HIP 2014/218 - Sign. - Ontruimingskosten II (Hof Arnhem-Leeuwarden 28 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8272)
Aflevering 8, gepubliceerd op 20-12-2014 De kantonrechter veroordeelt een huurder/gebruiker tot ontruiming van de ene en vervolgens tot ontruiming van de andere woonruimte. De deurwaarder ontruimt naar aanleiding daarvan zowel de ene als de andere woonruimte. De opdrachtgevers vorderen vervolgens dat de (voormalige) huurder/gebruiker tot betaling van de ontruimingskosten veroordeeld wordt. De kantonrechter wijst de vordering toe. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. “Door niet aan die veroordelingen te voldoen, is [de huurder/gebruiker] in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [eisers] tekortgeschoten. Dat die verplichtingen bestaan is het noodzakelijke gevolg van het systeem van de executoriale titel, zoals tot uitdrukking gebracht in artikel 3:297 BW. Artikel 555 e.v. BW [bedoeld zal zijn Rv] regelen vervolgens de wijze van executie indien een gedwongen ontruiming is uitgesproken. De daarmee gepaard gaande kosten vallen onder artikel 237 lid 3 Rv, nu deze niet op voorhand zijn te begroten. Dat dit niet met zoveel woorden in de ontruimingsvonnissen is bepaald, is naar het oordeel van het hof niet relevant nu dit voortvloeit uit de wet. […] Door de ontruimingsvonnissen niet vrijwillig na te leven, is [de huurder/gebruiker] ingevolge artikel 3:297 BW in samenhang met artikel 6:74 lid 1 BW schadeplichtig jegens [eisers]. […] De schade bestaat uit de kosten die [zij] hebben moeten maken om de betrokken woningen door een deurwaarder te laten ontruimen. Die kosten komen op de voet van artikel 6:195 en 6:196 BW in samenhang met artikel 237 lid 3 Rv in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Voor de ontruimingskosten is geen ‘liquidatietarief’ vastgesteld. Vereist is slechts, zoals ook de kantonrechter met juistheid heeft overwogen, dat in de gegeven omstandigheden de kosten redelijk zijn. […] Met betrekking tot de redelijkheid van de in rekening gebrachte kosten, heeft de kantonrechter overwogen dat waar met aanwijzing van de deurwaarder als degene die bij uitsluiting bevoegd is een gedwongen ontruiming te effectueren wordt beoogd eigenrichting te voorkomen en een behoorlijke wijze van ontruiming te waarborgen, ervan uit mag worden gegaan dat de ontruiming behoorlijk heeft plaatsgevonden en de daarbij gemaakte kosten redelijk zijn, tenzij de schuldenaar aannemelijk maakt dat die kosten onnodig zijn gemaakt dan wel onredelijk hoog zijn.”