naar de ruimte die de wetgever biedt bij de naleving van de regels. Ook wordt bestaand beleid opnieuw bekeken en zo nodig aangepast in het licht van de nieuwe ontwikkelingen.

FRP 2017/15 - Sign. - Verzekeringssector dient fundamentele keuzes te maken

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Verzekeraars zullen de komende jaren een extra inspanning moeten leveren om in te spelen op de grote veranderingen in hun markt. Tegen de achtergrond van de lage rente-omgeving, dalende premievolumes, technologische ontwikkelingen en grote concurrentie in een markt die op onderdelen verzadigd is, zijn fundamentele keuzes nodig om een blijvend dienstbare en financieel solide verzekeringssector te waarborgen. Dit stelt DNB in het op 13 december 2016 gepubliceerde toekomstvisie aangaande de Nederlandse verzekeringssector en sluit aan bij de door EIOPA verrichte stresstest.

FRP 2017/16 - Sign. - DNB-rapport over toename nieuwe aanbieders in kredietmarkten

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De opkomst van pensioenfondsen en verzekeraars op de markten voor hypotheken en bedrijfskredieten draagt bij aan een evenwichtiger financiering van langlopende kredieten. Hierdoor verbetert ook de diversiteit en concurrentie van het kredietaanbod. De verschuivingen brengen tegelijkertijd ook nieuwe risico’s met zich mee. Dit blijkt uit het rapport ‘Kredietmarkten in beweging’ dat DNB op 29 november heeft gepubliceerd.

FRP 2017/17 - Sign. - Aandachtspunten vastlegging formele governance verzekeraars

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Uit DNB-onderzoek blijkt dat verzekeraars moeten hun formele governance beter vastleggen in statuten en reglementen. Zo hebben niet alle verzekeraars duidelijk in hun statuten en reglementen vastgelegd welke besluiten door de raad van commissarissen (rvc) moeten worden goedgekeurd. Voorts ontbreekt veelal in de reglementen een vastlegging van de relatie tussen de rvc en de sleutelfuncties, waaronder ook een vastlegging van de rapportage- en escalatielijnen. Deze vastlegging moet aansluiten bij de charters van deze sleutelfuncties.

FRP 2017/18 - Sign. - Scherpere en snellere interventies bij kapitaaltekorten betaalinstellingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
DNB signaleert geregeld dat betaalinstellingen niet voldoen aan de solvabiliteitseis of de eigen vermogenseis. Dit zijn overtredingen op de geldende wet- en regelgeving, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de continuïteit van de betaalinstellingen en dus de dienstverlening aan het publiek. Vaak zijn deze overtredingen het gevolg van problemen met de winstgevendheid, maar soms ook is het een kwestie van slordig omgaan met boekhoudregels. DNB streeft naar een gezonde sector met betaalinstellingen die compliant zijn. Inzet van DNB is het voorkomen van kapitaaltekorten.

FRP 2017/19 - Sign. - DNB geeft guidance over verwachte beleggingskennis pensioenfondsbestuurders

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Kandidaat-pensioenfondsbestuurders met beleggingen als aandachtsgebied komen gemiddeld minder vaak door de toetsing van DNB. Daarom geeft DNB guidance over welke beleggingskennis DNB van de kandidaat-bestuurders verwacht. Met de guidance verwacht DNB dat fondsen en voordragende partijen beter zijn toegerust op de selectie en voorgenomen benoeming van nieuwe kandidaten. Bovendien helpt de guidance bij de invulling van het geschiktheidsplan met het oog op bestaande beleggingskennis in het bestuur. Ook kunnen kandidaten zich beter voorbereiden op het toetsingsgesprek.

FRP 2017/21 - Sign. - PRIIP’s-verordening 12 maanden uitgesteld

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 9 november 2016 heeft de Europese Commissie voorgesteld om de ingangsdatum van de toepassing van de PRIIP’s-verordening met 12 maanden uit te stellen. In september 2016 heeft het Ministerie van Financiën de wijzigingswet van de Wft naar aanleiding van PRIIP’s geconsulteerd. Als de PRIIP’s-verordening in werking gaat treden, zullen het BGfo en de Nrgfo gewijzigd moeten worden. Het Ministerie van Financiën zal in reactie daarop starten met de consultatie van het wijzigingsbesluit. Daarna start de AFM met de consultatie voor de aanpassing van de Nrgfo.

FRP 2017/22 - Sign. - Aanscherping bankenregels door de Europese Commissie

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 23 november 2016 heeft de Europese Commissie voorstellen gedaan om de regels voor banken verder aan te scherpen om hiermee de veerkracht van banken in de Europese Unie te versterken. De Commissie beoogt hiermee de risico’s in de financiële sector verder terugdringen en daarnaast kredietverlening aan MKB-ondernemingen stimuleren. Met dit voorstel bouwt de Commissie voort op de bestaande Europese regels voor banken en beoogt hiermee de wetgevingsagenda van na de crisis af te maken door ervoor te zorgen dat het regelgevingskader de resterende problemen voor de financiële stabiliteit aanpakt en door te verzekeren dat banken de reële economie kunnen ondersteunen.

FRP 2017/23 - Sign. - Nieuwe Europese regels centrale tegenpartijen

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 28 november 2016 heeft de Europese Commissie nieuwe regels en maatregelen voorgesteld voor het geval dat systeem-relevante marktinfrastructuren in het financiële stelsel, beter bekend als centrale tegenpartijen (ctp’s), in de problemen komen. Er gelden reeds hoge normen voor Europese ctp’s die zijn opgenomen in de Verordening marktinfrastructuur (EMIR). Maar er bestaan nog geen Europese regels voor het geval dat ctp’s in zwaar weer terechtkomen of failliet gaan en daarom op ordelijke wijze moeten worden hersteld of afgewikkeld. Met het nieuwe voorstel moet een herstel- en afwikkelingskader worden ingesteld voor ctp’s die systeemrelevant zijn voor het financiële stelsel.

FRP 2017/24 - Sign. - Duidelijkere regels voor grensoverschrijdende activiteiten pensioenfondsen

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 24 november 2016 heeft het Europees Parlement ingestemd met het eerder met de lidstaten en met de Europese Commissie bereikte akkoord over het wijzigingen van de Richtlijn toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (IORP2). Uitvoerders van bedrijfspensioenfondsen die hun activiteiten naar het buitenland willen verplaatsen, moeten vanaf nu eerst toestemming krijgen van een meerderheid van hun leden alsmede goedkeuring van de toezichthouder in zowel het thuisland als het land van vestiging.

FRP 2017/25 - Sign. - Parlement wil betere bescherming kleine belegger

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Leden van het Europees Parlement vinden dat kleine beleggers betere informatie moeten krijgen over de mogelijke risico´s en bijkomende kosten van beleggingsproducten. Op 1 december 2016 stemde het Europees Parlement met een grote meerderheid uitstel van de invoering van het “essentiële-informatiedocument” (Eid), dat aanbieders van beleggingen moeten verstrekken aan consumenten. De Europese Commissie moet eerst met een verbeterd voorstel komen.

FRP 2017/26 - Sign. - EBA richtlijnen ICAAP en ILAAP

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 3 november 2016 heeft EBA de definitieve richtlijnen gepubliceerd ten aanzien van het verzamelen van informatie met betrekking tot het beoordelingsproces voor de interne kapitaalvereisten (ICAAP) en de toereikendheid van de interne liquiditeit (ILAAP). Deze richtlijnen zijn gericht op het faciliteren van een samenhangende aanpak door toezichthouders bij de beoordeling van ICAAP en ILAAP kaders binnen de Europese Unie als onderdeel van het toezicht en evaluatieproces (SREP).

FRP 2017/27 - Sign. - EBA aanbevelingen implementatie tegenpartij- en marktrisico kaders

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 4 november 2016 heeft EBA een rapport gepubliceerd met betrekking tot twee adviesverzoeken van de Europese Commissie ten aanzien van de omzetting in Europese wetgeving van twee nieuwe internationale kaders die door het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS) zijn voorgesteld. Het betreft daarbij allereerst het nieuwe gestandaardiseerde kader voor het tegenpartijrisico (SA-CCR) en daarnaast een nieuw marktrisico (MKR) kader, dat een fundamentele herziening betreft van de handelsportefeuille (FRTB).

FRP 2017/28 - Sign. - Impact assessment EBA IFRS 9

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 10 november 2016 heeft EBA een rapport gepubliceerd, waarin een aantal kwalitatieve en kwantitatieve observaties zijn opgenomen naar aanleiding van de eerste impact assessment door EBA van IFRS 9. Deze exercitie heeft bij EBA tot inzicht geleid in de wijze waarop de instellingen zich voorbereiden op de toepassing van IFRS 9. Daarnaast bevat het rapport een aantal aanbevelingen alsmede een aantal te nemen acties in de toekomst, met inbegrip van de interactie van IFRS 9 met de bestaande prudentiële vereisten.

FRP 2017/30 - Sign. - EBA wijzigt richtlijnen toezichtrapportage vanwege nieuwe IFRS 9

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 30 november 2016 heeft EBA de definitieve ontwerprichtlijnen (ITS) aangaande de toezichtrapportage van financiële informatie gepubliceerd. De gewijzigde ITS volgen de afronding van IFRS 9 in juli 2014 door de International Accounting Standards Board (IASB) en de bekrachtiging daarvan in het Europese recht op 22 november 2016 en richten zich op het aanpassen van het rapportagekader naar aanleiding van de nieuwe IFRS 9 voorschriften waarbij tegelijkertijd rapporterende instellingen de beschikking krijgen over adequate implementatietijd.

