HIP 2014/196 - Sign. - Beëindiging na wijziging Leegstandwet (Hof ’s-Hertogenbosch 2 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3354)
Aflevering 7, gepubliceerd op 28-11-2014 De verhuurder van een woning heeft die woning voor de duur van twee jaar verhuurd tot en met 28 februari 2014 op basis van de Leegstandwet (zoals die tot 1 juli 2013 gold). De duur waarvoor de vergunning is afgegeven, is op 14 februari 2014 verstreken. De verhuurder vordert in kort geding dat de huurder tot ontruiming wordt veroordeeld. De huurder stelt dat hij daar niet toe gehouden is, omdat sprake is van een reguliere huurovereenkomst doordat de huurovereenkomst niet voldoet aan het bepaalde in de Leegstandwet en doordat de huurovereenkomst voor een langere duur is aangegaan dan de duur waarvoor de vergunning is verleend. Het hof wijst de vordering tot ontruiming toe. Het overweegt dat geen sprake is van een reguliere huurovereenkomst, omdat de huurovereenkomst wel degelijk aan de eisen van de Leegstandwet voldoet. Het overweegt voorts: ‘Met de grieven VII, X en XI voert [de huurder] verder aan dat sprake is van een reguliere huurovereenkomst waarop de normale huurbeschermingsbepalingen van toepassing zijn, omdat gecontracteerd is buiten de periode waarop de vergunning ziet. […] Het hof deelt deze opvatting van [de huurder] niet. In deze zaak is de huurovereenkomst, onder verwijzing naar de afgegeven vergunning, korte tijd na afgifte van die vergunning gesloten voor de in de vergunning aangegeven periode van twee jaar. De huur is eveneens kort na afgifte van de vergunning ingegaan. Aldus is sprake van een rechtsgeldige huurovereenkomst onder de vigeur van de Leegstandwet. De Leegstandwet stelt niet de eis van synchroniteit, dat wil zeggen dat vergunning en huurovereenkomst betrekking hebben op exact dezelfde periode.’ Het hof oordeelt vervolgens dat de huurovereenkomst van rechtswege is geëindigd op het moment dat de duur waarvoor de vergunning verleend is, is geëindigd. De huurder voert in dat verband aan dat die duur als gevolg van de wijziging van de Leegstandwet met ingang van 1 juli 2013 niet is verstreken, omdat de vergunning door die wijziging automatisch voor (in totaal) vijf jaar is verlengd. Ook daar gaat het hof niet in mee, omdat met de wijziging niet is beoogd de verhuurder in een slechtere positie te brengen of lopende huurovereenkomsten inhoudelijk te wijzigen. ‘De enkele omstandigheid dat door een wetswijziging de werkingsduur van de vergunning ex artikel 15 Leegstandwet is verlengd tot vijf jaar brengt niet met zich mee dat daarmee ook de (eerste) huurtermijn automatisch, zonder nadere wilsovereenstemming tussen huurder en verhuurder, is verlengd tot vijf jaar’, aldus het hof.