HIP 2011, afl. 7-8 - Art. – De rol van redelijkheid en billijkheid bij ontbinding van huurovereenkomsten
Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-12-2011 geschreven door Mr. E.W. Kesler en Mr. drs. C.M. OffersOnlangs heeft de voorzieningenrechter een vordering tot ontruiming afgewezen, ondanks een door de huurder van een winkelpand veroorzaakte huurachterstand van maar liefst twaalf maanden.1 Een verrassende uitspraak gezien het toepasselijke leerstuk van de ontbinding en de algemene lijn in de jurisprudentie. Ontbinding van een huurovereenkomst bij een huurachterstand van drie maanden is weliswaar geen automatisme, toch wordt deze maatstaf door kantonrechters regelmatig gehanteerd. naarmate de huurachterstand groter wordt dan die drie maanden, wordt ontruiming van het gehuurde (en in de bodemprocedure dus ook ontbinding van de huurovereenkomst) veelal gerechtvaardigd geacht. In voormeld geval waar sprake was van een huurachterstand van twaalf maanden, lag ontruiming dus voor de hand. De voorzieningenrechter in Tilburg dacht hier echter anders over. Past het Tilburgse vonnis in de wettelijke regeling en de geldende jurisprudentie, of heeft deze voorzieningenrechter - wellicht op grond van haar rechtvaardigheidsgevoel - een helpende hand toegestoken aan de huurder? Deze vraag staat centraal in dit artikel.