FRP 2017/31 - Sign. - EBA publiceert richtlijnen samenwerking en uitwisseling informatie onder PSD2

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 14 december 2016 heeft EBA de definitieve regelgevende technische richtlijnen (RTS) gepubliceerd wat betreft de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde toezichthouders voor paspoortmeldingen in het kader van de herziene PSD2. Deze richtlijnen dienen ervoor te zorgen dat de informatie over betalingsinstellingen en elektronisch geldinstellingen, die bedrijfsactiviteiten ontplooien in een of meer lidstaten van de Europese Unie, consequent wordt uitgewisseld tussen toezichthouders.

FRP 2017/32 - Sign. - EBA publiceert richtlijnen toelichtingsvereisten Pijler 3-eisen Basel Comité

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 14 december 2016 heeft EBA eveneens de definitieve richtlijnen aangaande toelichtingsvereisten gepubliceerd na de herziening van de Pijler 3-eisen door het Basel Comité in januari 2015. Deze richtlijnen vormen in de ogen van EBA een belangrijke stap voorwaarts bij het verbeteren en versterken van de samenhang en vergelijkbaarheid van de toelichtingsvereisten voor financiële instellingen.

FRP 2017/33 - Sign. - EBA doet definitieve aanbevelingen voor versterken verliescompensatievermogen banken

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 14 december 2016 heeft EBA haar eindrapport gepubliceerd over de uitvoering en het ontwerp van de minimale eis voor het eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (MREL). Het rapport is gericht aan de Europese Commissie, die op 23 november 2016 haar bancaire hervormingspakket heeft uitgevaardigd. Het Europees Parlement en de Raad zal in de komende maanden dit pakket beoordelen en het EBA-rapport werpt het licht op een aantal technische problemen die nog steeds open voor discussie staan.

FRP 2017/35 - Sign. - EBA adviseert behoud risicogevoelig raamwerk verplichte kapitaalsvereisten banken

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 22 december 2016 heeft EBA een rapport gepubliceerd ten aanzien van de invloed van kapitaalvereisten voor banken op de economische cyclus. Met het rapport wil EBA inzicht geven op de vraag of de risicogevoelige kapitaalvereisten voor banken, zoals vastgelegd in de Verordening kapitaalvereisten (CRR) en de Richtlijn kapitaalvereisten (CRD) onbedoelde procyclische effecten hebben.

FRP 2017/36 - Sign. - ESMA pleit voor zo spoedig mogelijk starten van implementatie IFRS 9

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 10 november 2016 heeft ESMA een public statement gepubliceerd over de implementatie van IFRS 9. In dit statement roept ESMA uitgevende instellingen op om in het belang van een hoogwaardige implementatie van IFRS 9 zo spoedig mogelijk te starten met de invoering en naar beleggers transparant te zijn over de gevolgen van de toepassing van IFRS 9 voor de financiële positie en financiële performance.

FRP 2017/37 - Sign. - EIOPA richtlijnen effectieve communicatie toezichthouders verzekeraars en auditors

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 12 december 2016 heeft EIOPA richtlijnen gepubliceerd ten aanzien van het bewerkstelligen van een effectieve dialoog tussen toezichthouders van verzekeraars en auditors van deze verzekeraars. Het doel van de richtlijnen is het vereenvoudigen en bewerkstelligen van een effectieve dialoog tussen de nationale toezichthouders en auditors door een algemeen kader voor een effectieve en constructieve communicatie definiëren.

FRP 2017/38 - Sign. - Stresstest EIOPA verzekeraars

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 15 december 2016 heeft EIOPA de resultaten van de gepubliceerd van een eerder dit jaar gehouden stresstest onder 236 Europese verzekeraars. De resultaten van de stresstest bevestigen dat Europese levensverzekeraars gevoelig zijn voor scenario’s met blijvend lage rentes of met schokken op beleggingen in een lage rente-omgeving. De resultaten van de stresstest onderstrepen de noodzaak voor verzekeraars om verder te gaan met het toekomstbestendig maken van hun bedrijfsmodellen en rekening te houden met een langdurig lage rente in het kapitaal- en dividendbeleid.

FRP 2017/39 - Sign. - ESA’s publiceren conclusies over automatisering in financieel advies

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 16 december 2016 hebben de ESA’s een rapport gepubliceerd waarin de conclusies worden gepresenteerd ten aanzien van de automatisering in financieel advies. De ESA’s blijven dit fenomeen volgen vanwege het groeipotentieel, maar hebben besloten om nog geen sectoroverschrijdende regelgevende of toezichthoudende acties te nemen in dit stadium.

FRP 2017/40 - Sign. - ESA´s publiceren rapport verminderen afhankelijkheid credit ratings

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De doelstelling van het rapport is te zorgen voor een sector overschrijdende consistentie in de uitvoering van elementen van Verordening inzake rating bureaus (EU) 462/2013 met betrekking tot het overdreven vertrouwen op credit ratings. Om dit te bereiken beveelt het rapport een gemeenschappelijk kader van niet-bindende goede toezichtpraktijken voor toezichthouders aan.

FRP 2017/42 - Sign. - Reactie ESA’s wijzigingen PRIIP’s richtlijnen

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 23 december 2016 hebben de ESA’s hun reactie aan de Europese Commissie gepubliceerd naar aanleiding van de door de Commissie voorgestelde amendementen voor de ontwerp regelgevende technische richtlijnen (RTS) ten aanzien van belangrijke informatie documenten (KID’s) voor samengestelde retail- en verzekeringbeleggingsproducten (PRIIPS).

FRP 2017/43 - Sign. - Effectenhouders SNS zijn geen belanghebbende bij SREP-besluit van DNB (CBb 10 mei 2016, ECLI:NL:CBB:2016:105, «JOR» 2016/303, m.nt. mr. V.H. Affourtit)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze uitspraak gaat over het besluit van DNB om aan SNS Bank op grond van art. 3:111a lid 2 Wft de maatregel op te leggen om uiterlijk op 31 januari 2013 om 18:00 uur haar kernkapitaal met minimaal € 1,84 miljard te hebben aangevuld, althans een finale oplossing te presenteren die naar het oordeel van DNB een voldoende mate van zekerheid van slagen heeft. Zowel in bezwaar als in beroep en hoger beroep wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de grieven van appellanten tegen de opgelegde maatregel. Zij worden niet als belanghebbenden aangemerkt, zodat de bezwaren ongegrond zijn (en het daartegen gerichte beroep ongegrond).

FRP 2017/44 - Sign. - Inzet van toezichtbevoegdheden buiten Nederland (Rb. Rotterdam (Vrzngr) 11 juli 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:6829, «JOR» 2016/339, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten onder «JOR» 2016/340)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
In het kader van het toezicht op de naleving van de Wft is de AFM gerechtigd van eenieder informatie te vorderen en is eenieder gehouden aan deze vordering zijn medewerking te verlenen. De Rechtbank Rotterdam laat in haar uitspraak van 5 januari 2016, «JOR» 2016/68, m.nt. Nuijten, uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat de toezichthouder informatie kan vorderen van een onderneming van wie de zetel buiten Nederland is gevestigd. Hiervoor is wel vereist dat de uitoefening van de toezichtstaak ziet op de naleving van de wet- en regelgeving in Nederland. Indien dit het geval is, handelt de toezichthouder niet in strijd met het territorialiteitsbeginsel indien hij zijn toezichtsbevoegdheden uitoefent in het buitenland.

FRP 2017/45 - Sign. - Inzet van toezichtbevoegdheden buiten Nederland (Rb. Rotterdam (Vrzngr) 25 juli 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5564, «JOR» 2016/340, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten, tevens behorend bij «JOR» 2016/339)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Beide uitspraken zien op een last onder dwangsom die de AFM heeft opgelegd omdat niet aan een inlichtingenvordering van de AFM op grond van art. 1:74 Wft werd voldaan. In beide procedures is de ontvangst van één of meer besluiten of vorderingen van de AFM betwist en in beide procedures heeft de AFM inlichtingenvorderingen gedaan buiten Nederland en buiten Nederland een last onder dwangsom opgelegd. Juist deze aspecten trekken de aandacht.

FRP 2017/46 - Sign. - Bestuurlijke boete doordat integere bedrijfsvoering niet is gewaarborgd (Rb. Rotterdam 15 juli 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5395, «JOR» 2016/338, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze procedure gaat over twee boetes die de AFM op 18 december 2014 heeft opgelegd wegens overtreding van art. 4:11 lid 2 Wft. In de uitspraak bestaat vooral veel aandacht voor de wijze waarop de AFM het aan de boete voorafgaande onderzoek heeft verricht. Daarbij heeft de AFM naar het oordeel van de rechtbank op diverse punten niet voldaan aan de eisen die aan haar worden gesteld.

