HIP 2013, afl. 1 - Art. – Zelfwerkzaamheid van de huurder, het wegbreekrecht en ongerechtvaardigde verrijking
Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2013 geschreven door Mr. M.H.L. van DijkmanEen huurder zal vaak iets aan de door hem gehuurde ruimte willen aanpassen om het gehuurde hem meer naar de zin te maken; een andere vloer, een nieuwe keuken of een groter bad, het is allemaal denkbaar. Voor het aanbrengen van deze veranderingen heeft de huurder de toestemming van de verhuurder nodig, tenzij deze bij het einde van huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan kunnen worden gemaakt. Wanneer een huurder toestemming heeft verkregen voor het aanbrengen van een verandering, mag hij deze in beginsel bij het einde van de huur in het gehuurde achterlaten. Voor deze achtergelaten veranderingen kan de huurder – onder omstandigheden – aanspraak maken op een vergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. In deze bijdrage zal ik eerst ingaan op het recht van de huurder om veranderingen aan het gehuurde aan te brengen, het recht om deze weg te halen bij het einde van de huur (het ‘wegbreekrecht’) en vervolgens zal ik de omstandigheden belichten die van belang zijn voor het verkrijgen van een vergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking voor de veranderingen die de huurder aan het einde van de huur heeft achtergelaten.