JNVR 2017/12 - Geloofwaardigheid beoordeeld en getoetst
Aflevering 2, gepubliceerd op 20-06-2017 geschreven door Scheepers, mr. E.F.B.Een belangrijke wijziging die de herziene Procedurerichtlijn tot stand bracht was een nadere specificering van het begrip ādaadwerkelijk rechtsmiddelā. De herziene richtlijn vereist een volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek van de behoefte aan internationale bescherming. De Nederlandse bestuursrechter toetste volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State terughoudend aan de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Een aanpassing in de wijze van toetsing van het geloofwaardigheidsoordeel was met de komst van de herziene Procedurerichtlijn volgens de wetgever dan ook noodzakelijk. Hoewel de richtlijn dit niet voorschrijft, besloot de wetgever, naast de rechterlijke toets, tevens het beoordelingskader van de geloofwaardigheid van het asielrelaas op bestuurlijk niveau aan te passen en wel met ingang van 1 januari 2015. De in de rechtspraak ontwikkelde positieve overtuigingskrachttoets, de ābeslismethodiekā die de IND sinds 2003 hanteerde om de geloofwaardigheid van een asielrelaas te beoordelen, zou verdwijnen en plaatsmaken voor een āintegrale geloofwaardigheidsbeoordelingā. Het leek erop dat deze twee wijzigingen grote verbeteringen met zich mee zouden brengen voor de individuele asielzoeker. Het is echter de vraag hoe deze wijzigingen in het Nederlandse asielrecht gestalte hebben gekregen en of zij wel daadwerkelijk tot een verbetering in de rechtspositie van de asielzoeker hebben geleid. Heeft de invoering van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling geleid tot een daadwerkelijk ander beoordelingskader en wordt op een gelijke feitenconstellatie nu anders beslist dan voor 2015? Of houdt deze wijziging slechts een verbeterde motiveringseis in en sluit dit uit dat dezelfde feiten tot andere conclusies leiden? Wat is er veranderd op het gebied van de rechterlijke toets? Schrijft de richtlijn een toetsende of beoordelende rechter voor en dwingt de richtlijn tot een aanpassing van de indringendheid van de rechterlijke toets van het geloofwaardigheidsoordeel?