FRP 2017/47 - Sign. - Verklaring van geen bezwaar voor verwerven of houden van gekwalificeerde deelnemingen in vennootschap (CBb 12 september 2016, ECLI:NL:CBB:2016:270, «JOR» 2016/306, m.nt. prof. mr. C.W.M. Lieverse)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze uitspraak betreft de afronding van een overnametraject in de verzekeringssector. Het Spaanse Grupo Catalane Occidente c.s. (GCO) heeft in mei 2010 verklaringen van geen bezwaar (vvgb’s) verkregen van DNB om een reeds gehouden belang in kredietverzekeraar Atradius Credit Insurance NV (ACINV) te vergroten naar 100%. Uit de grondslag van het geschil blijkt dat het belang in ACINV werd verworven via een houdster, Atradius NV (ATNV). Aan de vvgb’s heeft DNB een drietal voorschriften verbonden die, kort gezegd, het volgende inhouden: (1) ATNV en haar groepsmaatschappijen moeten meewerken aan informatieverzoeken van DNB; (2) ATNV en ACINV moeten een prudent dividendbeleid voeren in aanloop naar de inwerkingtreding van Solvency II (Richtlijn 2009/138/EG), en (3) de leden van de RvC van ACINV en ATNV moeten voor ten minste 50% formeel onafhankelijk zijn en die formele onafhankelijkheidseis geldt in ieder geval ook voor de voorzitter.

FRP 2017/48 - Sign. - Berisping accountant gehandhaafd vanwege schending meldplicht Wwft (CBb 13 september 2016, ECLI:NL:CBB:2016:305)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Bij de accountantspraktijk van X stelt Bureau Financieel Toezicht (BFT) op 2 juli 2012 een onderzoek in naar naleving van de verplichtingen ten aanzien van de Wwft. BFT brengt op 12 maart 2013 een conceptrapport uit. In het dossier van cliënte Y, voor wie X de salaris- en financiële administratie inboekte, de jaarrekeningen samenstelde en de belastingaangiften Vpb en IB verzorgde, constateert BFT een overtreding door X van de plicht om (tijdig) een ongebruikelijke transactie aan de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL) te melden. BFT brengt op 7 oktober 2013 het definitieve onderzoeksrapport uit. Appellant doet op 17 oktober 2013 bij FIU-NL melding van een ongebruikelijke transactie. Z, de enig (middellijk) aandeelhoudster en bestuurster van Y waarmee tot 2011 nog een horecagelegenheid te werd geëxploiteerd, wordt in mei 2014 tot een gevangenisstraf van tien maanden veroordeeld wegens het faciliteren van criminele activiteiten. X heeft hierop zijn opdracht van Z en haar vennootschappen opgezegd en een aanvullende melding gedaan bij FIU-NL.

FRP 2017/49 - Sign. - Geen aanleiding tot schorsing publicatie boetebesluit (Rb. Rotterdam (Vrzngr) 20 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:8197)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 26 juli 2016 legt de AFM bij besluit aan X een bestuurlijke boete van € 600.000 op wegens overtreding van art. 2:92 lid 1 Wft en besluit dit besluit openbaar te maken. Aanleiding voor het boetebesluit is dat de AFM heeft geconstateerd dat X in de periode van 26 juli 2011 tot 16 februari 2015 zonder vergunning is opgetreden als gevolmachtigde agent van Y te Malta. In deze periode heeft X ongeveer 77.500 overeenkomsten gesloten voor rekening van Y, waarbij mobiele telefoons van consumenten zijn verzekerd tegen defect, diefstal en beschadiging. Daarnaast verzorgde X voor Y in deze periode de schadebehandeling (waaronder het afhandelen van schadeclaims en het zorgen voor een vervangend toestel en reparaties), de polisadministratie en de premie-incasso. Gelet op de ernst en duur van de overtreding en in de mate van verwijtbaarheid van de overtreding aan X ziet de AFM geen aanleiding tot verhoging of verlaging van de boete ten opzichte van het basisbedrag. Op grond van de omvang en financiële positie van X verlaagt de AFM de boete verlaagd tot € 1.200.000. Doordat er aanzienlijke niet in de balans opgenomen verplichtingen zijn die waarschijnlijk door X gedragen moeten worden, matigt de AFM de boete verder tot € 600.000. Dit boetebedrag acht de AFM passend en geboden. Daarnaast besluit de AFM het bestreden besluit openbaar te maken door publicatie daarvan. De AFM ziet geen reden voor anonieme publicatie, omdat geen van de in art. 1:97 lid 4 Wft vermelde situaties aan de orde is. Tegen dit besluit heeft X bezwaar gemaakt. Tevens verzoekt X de voorzieningenrechter de beslissing tot openbaarmaking van het bestreden besluit te schorsen. Daarbij betoogt X dat openbaarmaking van het boetebesluit achterwege moet blijven omdat de opgelegde boete veel te hoog is vanwege de geringe ernst van de overtreding en de zeer slechte financiële positie van de groep ondernemingen waartoe X behoort. Daarnaast betoogt X dat openbaarmaking anoniem moet plaatsvinden, omdat volledige openbaarmaking hen onevenredig zou schaden en kan leiden tot het faillissement van de groep waartoe X behoort.

FRP 2017/50 - Sign. - Terechte intrekking vergunning trustkantoor (CBb 29 september 2016, ECLI:NL:CBB:2016:306, «JOR» 2016/334, m.nt. mr. W.M.A. Pronk)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Deze uitspraak betreft de intrekking van de vergunning voor het verlenen van trustdiensten vanwege de betrokkenheid bij het trustkantoor van X. DNB zag aanleiding tot ingrijpen omdat ten tijde van de vergunningaanvraag tegen X een strafrechtelijk onderzoek liep ter zake van (mede)plegen van witwassen (van afpersgelden), X een zekere rol vervulde bij het trustkantoor en van het strafrechtelijk onderzoek tegen X geen melding was gemaakt. Bijzonder aan deze casus is dat X geen formele positie bekleedt als bestuurder of aandeelhouder van het trustkantoor.

FRP 2017/51 - Sign. - Weigering vergunning voor verlenen beleggingsdiensten en verrichten beleggingsactiviteiten (CBb 4 oktober 2016, ECLI:NL:CBB:2016:273, «JOR»2016/335, m.nt. mr. J.W.P.M. van der Velden)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Optieclub vraagt een vergunning aan bij de AFM om als beleggingsonderneming derivaten te kunnen aanbieden aan haar deelnemers (art. 2:96 Wft). Het gaat om zogeheten binaire opties. Dit zijn derivatencontracten die speculeren op stijging of daling van koersen van een index, grondstoffen of financiële instrumenten. Volgens de AFM zijn deze optiecontracten kansspelen in de zin van de Wet op de kansspelen. Optieclub heeft geen vergunning uit hoofde van die wet. De AFM meent dat Optieclub onrechtmatig handelt wanneer zij dergelijke binaire opties aanbiedt. Dit zou het vertrouwen in Optieclub of in de financiële markten schaden. Bovendien zijn binaire opties volgens de AFM niet kostenefficiënt, nuttig, veilig en begrijpelijk. Om deze twee redenen meent de AFM dat de integriteit als bedoeld in art. 4:11 Wft in het geding is. Zij weigert de vergunning als bedoeld in art. 2:96 Wft.

FRP 2017/53 - Sign. - Terechte aanwijzing DNB beleggingsbeleid pensioenfonds (CBb 15 november 2016, ECLI:NL:CBB:2016:323)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
GSFS is in 2008 opgericht en staat sinds 2009 ingeschreven in het register van pensioenfondsen van DNB. Uit haar statuten blijkt dat GSFS zich ten doel stelt het uitvoeren van toezeggingen van GSFS AM aan de werknemers of gewezen werknemers en hun nagelaten betrekkingen ter zake van pensioenen, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Tot 15 april 2011 werd het beheer over het pensioenvermogen van GSFS op basis van een vermogensbeheerovereenkomst gevoerd door GSFS AM. Deze overeenkomst is op die datum met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 vervangen door een samenwerkingsovereenkomst tussen GSFS en GSFS AM. Naar aanleiding van een in de jaarrekening 2010 van GSFS opgenomen omvangrijke lening, heeft DNB GSFS begin 2012 om informatie verzocht. Uit de op dat moment en nadien verzochte en verkregen informatie blijkt dat de beleggingsactiviteiten van GSFS vrijwel volledig bestaan uit het verrichten van dividendarbitrage. Deze activiteit houdt in dat rond de dividenddatum grote volumes aandelen en derivaten worden verhandeld, uitsluitend met het oog op het ontvangen van dividend. Het voordeel van deelname van GSFS aan de samenwerkingsovereenkomst is dat zij de dividendbelasting met een beroep op haar status van pensioenfonds integraal terugontvangt. Verder blijkt uit de jaarrekeningen 2010, 2011 en 2012 van GSFS dat de ingelegde premies van de werknemers en de werkgever op een depositorekening worden gestort. De effectenportefeuille van GSFS wordt gefinancierd met geleend geld dan wel derivaten, waarvan de omvang de ingelegde pensioenpremies vele malen (soms tot wel 800 keer) overschrijdt. Daarnaast komt een groot deel van de opbrengsten van de beleggingen, die uitsluitend bestaan uit de dividendbelasting die GSFS vanwege de fiscale status van pensioenfonds kan terugvragen, niet toe aan de deelnemers, maar vanwege de gesloten samenwerkingsovereenkomst aan GSFS AM, alsmede vanaf enig moment aan haar zusteronderneming GSA. Op basis hiervan concludeert DNB geconcludeerd dat GSFS, naast de uitvoering van een premiepensioenregeling voor de werkgever, tezamen met GSFS AM activiteiten verricht die niet gerelateerd zijn aan activiteiten in verband met pensioen en werkzaamheden die daarmee verband houden en dat derhalve sprake is van overtreding van art. 116 Pw. GSFS handelt in ogen van DNB door de aard en opzet van deze nevenactiviteiten ook in strijd met het leningenverbod in de zin van art. 136 Pw in samenhang bezien met art. 14 Besluit FTK, en de wettelijke beperkingen voor het gebruik van derivaten op grond van art. 135 Pw in samenhang bezien met art. 13 Besluit FTK. Verder is DNB van mening dat GSFS een beleggingsbeleid voert dat niet in overeenstemming is met de ‘prudent-person’ regel in de zin van art. 135 Pw. Tot slot concludeert DNB dat art. 143 Pw door GSFS wordt overtreden doordat er geen sprake is van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Op basis hiervan heeft DNB bij besluit op 31 oktober 2013 aan GSFS op grond van art. 171 lid 1 Pw een aanwijzing gegeven tot het volgen van een gedragslijn.

