NTFR 2025/799 - Hof heeft bij toekenning bezwaarkostenvergoeding ten onrechte lage puntwaarde gehanteerd
ECLI:NL:HR:2025:681, datum uitspraak 25-04-2025, publicatiedatum 25-04-2025
Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2025 met annotatie van mr. A.H.G.M. BlomenHet bezwaar tegen een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag BPM is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep daartegen gegrond verklaard en heeft belanghebbende voor de beroepsfase wel maar voor de bezwaarfase niet een proceskostenvergoeding toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2024:1660) heeft het hoger beroep van belanghebbende bij uitspraak van 7 augustus 2024 gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verder verminderd. Het hof heeft de proceskostenvergoeding wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het bezwaar, het beroep en het hoger beroep (opnieuw) vastgesteld. Voor de bezwaarfase is het hof daarbij uitgegaan van de lage, in het BPB opgenomen puntwaarde van € 310. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat dit, gelet op HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, NTFR 2024/1244 niet terecht is. De Hoge Raad stelt vervolgens zelf de bezwaarkostenvergoeding vast. Daarbij wordt gerekend met de hoge puntwaarde van € 647 (tarief 2025). Wat betreft de vergoeding van de proceskosten voor de cassatiefase houdt de Hoge Raad de zaak aan voor een onderzoek naar de vraag of belanghebbende een bijzonder geval is als bedoeld in HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, NTFR 2025/177 inzake de toepassing van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.