HIP 2015/111 - Sign. - Wijziging geliberaliseerde huurprijs? (Hof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:642)
Aflevering 3, gepubliceerd op 29-05-2015 De verhuurder (een woningstichting) heeft een voorstel tot verhoging van de huurprijs van een woning met een geliberaliseerde huurprijs gedaan. De huurder vordert een verklaring voor recht dat het voorstel onredelijk is en niet mag worden doorgevoerd. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat daarvoor geen rechtsgrond bestaat. Het hof is het daarmee eens. Het overweegt: ‘De wijze waarop de huurprijs wordt vastgesteld is geregeld in de artikelen 7:246 tot en met 7:265 BW. Voor geliberaliseerde woonruimte geldt als uitgangspunt artikel 7:246 BW: ter zake van huur gelden de huurprijzen die zijn overeengekomen. De verhuurder mag in beginsel eens per jaar de huurprijs verhogen, maar dat laat onverlet dat als uitgangspunt daarbij heeft te gelden dat een voorgestelde verhoging pas effect kan verkrijgen nadat daarover met de huurder overeenstemming is bereikt. Dat is mogelijk anders in het geval waarin de verhuurder zich het recht heeft voorbehouden om, al dan niet tot op zekere hoogte (denk aan een indexeringsclausule), eenzijdig de huurprijs te verhogen, maar partijen hebben bij gelegenheid van het gehouden pleidooi op de daartoe gestelde vraag van het hof nog eens expliciet bevestigd dat noch de huurovereenkomst, noch het daarop toepasselijke Huurreglement een dergelijk beding bevat. [...] De wetgever heeft in het geval waarin geen overeenstemming wordt bereikt voorzien. Voor dat geval is voor niet-geliberaliseerde woonruimte voorzien in een bijzondere procedure (artikel 7:253 BW). Die procedure is echter niet van toepassing in het geval van geliberaliseerde woonruimte. Voor die woonruimte blijft als uitgangspunt gelden dat over een voorstel tot wijziging van de huurprijs overeenstemming moet bestaan tussen partijen. Kan die niet worden bereikt, dan heeft de verhuurder de keuze tussen voortzetting van de huur tegen de oude huurprijs of opzegging van de huurovereenkomst, waarna in de procedure op de voet van artikel 7:274, lid 1 aanhef en sub d BW aan de kantonrechter een oordeel kan worden gevraagd over de redelijkheid van het voorstel met betrekking tot een nieuwe huurprijs. Maar ook dan is het nog steeds aan de huurder om de door de kantonrechter als redelijk aangemerkte huurprijs alsnog te aanvaarden of te weigeren. [...] Naar het oordeel van het hof is het in strijd met het systeem van de wet en met het daaraan ten grondslag liggende beginsel van contractvrijheid bij de totstandkoming van een huurprijs wanneer de mogelijkheid wordt aanvaard dat de rechter buiten de in de wet gegeven mogelijkheden om op vordering van één der betrokken partijen een bindende uitspraak over de omvang van een huurverhoging of -verlaging zou kunnen doen.’ Het voorgaande leidt ertoe voor zover de huurder naar aanleiding van het voorstel van de verhuurder meer huur heeft betaald, dit zonder rechtsgrond is gedaan.