FRP 2017/54 - Sign. - Lijfrentepremie niet betrokken bij berekening Hofmodel effectenleaseovereenkomsten (Hof Amsterdam 26 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3068)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Bij beschikking van 25 januari 2007 (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033) heeft het hof op de voet van art. 7:907 lid 1 BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard voor de kring van gerechtigden als bedoeld in art. 2 van de WCAM-overeenkomst. X heeft tijdig een opt-outverklaring uitgebracht, zodat die overeenkomst X niet bindt. X is in 1996 tot en met 2000 vijf leaseovereenkomsten aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia. De overeenkomsten zijn inmiddels geëindigd. Eén van de overeenkomsten kent een positief resultaat van € 4.531,11. Daarnaast kennen twee andere overeenkomsten een restschuld van € 3.966,11 respectievelijk een restschuld van € 2.272,83.

FRP 2017/55 - Sign. - Marktmisbruik door voorwetenschap (Rb. Midden-Nederland 27 juli 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4094, «JOR» 2016/305, m.nt. mr. G.T.J. Hoff)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Aan de orde is de vraag of Ziggo kan worden verweten dat zij niet heeft voldaan aan de openbaarmakingsverplichting van art. 5:25i lid 2 Wft. Ingevolge deze bepaling moet een uitgevende instelling informatie die kwalificeert als voorwetenschap als bedoeld in art. 5:53 lid 1 Wft en die rechtstreeks op haar betrekking heeft, onverwijld algemeen verkrijgbaar stellen. Het moet gaan om informatie die potentieel koersgevoelig is en die ligt binnen het domein van de uitgevende instelling.

FRP 2017/56 - Sign. - Euribor geen essentieel onderdeel renteswap (Rb. Midden-Nederland 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5114)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
X is een investeringsmaatschappij van een vermogende familie en onderdeel van een groep van vennootschappen. X investeert in ondernemingen, oefent toezicht uit over en verleent diensten aan die ondernemingen en houdt zich bezig met beleggingen. Tussen Rabobank en X bestaat sinds 2003 een bancaire relatie. Voor 2003 heeft X met andere banken dan Rabobank verschillende renteswapovereenkomsten gesloten. Dit betroffen swaptransacties zonder bijzondere voorwaarden en kenmerken. X kwalificeert onder MiFID als een professionele marktpartij en is door Rabobank als zodanig aangemerkt. Op 15 oktober 2007 is X daarvan door Rabobank op de hoogte gesteld. In 2004 tot en met 2007 heeft X verschillende rentederivaten bij Rabobank afgesloten. In dezelfde periode heeft X ook bij andere banken rentederivaten afgesloten. Voordat X een transactie afsloot vroeg zij tarieven op bij verschillende banken en maakte vervolgens op basis van de aanbiedingen een afweging welk product zij met welke bank afsloot. Op verzoek van X vond er minstens vier keer per jaar overleg plaats tussen Rabobank en X om de gehele rentederivatenportefeuille te bespreken. Ook met de andere banken waarbij X rentederivaten had afgesloten had X minstens vier keer per jaar overleg. X maakte zelf inschattingen van de renteontwikkelingen en had haar eigen ideeën over hoe daarop kon worden geanticipeerd. Vanaf het begin van de bancaire relatie met Rabobank gaf X haar eigen rentevisie aan. Op 10 oktober 2008 heeft X met Rabobank een multi cancellable swap gesloten voor een nominale waarde van € 40 miljoen en een looptijd van 10 jaar, ingaande op 14 oktober 2008. In ruil voor het betalen van een vaste rente aan Rabobank van 3,2% ontvangt X van Rabobank 3 maands Euribor en heeft Rabobank het recht om de swap iedere drie maanden te beëindigen. Op 29 juni 2009 heeft X met Rabobank een step up swap gesloten voor een nominale waarde van € 60 miljoen en een looptijd van 9 jaar, ingaande op 1 juli 2009. In ruil voor het betalen van een vaste rente aan Rabobank van 1,5% in het eerste jaar en 4,23% met ingang van het tweede jaar ontvangt X van Rabobank 3 maands Euribor. Tegelijkertijd met het aangaan van de step up swap werden verschillende bestaande rentederivaten van X beëindigd. De daarmee gepaard gaande kosten, met name een door X te betalen vergoeding voor de negatieve waarde van die rentederivaten zijn door Rabobank verdisconteerd in voornoemde rentetarieven. X was daarvan bij het sluiten van de step up swap op de hoogte. Ten tijde van het afsluiten van de multi cancellable swap en de step up swap had X een bancaire financiering met een op Euribor gebaseerde rente. Deze financieringsovereenkomst had een looptijd tot 30 juni 2014. Daarnaast heeft X op 21 september 2011 een kredietovereenkomst gesloten met Rabobank, ING Bank, ABN AMRO en Deutsche Bank als kredietverstrekkers en Rabobank als leningagent en zekerhedenagent. Onder deze bancaire financiering, met een maximale kredietsom van € 75 miljoen en $ 10 miljoen, is aan X € 68,15 miljoen en $ 10 miljoen ter beschikking gesteld. Deze bancaire financiering had ook een looptijd tot 30 juni 2014. Op 1 oktober 2013 heeft ICC, een adviseur van X, gemotiveerd uiteengezet waarom de multi cancellable swap en de step up swap volgens haar niet geschikt zijn voor X. Daarbij constateert ICC dat doel van het aangaan van de rentederivaten was het mitigeren van risico’s voortkomend uit de fluctuaties in de (korte) marktrente (Euribor). Op het moment van het aangaan van de rentederivaten had echter slechts een klein deel van de onderliggende financieringen een op Euriobor gebaseerde rente. Het grootste deel van de financieringen bestond uit financieringen voor familieleden. Hiervoor is geen financieringsdocumentatie opgesteld. Daarnaast werd in de praktijk een minimum rente van 4% gehanteerd op deze financieringen, waardoor deze bij de huidige lage Euribor-standen in feite steeds vastrentend zijn en niet aansluiten op de variabele component van de gesloten rentederivaten. Verder wijst ICC erop dat ten tijde van het afsluiten van de rentederivaten de vigerende financieringsovereenkomst een looptijd heeft tot 30 juni 2014. Op 9 juli 2014 heeft de advocaat van X in verband met de Euribormanipulaties de swaps buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling. Ook heeft hij Rabobank meegedeeld dat zij haar zorgplicht ten opzichte van X heeft geschonden en Rabobank aansprakelijk gesteld voor de daaruit voortvloeiende schade.

FRP 2017/57 - Sign. - Schending zorgplicht vanwege overkreditering (Rb. Midden-Nederland 12 oktober 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5647)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Voor de koop van een onroerende zaak sluit X op 2 februari 2007 met Rabobank een financieringsovereenkomst. De financieringsovereenkomst bestaat uit een SpaarZeker Hypotheek ter hoogte van € 1.031.250 en een Aflossingsvrije Hypotheek ter hoogte van € 1.031.250. Bij akte van 19 maart 2007 heeft X tot zekerheid van zijn verplichtingen uit hoofde van de financieringsovereenkomst een eerste recht van hypotheek op de woning aan Rabobank verstrekt. Nadat X zijn financiële verplichtingen voortvloeiende uit de financieringsovereenkomst niet nakwam, is de woning te koop gezet. Op 25 maart 2010 heeft X met tussenkomst van zijn makelaar een aanbod tot koop van de woning voor een bedrag van € 1.325.000 van de familie A aanvaard. De familie B heeft op 26 maart 2010 een aanbod tot koop van de woning voor een bedrag van € 1.415.000 gedaan. Op 30 maart 2010 deelt Rabobank aan de makelaar mee dat zij niet akkoord gaat met het verlenen van royement van het recht van hypotheek indien de woning aan A voor een bedrag van € 1.325.000 wordt verkocht. De advocaat van A sommeert X op 30 maart 2010 om uiterlijk op 1 april 2010 tot ondertekening van de koopovereenkomst over te gaan. Tevens legt A op 30 maart 2010 conservatoir beslag tot levering op de woning. Op 2 april 2010 heeft B het aanbod tot koop van de woning verhoogd naar een bedrag van € 1.550.000. X is hierna een kort geding gestart, waarin hij de opheffing van het door A gelegde beslag op de woning heeft gevorderd. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft deze vordering op 26 mei 2010 afgewezen. Op 19 juli 2010 deelt Rabobank aan X mee dat gelet op het verzuim met de nakoming van de financiële verplichtingen de financieringsovereenkomst wordt opgezegd en sommeert Rabobank X binnen 14 dagen een totaalbedrag van € 1.792.796,38 te voldoen. Indien er niet dan wel niet tijdig aan dit verzoek door X wordt voldoen, zal Rabobank voorbereidingen treffen voor een openbare verkoop van de onroerende zaak. Voorafgaand aan de door Rabobank op 8 oktober 2010 geplande executieveiling doet A opnieuw een aanbod tot koop van de woning voor een bedrag van € 1.350.000. X aanvaardt dit aanbod, terwijl Rabobank ten aanzien van deze (ver)koop instemt met royement van het recht van hypotheek op de woning. Daarbij komen Rabobank en X op 5 oktober 2010 een vaststellingsovereenkomst overeen ten aanzien van de te verwachten restschuld van € 500.000. De woning is op 25 oktober 2010 door X aan A overgedragen. De door A betaalde koopsom minus kosten is aan Rabobank voldaan. Rabobank heeft diverse sommaties tot nakoming van op 5 oktober 2010 gemaakte afspraken aan X gezonden. Nadat X hiertoe niet (volledig) is overgegaan, heeft Rabobank op 28 januari 2015 conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van X.

