HIP 2016/88 - Sign. - Exploitatieplicht (Hof Amsterdam 15 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:971)
Aflevering 3, gepubliceerd op 20-05-2016 De verhuurder (een woningstichting) vordert de ontruiming van een pand dat bestemd is om te worden gebruikt als horecapand. De verhuurder baseert de vordering primair op ontbinding. De huurder gedraagt zich niet als goed huurder en gebruikt het pand niet overeenkomstig de bestemming. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat een periode van non-exploitatie die nodig is om een door de huurder noodzakelijk geachte verbouwing van het gehuurde uit te voeren’, niet als een schending van de exploitatieplicht is aan te merken ‘zolang die binnen het redelijke blijft’. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, omdat de huurder de exploitatie heeft gestaakt ‘op grond van – minst genomen – zeer vage toekomstverwachtingen, met voorbijgaan aan haar contractuele verplichting het gehuurde niet leeg te laten staan’. Gelet op de omvang van het gehuurde valt niet in te zien dat de verbouwing daarvan maanden heeft moeten duren. Dat de huurder inmiddels wel verbouwingswerkzaamheden heeft uitgevoerd, maakt het voorgaande niet anders. ‘[De huurder] had zich behoren te realiseren dat zij door die kosten te maken, maar de exploitatie niet met enige voortvarendheid te hervatten, een groot risico nam’.