HIP 2017/1 - Sign. - Opzegging huur/zorgovereenkomst (Rechtbank Noord-Nederland 16 november 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:5003)
Aflevering 1, gepubliceerd op 13-02-2017De ouders (tevens bewindvoerders en mentoren) van een huurder met het syndroom van down vorderen in kort geding (onder andere) dat de zorgverlener/verhuurder veroordeeld wordt de huurder toe te laten in haar woning en de zorg en begeleiding te verlenen conform de tussen partijen gesloten zorgovereenkomst, nadat de zorgverlener/verhuurder de huurovereenkomst heeft opgezegd vanwege spanningen tussen de ouders, de zorgverlener/verhuurder en medebewoners. De voorzieningen rechter wijst de vorderingen (grotendeels) toe. De voorzieningenrechter overweegt dat sprake is van een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 6:215 BW, waarbij het zorgelement overheersend is. ‘Bij een dergelijke, gemengde, overeenkomst zijn de voor die beide overeenkomsten geldende bepalingen in beginsel naast elkaar van toepassing [...]. In het geval de onderhavige zorgovereenkomsten niet of niet op de juiste gronden zijn opgezegd, verzet de strekking van de bepalingen zich er naar het oordeel van de voorzieningenrechter tegen dat de huurovereenkomst wel rechtsgeldig zou zijn opgezegd. Voortzetting van het zorgelement [...] is zonder voortzetting van het gebruik van de woning in maar strijdig met het doel van de overeenkomst tussen partijen.’ Voor zover de zorgovereenkomsten ook zouden zijn opgezegd, geldt volgens de voorzieningenrechter dat een conflict als het onderhavige in dit geval geen reden tot opzegging oplevert.