FRP 2017/58 - Sign. - Opzegging kredietovereenkomst onaanvaardbaar (Rb. Rotterdam 19 oktober 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:8326)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
X is eigenaar van de woning en twee appartementen. De woning bewoont X zelf en de appartementen verhuurt zij aan derden. Voor de aanschaf van de appartementen had X hypothecaire geldleningsovereenkomsten gesloten met derden voor bedragen van € 47.646 en van € 72.694. Voor de financiering van de woning vraagt X bij Roparco een offerte aan voor een parapluhypotheek van € 370.000. X en Roparco komen op 19 juli 2004 een kredietovereenkomst overeen. Bij notariële akte van 19 juli 2004 zijn tot zekerheid van nakoming van de financiële verplichtingen van X onder de kredietovereenkomst ten gunste van Roparco rechten van hypotheek gevestigd op de woning (eerste hypotheek) en op de appartementen (tweede hypotheek). X leent van het maximumkrediet van € 370.000 een bedrag van € 250.000 van Roparco om de aanschaf van de woning te financieren. Zij maakt geen gebruik van de mogelijkheid om met de aanvullende € 120.000 de twee andere appartementen te herfinancieren. Op 14 juni 2011 deelt Roparco aan X mee dat Roparco haar beleid wijzigt waardoor Roparco niet langer bereid is om ‘commercial property’ te financieren. Hierdoor wil Roparco nog maximaal 80% van de executiewaarde financieren en wil zij om die reden wil weten wat de executiewaarde van de woning is. X heeft een taxatierapport met betrekking tot de woning laten opmaken en aan Roparco doen toekomen. De getaxeerde executiewaarde van de woning was volgens dit rapport per 14 november 2011 € 240.000. Vervolgens deelt Roparco op 5 december 2011 aan X mee dat de hypothecaire geldlening werd verlaagd naar € 192.000 en verzoekt X het meerdere voor 1 augustus 2012 terug te betalen aan Roparco. Roparco zegt op 11 september 2014 de kredietovereenkomst met X op tegen 1 januari 2015 doordat X de afgelopen jaren op geen enkele wijze niet bereid is gebleken om samen met Roparco een oplossing hiervoor te vinden. Roparco stelt daarbij dat X enkel heeft getracht om voorliggende kwestie te vertragen en te frustreren.

FRP 2017/59 - Sign. - SNS-beleggers mogen volgens Hoge Raad vragen om enquête wanbeleid (HR 4 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2518 en ECLI:NL:HR:2016:2456, «JOR» 2017/1, , m.nt. mr. K. Spruitenburg)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 1 februari 2013 onteigende de Minister van Financiën de aandelen in SNS Reaal, gebruik makend van de hem in deel 6 van de Wft gegeven bevoegdheid (de Interventiewet). Voorafgaand aan de onteigening hield Stichting Beheer in SNS Reaal 50,00000921% van de gewone aandelen en zes aandelen B. De overige aandelen in SNS Reaal werden tot aan het tijdstip van de onteigening verhandeld aan de beurs te Amsterdam. SNS Reaal hield en houdt de aandelen in SNS Bank. SNS Bank hield alle aandelen in Propertize, toen nog SNS Property Finance BV geheten, totdat zij die aandelen op 31 december 2013 overdroeg aan NLFI. VEB en Stichting Beheer stellen dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SNS Reaal (en bij SNS Bank en Propertize). Zij vragen de OK om een onderzoek hiernaar te bevelen. SNS Reaal, Propertize en de Staat betogen dat VEB niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. De OK heeft op 8 juli 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:2779 geoordeeld dat VEB en Stichting Beheer bevoegd zijn tot het verzoeken van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van SNS Reaal en dat zij in zoverre ontvankelijk zijn in hun verzoeken. De OK heeft bepaald dat tussentijds cassatieberoep mogelijk is. Met betrekking tot het verzoek gericht op Propertize heeft de OK geoordeeld dat VEB niet-ontvankelijk is. De beslissing over de ontvankelijkheid van VEB ten aanzien van SNS Bank heeft de OK aangehouden. Tegen de beschikking van de OK heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. SNS Reaal en Propertize ondersteunen het cassatierekest. VEB heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen.

FRP 2017/60 - Sign. - Geen onrechtmatigheid bij onttrekken van geld uit bouwdepot (Hof Arnhem-Leeuwarden 22 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9357)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
A en B hebben bij ABN AMRO een aanvraag voor een hypothecaire geldlening ingediend met betrekking tot een woning. Ten behoeve van deze aanvraag is de woning op 14 februari 2008 door een VBO makelaar getaxeerd. Van de taxatie is op 18 februari 2008 een rapport opgesteld. In het taxatierapport zijn diverse verbouwingswerkzaamheden gespecificeerd waarvan de kosten op € 73.000 worden geschat. ABN AMRO heeft op 29 februari 2008 een overeenkomst van hypothecaire geldlening ten bedrage van € 302.000 gesloten met A en B. In dit bedrag is een verbouwdepot van € 73.000 opgenomen voor de verbouwingswerkzaamheden. A en B hebben tot zekerheid voor terugbetaling van de hypothecaire geldlening het recht van eerste hypotheek aan ABN AMRO verleend op de woning. Op 16 juni 2008 heeft X bij A een factuur ingediend van € 42.2210,20 in rekening gebracht voor de te verrichten verbouwingswerkzaamheden. De werkzaamheden zouden volgens de factuur aanvangen op 25 juni 2008. Bij aanvang van de werkzaamheden diende 70% van het factuurbedrag, zijnde € 29.554,84 betaald te zijn. A en B hebben deze factuur op 17 juni 2008 ter betaling uit het bouwdepot ingediend bij ABN AMRO. ABN AMRO is op 24 juni 2008 tot uitbetaling van € 29.554,84 aan X overgegaan. De resterende 30% ad € 12.666,36 diende bij oplevering betaald te worden. Op 26 juni 2008 is tussen partijen overeengekomen dat Galaxy Nederland CV de verbouwingswerkzaamheden zal uitvoeren voor een totale aanneemsom van € 40.000. Op 16 juli 2008 heeft X € 12.666,36 aan A in rekening gebracht. A en B hebben deze factuur op 19 juli 2008 tot uitbetaling uit het bouwdepot ingediend bij ABN AMRO. ABN AMRO is op 28 juli 2008 tot uitbetaling van € 12.666,36 aan X overgegaan. Op 28 juli 2008 heeft ABN AMRO het restant van het verbouwdepot aan A en B uitbetaald. Op 25 oktober is de woning getaxeerd ten behoeve van verkoop dan wel executie. De woning is in februari 2012 middels een volmacht onderhands verkocht voor € 178.500. Uit een verklaring van A blijkt dat A enkele verbouwingswerkzaamheden zelf heeft verricht.

FRP 2017/61 - Sign. - Onderhandse verkoop appartement verboden (Rb. Rotterdam 23 november 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:9053)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
X is eigenaar van een appartement. X heeft aan ABN AMRO hypotheek verleend ten aanzien van het appartement vanwege een met ABN AMRO in 2005 gesloten geldleningsovereenkomst voor een bedrag van € 108.994. X is op enig moment zijn baan kwijtgeraakt, waarna een achterstand is ontstaan in de financiële verplichtingen van X tegenover ABN AMRO, alsmede tegenover de VvE van het complex waarvan het appartement van X deel uitmaakt. ABN AMRO heeft op 3 april 2015 de geldleningsovereenkomst met X opgezegd. X heeft op 27 juli 2015 volmacht verleend aan ABN AMRO tot onderhandse verkoop van zijn appartement. Het appartement staat te koop voor € 95.000. De VvE heeft op enig moment executoriaal beslag gelegd op het appartement van X. X heeft op 14 oktober 2015 een betalingsregeling getroffen met de VvE, waarbij is afgesproken om € 300 per maand af te lossen op de vordering van de VvE. Inmiddels lost X geen € 300 per maand maar € 150 per maand af aan de VvE. X heeft ABN AMRO op 2 november 2016 gesommeerd om de voorgenomen onderhandse verkoop van het appartement geen doorgang te laten vinden. ABN AMRO heeft aan de sommatie geen gevolg gegeven.

FRP 2017/62 - Sign. - Prejudiciële beslissing in het kader van marktmisbruik door voorwetenschap (HvJ EU 11 maart 2015, ECLI:EU:C:2015:162, «JOR» 2016/304, m.nt. mr. G.T.J. Hoff)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Het betreft hier een uitspraak over de reikwijdte van de voor uitgevende instellingen geldende publicatieplicht van koersgevoelige informatie (KGI), die nog is gewezen onder vigeur van de Richtlijn Marktmisbruik (2003/6/EG). De uitspraak is van belang omdat het arrest, naar stellig mag worden aangenomen, ook van belang blijft voor het sinds 3 juli 2016 in de Europese Unie geldende nieuwe regime van de Verordening Marktmisbruik Nr. 596/2014 (MAR).

