HIP 2016/51 - Sign. - Ontruiming na sluiting door burgemeester? (Rechtbank Rotterdam 19 januari 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:507)
Aflevering 2, gepubliceerd op 25-03-2016De verhuurder vordert in kort geding de ontruiming van een woning nadat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden op de voet van artikel 7:231 lid 2 BW na sluiting van de woning door de burgemeester op grond van de Opiumwet. De voorzieningenrechter wijst de vordering af. De voorzieningenrechter overweegt: ‘Een op de buitengerechtelijke ontbinding op grond van artikel 7:231 lid 2 BW gebaseerde vordering tot ontruiming in kort geding kan alleen worden toegewezen als in vergaande mate aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk is ontbonden. Bij de beoordeling van de vraag of dit aannemelijk is moet bedacht worden dat het niet uitgesloten is dat het besluit tot sluiting van de burgemeester in bezwaar en beroep daartegen geen stand houdt. [De huurder] heeft weliswaar nog geen bezwaar aangetekend maar zij heeft daarvoor naar de kantonrechter begrijpt nog [...] de tijd. Als het besluit van de burgemeester tot sluiting geen stand houdt is de grondslag van de buitengerechtelijke ontbinding ondeugdelijk en is de ontbindingsverklaring in die zin nietig dat zij niet het beoogde rechtsgevolg heeft en dan ook niet leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. Bij de beoordeling van een vordering tot ontruiming op grond van een (nog) niet onherroepelijk besluit tot sluiting, moet de rechter zich er dan ook rekenschap van geven dat het besluit kan worden vernietigd en moet hij zich een oordeel vormen over de kans dat het besluit vernietigd wordt.’ De voorzieningenrechter acht in dit geval relevant dat vaststaat dat in de woning verdovende middelen zijn aangetroffen, maar niet dat in de woning hennep werd gekweekt, niet dat in de woning werd gedeald en ook niet dat er sprake was van overlast vanuit de woning. De woning is bovendien slechts voor twee weken gesloten en van een huurachterstand is geen sprake. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het niet ondenkbaar dat de sluiting door de burgemeester na bezwaar en beroep vernietigd wordt. Indien dat niet het geval is, is niet ondenkbaar dat de bodemrechter het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar acht om gebruik te maken van de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding. Het enkele feit dat in de woning verdovende middelen zijn aangetroffen, betekent namelijk nog niet dat sprake is van niet goed huurderschap.