HIP 2017/33 - Sign. - Betalingsachterstanden verleden (Hof Arnhem-Leeuwarden 31 januari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:787)
Aflevering 2, gepubliceerd op 28-03-2017 De verhuurder van een woning (een woningstichting) vordert de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van het gehuurde en de betaling van de huurachterstand. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. ‘Het hof stelt voorop dat de tekortkomingen waarop [de verhuurder] zich beroept, in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Ook het structureel enkele dagen te laat betalen van huur kan grond opleveren voor ontbinding. Ten aanzien van de vraag of de bijzondere omstandigheden van het geval toch een ontbinding niet rechtvaardigen, overweegt het hof als volgt. De huurachterstand die [de verhuurder] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, heeft betrekking op de laatste maand van 2011 en de eerste maanden van 2012. Na het instellen van dit hoger beroep tegen het door de kantonrechter gewezen vonnis, waarbij de vordering tot ontbinding is afgewezen, heeft [de verhuurder] ruim zeven maanden gewacht met het nemen van de memorie van grieven. In deze gehele periode, derhalve van 1 juni 2012 tot 31 maart 2015, heeft [de huurder] volgens de eigen stellingen van [de verhuurder] geen nieuwe huurachterstand doen ontstaan. Dat [huurder], zoals [de verhuurder] stelt, de huur in de periode na mei 2012 herhaaldelijk enkele dagen te laat zou hebben betaald, acht het hof in dit verband thans nog van ondergeschikte betekenis. De door [de verhuurder] geuite vrees voor betalingsproblemen in de toekomst vindt dan ook geen dan wel onvoldoende steun in de feiten. Mede gelet op het feit dat sprake is van sociale woninghuur, waarop [de huurder] als gevolg van haar economisch zwakke positie is aangewezen, is het hof van oordeel dat in de gegeven omstandigheden een ontbinding van de huurovereenkomst vanwege de verstrekkende gevolgen daarvan op dit moment niet gerechtvaardigd is. [De huurder] dient zich echter te realiseren dat, indien zij wederom huurachterstand laat ontstaan en/of structureel te laat de huur betaalt, van [de verhuurder] niet meer kan verlangen dat zij contractueel aan [de huurder] gebonden blijft.’