FRP 2017/63 - Sign. - Beperking rechten aandeelhouders vanwege bedreiging financiële stabiliteit toegestaan (HvJ EU 8 november 2016, ECLI:EU:C:2016:836)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
ILP is een kredietinstelling die actief is op het Ierse grondgebied. ILPGH is een Ierse vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. ILPGH is geen kredietinstelling en had het volledige maatschappelijke kapitaal van ILP in handen. Verzoekers zijn leden en aandeelhouders van ILPGH. De financiële en economische crisis waarmee Ierland in 2008 werd geconfronteerd, heeft zware repercussies gehad op de financiële stabiliteit van de Ierse banken en van Ierland. Tussen deze banken en de Ierse Staat bestond namelijk een erg sterke link als gevolg van de omvang die de banksector verhoudingsgewijs had ten opzichte van de nationale economie. Ondanks de genomen maatregelen ter ondersteuning van de banksector, brokkelde het vertrouwen van de markten in de Ierse banken steeds verder af en bleef de financiële situatie in Ierland verslechteren. In die omstandigheden hebben de Ierse autoriteiten een economisch en financieel aanpassingsprogramma opgesteld, waarvoor zij op 21 november 2010 met name om financiële bijstand van de Europese Unie hebben verzocht. In dit programma heeft Ierland zich ertoe verbonden zijn banksector te herstructureren en te herkapitaliseren. De Raad van de Europese Unie heeft dit programma goedgekeurd. Naar aanleiding van het akkoord moest Ierland de nationale banken uiterlijk tegen eind juli 2011 herkapitaliseren, op basis van de resultaten van een prudentiële kapitaalsbeoordeling en een prudentiële liquiditeitsbeoordeling door de Ierse centrale bank. Op 31 maart 2011 heeft de Ierse centrale bank de resultaten van haar onderzoek gepubliceerd. Op basis van deze resultaten heeft de Ierse centrale bank bij besluit ILP gelast om haar eigen vermogen met 4 miljard euro te verhogen. In juli 2011 heeft de minister aan de aandeelhouders van ILPGH een voorstel voorgelegd dat ertoe strekte de herkapitalisatie van ILP te vergemakkelijken door met name een kapitaalinbreng van 2,7 miljard euro. Op 20 juli 2011 is dit voorstel verworpen op een buitengewone algemene vergadering van ILPGH, die aan de raad van bestuur van deze onderneming de opdracht heeft gegeven om te onderzoeken of er andere herkapitalisatiemogelijkheden bestonden en in dit verband te verzoeken om een verschuiving van de bepaalde deadline voor de herkapitalisatie. De Ierse minister van Financiën, met het oog op de herkapitalisatie van ILP, een ontwerp van rechterlijk bevel opgesteld. Hij heeft dit ontwerp voorgelegd aan de High Court, die het rechterlijk bevel vervolgens heeft uitgevaardigd waardoor ILPGH, in ruil voor een kapitaalinbreng van 2,7 miljard euro, nieuwe aandelen moest uitgeven ten gunste van de minister tegen een door hem bepaalde prijs, die 10% lager lag dan de gemiddelde koers van 23 juni 2011. Daarnaast heeft de minister 99,2% van de aandelen van ILPGH verworven zonder dat de algemene aandeelhoudersvergadering van deze onderneming hierover een beslissing heeft genomen. Voorts heeft de High Court de schrapping van de beursnotering van deze aandelen in Ierland en Londen gelast.

FRP 2017/64 - Sign. - De Wijzigingswet Financiële Markten 2018: een overzicht (JutD 2016/113, mr. D.A. de Roos)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 27 juli 2016 heeft de Minister van Financiën de Wijzigingswet Financiële Markten 2018 geconsulteerd. Het Voorontwerp zal de Wbfo, boek 2 BW en de Faillissementswet wijzigen. Inmiddels is de consultatieperiode gesloten en is een 14-tal reacties op het Voorontwerp gepubliceerd. Vrijwel alle consultatiereacties richten zich in meer of mindere mate op de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot het bonusbeleid. In dit artikel staat de auteur allereerst kort stil bij de in de ogen van de auteur belangrijkste voorstellen uit het Voorontwerp. Vervolgens gaat de auteur in op de voorgestelde wijzigingen die zien op het beloningsbeleid. Daarbij behandelt de auteur in het bijzonder de wijze waarop de minister invulling geeft aan de vereisten uit de kapitaalvereistenrichtlijn (CRD IV) en de door de EBA opgestelde richtsnoeren betreffende een beheerst beloningsbeleid.

FRP 2017/65 - Sign. - Wetsvoorstel implementatie MiFID II (JutD 2016/134, mr. F.F. Nagelkerke)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 24 oktober 2016 heeft de Minister van Financiën de Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 bij de Tweede Kamer ingediend. Het Wetsvoorstel zal onder meer de Wft wijzigen. Het Wetsvoorstel is aangepast naar aanleiding van de consultatie van vorig jaar zomer. Er zijn 10 reacties op de consultatie ontvangen. Daarnaast hebben de AFM en DNB ook hun input gegeven. Niet alle reacties zijn openbaar gemaakt, maar in de Memorie van Toelichting wordt regelmatig aan de verschillende reacties gerefereerd. In het artikel staat de auteur kort stil bij het Wetsvoorstel. Daarna gaat de auteur in op drie specifieke onderwerpen: de kwalificatie van een beleggersgiro, de aangepaste wettekst inzake het zogeheten derde landen beleid en de toepasselijkheid van MiFID II en MiFIR op beheerders van UCITS en beleggingsinstellingen.

FRP 2017/66 - Sign. - Nieuwe invulling van corporate governance-beginselen met betrekking tot de leden van het ‘leidinggevend orgaan’ onder het MiFID II-regime (TvCo 2016/6, mr. W. Cruccu en mr. O.S. Elsenga)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Aangezien het ontbreken van doeltreffende controlemechanismen bij een aantal financiële instellingen wordt beschouwd als een factor die aan het ontstaan van de financiële crisis heeft bijgedragen, is de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID I) herzien en wordt het regelgevend kader in de herziene Markets in Financial Instruments Directive ( MiFID II) op dat punt met gedetailleerdere beginselen en minimumnormen aangevuld. Enkele van deze beginselen en minimumnormen zien op het zogenoemde ‘leidinggevend orgaan’ van beleggingsondernemingen (en kredietinstellingen). In dit artikel gaan de auteurs in op deze beginselen en minimumnormen, waarbij veelvuldig de governance-bepalingen uit de vierde Richtlijn Kapitaalvereisten (CRD IV) zullen worden aangehaald.

FRP 2017/67 - Sign. - Product governance onder MiFID II (TvCo 2016/6, mr. M.L.M.N. Heltzel)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
MiFID II introduceert een product governance-regime dat zal gelden voor (bank)beleggingsondernemingen en beheerders van bepaalde beleggingsinstellingen (AIF en UCIT), voor zover zij beleggingsdiensten verlenen. De reikwijdte van het product governance -regime onder MiFID II is ruimer dan het huidige (Nederlandse) regime dat geldt voor andere financiële dienstverleners dan beleggingsdienstverleners. Zowel de beleggingsdienstverlener die het product ontwikkelt of aanbiedt, als de beleggingsdienstverlener die het product distribueert, vallen onder het product governance-regime van MiFID II. In praktijk zal dit betekenen dat een beleggingsproduct dus tweemaal beoordeeld zal worden: eenmaal door de aanbieder en eenmaal door de distributeur. Aanbieder en distributeur hebben daarbij ieder een eigen verantwoordelijkheid. In het artikel behandelt de auteur in dit kader de huidige regelgeving en MiFID II. Vervolgens gaat de auteur in op de ESMA guidelines en bespreekt de auteur tot slot ook de mogelijkheid voor toezichthouders om over te gaan tot productinterventie.

FRP 2017/68 - Sign. - Strengere eisen aan provisies onder MiFID II (TvCo 2016/6, mr. M.E.J. Bracco Gartner)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
MiFID II gaat strengere eisen stellen aan provisies bij beleggingsdienstverlening in Europa. Nederland kent echter al een provisieverbod sinds 2014. Dat verbod mag Nederland onder MiFID II houden, zegt de Minister van Financiën in zijn concept wetsvoorstel tot implementatie van MiFID II in de Wft. Het is een verkeerde veronderstelling dat wat provisies niets hoef te gebeuren om compliant te zijn. Het Nederlandse provisieverbod zal op onderdelen moeten worden aangepast om in lijn te zijn met MiFID II. In dit artikel gaat de auteur eerst in op het begrip provisies om beter te kunnen begrijpen op welke praktijken de nieuwe regels zich richten. Daarna behandelt zij de meest in het oog springende verschillen tussen het huidige Nederlandse provisieverbod en de nieuwe regels onder MiFID II. Daarbij geeft de auteur een stappenplan met vragen en aandachtspunten om in kaart te brengen welke aanpassingen in de business moeten worden aangebracht om tijdig in lijn te zijn met de MiFID II regels voor provisies.

FRP 2017/69 - Sign. - Research: MiFID II laat analist zich opnieuw uitvinden (TvCo 2016/6, mr. M. Boeve)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Tal van beleggingsondernemingen produceren research, maar verlenen tevens order executiediensten. Met het verstrekken van research proberen zij orders te genereren die via hun executiekanalen worden uitgevoerd. Hierdoor is een potentieel belangenconflict geboren. Mede om deze redenen wil de Europese regelgever in MiFID II voorwaarden stellen aan de verstrekking van beleggingsonderzoek aan partijen die beleggingsdiensten namens hun cliënten uitvoeren. Executiekosten en researchkosten moeten expliciet van elkaar gescheiden worden.

FRP 2017/70 - Sign. - Regulatoire aandachtspunten voor handel in grondstoffenderivaten (TvCo 2016/6, mr. M.L. Louisse)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Tijdens de top van de G20 op 25 september 2009 in Pittsburgh werd afgesproken dat verbeteringen zouden worden aangebracht in de regulering, werking en transparantie van de financiële en de grondstoffenmarkten om de buitensporige volatiliteit van de grondstoffenprijzen te temperen. Met het van kracht worden van richtlijn 2014/59/EU (MiFID II) en verordening (EU) Nr. 600/2014 (MiFIR) per 3 januari 2018 zullen de G20-afspraken zijn nagekomen door de Europese Unie. In dit artikel bespreekt de auteur allereerst wanneer grondstoffenderivatenhandelaren binnen de reikwijdte van MiFID II vallen en wat de gevolgen hiervan zijn. Vervolgens behandelt zij de verplichtingen die EMIR met zich brengt voor de handel in grondstoffenderivaten. Tot slot behandelt de auteur kort de anti-marktmisbruik-bepalingen voor grondstoffenderivatenhandel onder de MAR/MAD II. Daarbij beperkt zij zich tot in Nederland gevestigde partijen.

FRP 2017/71 - Sign. - De impact van MiFID II op beheerders van beleggingsinstellingen (TvCo 2016/6, mr. J. Kerkvliet)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
MiFID II brengt grote wijzigingen teweeg voor beleggingsondernemingen en financiële markten. MiFID II is echter ook relevant voor beheerders van beleggingsinstellingen (UCITS of AIF). Allereerst omdat beheerders van beleggingsinstellingen die beschikken over een vergunning bepaalde MiFID-diensten mogen verlenen, zonder dat daarvoor een separate vergunning is vereist. Daarnaast zijn de MiFID II regels strikt genomen ook niet van toepassing op de werkzaamheden van de beheerder die zien op het beheren van de beleggingsinstellingen. In dit artikel bespreekt de auteur een selectie van onderwerpen uit MiFID II en MiFIR die impact kunnen hebben op beheerders van beleggingsinstellingen. Eerst behandelt zij een aantal bepalingen die relevant zijn wanneer de beheerder slechts de de ‘beheer-pet’ op heeft. Daarna gaat de auteur in op de regels rondom het bewaren van gegevens en opnemen van telefonische en elektronische communicatie, die relevant zijn wanneer de beheerder de ‘MiFID-pet’op heeft. En tot slot bespreekt zij een enkele bepaling uit MiFIR die indirect van toepassing kan zijn op beheerders.

FRP 2017/72 - Sign. - Integere normen voor trustkantoren (FR 2016/11, mr.drs. C. Riekerk)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Trustkantoren worden poortwachters genoemd vanwege hun grote rol bij het bewaken van de integriteit van de financiële sector. DNB heeft zich de laatste jaren steeds kritischer en hardvochtiger uitgelaten over trustkantoren. DNB stelt dat trustkantoren de poortwachterfunctie verzaken en dat een geheel nieuw regelgevend kader nodig is. In mei 2016 is het concept wetsvoorstel Wet toezicht trustkantoren 2018 (‘ontwerpwet Wtt 2018’) geconsulteerd. De beoogde wijziging is dermate ingrijpend, dat een geheel nieuw wetsvoorstel is opgesteld. Met dit artikel tracht de auteur een bijdrage te leveren aan de discussie over de beoogde wijziging ter zake het voor trustkantoren verplichte onderzoek naar integriteitsrisico’s en de beheersing van die risico’s.

FRP 2017/73 - Sign. - Collateral management onder EMIR (FR 2016/11, mr. J.C. Hintzen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
EMIR bepaalt dat tegenpartijen moeten beschikken over risicobeheerprocedures die een tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden voorschrijven met betrekking tot niet centraal geclearde otc-derivaten. Deze verplichting geldt reeds sinds 16 augustus 2012, de datum waarop EMIR van kracht werd, maar was nog niet nader ingevuld. De voorschriften voor het uitwisselen van zekerheden met betrekking tot niet centraal geclearde otc-derivaten zijn inmiddels nader uitgewerkt in een gedelegeerde verordening. Deze RTS bevat gedetailleerde voorschriften voor het collateral management, waaronder met betrekking tot variation margin, initial margin, eligible collateral en haircuts. In dit artikel gaat de auteur eerst nader in op de achtergrond en de totstandkoming van de RTS. Daarna volgt een inhoudelijke bespreking van de RTS.

FRP 2017/74 - Sign. - Een nieuw prospectusregime – het voorstel van de Europese Commissie nader bezien (FR 2016/11, mr. J. Dinant)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
De Europese Commissie heeft op 30 november 2015 een voorstel voor herziening van de Prospectusrichtlijn gepubliceerd. De Europese Commissie heeft gekozen voor een direct werkende Europese verordening, waarbij de Prospectusrichtlijn zal worden ingetrokken. Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie om bestaande knelpunten als gevolg van het huidige Europese prospectusregime op te lossen en uitgevende instellingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, te stimuleren om makkelijker een beroep te doen op de kapitaalmarkt. Daarnaast ziet zij het belang dat sprake moet zijn van een adequate beleggersbescherming. De informatie die in het prospectus moet worden opgenomen, moet beleggers in staat stellen tijdig een verantwoorde beleggingsbeslissing te nemen. Het voorstel van de Europese Commissie is nu onderwerp van overleg tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van ministers. In dit artikel licht de auteur toe wat de aanleiding is voor herziening van het Europese prospectusregime en beschrijft hij op hoofdlijnen wat de belangrijkste voorgestelde wijzingen van de Europese Commissie zijn.

FRP 2017/75 - Sign. - De beperkte macht van de regel. De kracht van sturen op gewenst gedrag bij verandering in de financiële en zorgsector (MvV 2016/11, p. 296, mr.dr. M.F.M. van den Berg, mr. H.F.L. Goverde en mr. C.W.M. Vergouwen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Er zijn grote veranderingen gaande binnen de Nederlandse samenleving en wetgeving speelt daarin van oudsher een belangrijke rol. In tal van sectoren van de samenleving stellen de auteurs dat we er niet aan ontkomen om ons te heroriënteren. Twee sectoren die deze eeuw sterk veranderen, zijn de financiële sector en de gezondheidssector. In de negentiende en twintigste eeuw werden wetgeving en het toezicht daarop gezien als dé instrumenten om beleidswijzigingen te realiseren. De vraag is of wetgeving en toezicht binnen de huidige complexe samenleving hun traditionele rol als veranderingsinstrument waar kunnen maken. Dit artikel plaatst de veranderingen in de financiële en de gezondheidssector in de juridische context van wetgeving en toezicht, en bespreekt de rol die beide spelen om de beoogde veranderingen mogelijk te maken. Specifiek gaan de auteurs in op wat de sectoren van elkaar kunnen leren om de veranderingen beter te laten slagen.

FRP 2017/76 - Sign. - Eigen schuld in beleggingsadviesrelaties (MvV 2016/12, p. 307, mr. A.G.F. Ancery)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Als beginsel van aansprakelijkheidsrecht heeft te gelden dat eenieder zijn eigen schade draagt, tenzij een ander daarvoor aansprakelijk is. Binnen het financiële recht lijkt het er soms wel op dat de beleggingsonderneming de schade draagt, tenzij de cliënt een ernstig verwijt kan worden gemaakt. In de relatie tussen de beleggingsonderneming en de particuliere cliënt rust op de beleggingsonderneming een publiekrechtelijke zorgplicht en een privaatrechtelijke (bijzondere) zorgplicht. Hoever de zorgplicht in een concreet geval reikt, hangt mede af van de vraag in welke relatie de cliënt tot de beleggingsonderneming staat. In het artikel behandelt de auteur de drie hoofdtypen die doorgaans worden onderscheiden. Ook voor de vraag welk deel van de schade voor rekening van de belegger dient te blijven maakt het uit met welk type relatie men van doen heeft. Verder gaat de auteur in op de beleggingsadviesrelatie, omdat daar de verantwoordelijkheden worden verdeeld tussen de beleggingsonderneming en de cliënt, terwijl een juist advies de kern van de overeenkomst vormt. Tot slot stipt de auteur aan dat in de toepassing van art. 6:101 BW een verschil lijkt te zitten in de rechtspraak van de Hoge Raad en die van de lagere rechters.

FRP 2017/77 - Sign. - Het fzo-pandrecht op giraal saldo: een alternatief voor de huidige verpandingspraktijk (O&F 2016, nr. 4, mr. S. Swinkels)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Met de implementatie van de Collateral Richtlijn heeft Nederland er een nieuw type pandrecht bij gekregen: het fzo-pandrecht. Fzo’s zijn te omschrijven als overeenkomsten waarbij geld en/of effecten worden verschaft als waarborg voor de nakoming van openstaande verplichtingen. In deze bijdrage behandelt de auteur onder meer de verschillende voordelen voor de banken ten opzichte van het reguliere pandrecht. Verder gaat hij in op enkele vragen die spelen omtrent de toepasbaarheid in de huidige verpandingspraktijk. Daarbij bespreekt de auteur het aspect dat de pandgever in zijn hoedanigheid van rekeninghouder over de rekening wil blijven beschikking. Het controlevereiste van de richtlijn lijkt op twee manier hieraan in de weg te staan. Daarnaast behandelt de auteur in hoeverre de doorwerking van het Europese recht een rol speelt. Tot slot trekt de auteur enkele conclusies ten aanzien van de stelling dat het fzo-pandrecht op giraal saldo een alternatief vormt voor de huidige verpandingspraktijk.

FRP 2017/78 - Sign. - De eerste beurs-BV. Certificaten van aandelen in Fastned BV toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nx’change (Ondernemingsrecht 2016/111, A.A. Bootsma, J.B.S. Hijink en L. in ’t Veld)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 23 mei 2016 zijn certificaten van aandelen in Fastned toegelaten tot de handel op de nieuwe gereglementeerde markt van Nxchange. Fastned kan daarmee worden beschouwd als de eerste beurs-BV waarvan (certificaten van) aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. In deze bijdrage staan de auteurs stil bij de verdere betekenis en gevolgen van de eerste beurs-BV. Daartoe worden enkele specifieke bijzonderheden van (de notering van) Fastned behandeld. De auteurs menen dat vennootschappen waarvoor het huidige NV-recht niet voldoende flexibiliteit biedt, deze mogelijkheid kunnen aangrijpen door te kiezen voor de (flexibelere) beurs-BV. De auteurs stellen dat de in de bijdrage beschreven ontwikkelingen aantonen dat wet- en regelgevers zich bij de vormgeving van ondernemingsrechtelijke voorschriften in toenemende mate bewust moeten zijn van het aanknopingspunt waarvoor wordt gekozen. Tot slot concluderen de auteurs dat de wetgever aan zet is om een keuze te maken tussen (i) het verbieden dan wel (ii) het (beter en uitdrukkelijker) faciliteren van de beurs-BV, waarbij de daarin te maken keuze tevens zal afhangen van de voortgang van de modernisering van het NV-recht.

FRP 2017/79 - Sign. - Richtlijn hypothecair krediet (Ondernemingsrecht 2016/112, mr. J.M. van Poelgeest)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 14 juli 2016 is de Richtlijn hypothecair krediet geïmplementeerd in Nederland. De implementatie heeft geresulteerd in wijzigingen in de Wft en de onderliggende regelgeving. Daarnaast is een nieuwe titel 2b ingevoegd in Boek 7 van het BW. Verder zijn eveneens de EBA-richtsnoeren inzake kredietwaardigheidsbeoordeling en de EBA-richtsnoeren inzake achterstallige betalingen en gedwongen verkoop relevant geworden. Doordat de implementatie van de Richtlijn hypothecair krediet op 21 maart 2016 plaats had moeten vinden en lange tijd onduidelijk was op welk moment de richtlijn zou worden geïmplementeerd, hebben de meeste hypotheekverstrekkers hun systemen en documenten al enige tijd aangepast aan de nieuwe wet- en regelgeving. In deze bijdrage bespreekt de auteur enkele belangrijke onderwerpen uit de Richtlijn hypothecair krediet, waaronder de documentatie die aan de consument wordt verstrekt, de criteria die in het acceptatieproces worden gehanteerd, koppelverkoop en vergoedingen bij vervroegde aflossing. De auteur concludeert dat hoewel het implementeren van de richtlijn van de aanbieders een behoorlijke inspanning heeft gevergd, is het hypothekenlandschap voor de consument er niet heel anders uit komen te zien.

FRP 2017/80 - Sign. - Aantasting van besluiten door houders van economische belangen bij aandelen (Ondernemingsrecht 2016/118, G.P. Oosterhoff)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Geregeld wordt met behulp van derivaten het economische belang bij een aandeel afgesplitst van het aandeel en aan een andere partij overgedragen. Dit leidt tot de vragen of en in hoeverre rechten en verplichtingen uit boek 2 BW verbonden (kunnen) worden aan het houden van zo’n economisch belang in aandelen en wat dan de positie is van een aandeelhouder zonder economisch belang bij zijn aandelen. Als rechten en verplichtingen kunnen worden verbonden aan zo’n economisch belang leidt dat ertoe dat door middel van derivaten de reikwijdte van die rechten en verplichtingen kan worden beïnvloed. Tot de rechten die boek 2 BW aan de aandeelhouder toekent behoort de bevoegdheid vernietiging van besluiten te vorderen op grond van art. 2:15 BW. In dit artikel komt aan de orde of de houder van een economisch belang bij aandelen de vordering van art. 2:15 BW tot vernietiging van een besluit kan instellen, en voorts of een aandeelhouder die geen economisch belang meer bij zijn aandelen heeft die bevoegdheid toekomt.

FRP 2017/81 - Sign. - Implementatie van de Richtlijn Niet-Financiële Informatie in Nederland. Een gemiste kans op het gebied van transparantie voor multinationals (Ondernemingsrecht 2016/119, Dr. A.L. Vytopil LLB MSc)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Op 15 april 2014 nam het Europees Parlement de Richtlijn niet-financiële informatie. Deze richtlijn heeft als doel om onder meer de “samenhang en vergelijkbaarheid van de [door ondernemingen beschikbaar gestelde] niet financiële informatie in de hele Unie te verbeteren.” De beschikbaar te maken niet-financiële informatie ziet op aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de publicatie daarvan zou maatschappelijk verantwoord ondernemen bevorderen. De auteur bespreekt de inhoud van de Richtlijn niet-financiële informatie, de vooralsnog gemaakte keuzes bij de implementatie van deze richtlijn in de Nederlandse wetgeving en de keuzevrijheid die er in dit kader is. De auteur gaat ook in op de wijze waarop de door de wetgever gemaakte keuzes zijn ontvangen in het maatschappelijk veld en de verschillende alternatieven die uit andere Europese lidstaten bekend zijn. De auteur plaatst verder kritische kanttekeningen bij de door de wetgever gemaakte keuzes. Zij sluit af met de conclusie dat de wetgever de lat voor de door de Richtlijn niet-financiële informatie bestreken rechtspersonen laag legt. Een dergelijke lage lat is naar de mening van de auteur een gemiste kans, vooral daar de Nederlandse ondernemingen die binnen het bereik van de richtlijn vallen, veelal al aan transparantiewetgeving in diverse andere (Europese en niet-Europese) landen moeten voldoen.

FRP 2017/82 - Sign. - Het Europees bankbeslag: de voor- en nadelen ten opzichte van een Nederlands conservatoir derdenbeslag onder een bank (WPNR 2016/7128, mr. S.W. van Kasbergen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Verweij, mr. A.M.
Om de grensoverschrijdende inning van vorderingen te vergemakkelijken, is de Verordening tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen tot stand gekomen. De Verordening zal vanaf 18 januari 2017 van toepassing zijn. Met de Verordening wordt een Unieprocedure ingesteld waarmee schuldeisers een European Account Preservation Order (EAPO) kunnen verkrijgen. Een EAPO-beslag is goed te vergelijken met een Nederlands conservatoir derdenbeslag onder een bank. In beide gevallen betreft het slechts een bewarende maatregel en in beide gevallen kan de maatregel worden verzocht zonder dat reeds een executoriale titel is verkregen. Op diverse punten wijken een EAPO-beslag en Nederlands conservatoir derdenbeslag onder een bank echter van elkaar af. In dit artikel komen enkele verschillen in voorwaarden, mogelijkheden en uitwerking van beide maatregelen aan bod. Met deze vergelijking beoogt de auteur de aantrekkelijke kanten én knelpunten van de Verordening inzichtelijk te maken, met name vanuit het perspectief van de beslaglegger. Daarbij schetst zij eerst kort enkele algemene onderwerpen die in de Verordening en/of het Wetsvoorstel Uitvoeringswet worden geregeld.

FRP 2017/87 - Art. - Een voorstel tot herziening van de wet toezicht trustkantoren – praktisch haalbaar?

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Vrolijk, mr. R. en Ramsanjhal, mr. S.
Op 2 mei 2016 is het concept wetsvoorstel tot herziening van de wet toezicht trustkantoren gepubliceerd door het ministerie van Financiën. Het doel van deze herziening is de verscherping van de regels voor trustkantoren om misbruik van het financiële stelsel tegen de gaan. Het concept wetsvoorstel bevat ingrijpende gevolgen voor de praktijk van trustkantoren. In dit artikel gaan de auteurs in op cliëntenonderzoek en het nieuwe sanctiekader. De auteurs menen dat een nadere toelichting van de wetgever over de geïntroduceerde open normen in het voorstel de praktijk ten goede zal komen. Het uiteindelijke wetsvoorstel wordt in het tweede kwartaal van 2017 verwacht.

FRP 2017/88 - Art. - De halalhypotheek: een toekomstige oplossing voor de schuldenproblematiek?

Aflevering 1, gepubliceerd op 25-02-2017 geschreven door Soliman, mr. S.
In dit artikel analyseert de auteur de voor consumenten onder Nederlands recht. Auteur gaat in op de achtergrond van het islamitische recht en de islamitische financiële beginselen. Hierna richt auteur de aandacht op de verschillende vormen van de halalhypotheek en wordt de restschuldvrije (halal)hypotheek onder islamitisch recht nader beschreven. De voordelen van een restschuldvrije hypotheek en de juridische vormgeving daarvan onder Nederlands recht komen daarna aan bod. Vervolgens gaat auteur in op de toepasselijkheid van het Nederlandse toezichtrecht en sluit af met een samenvatting en enkele aanbevelingen.