ORP 2011, afl. 3 - Sign. - Wilsgebreken en vernietiging van een borgtocht aangegaan door professionele partijen
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-05-2011 SNS Bank heeft op 3 februari 2006 een geldleningsovereenkomst gesloten met A, waarbij zij aan A een kredietfaciliteit ter beschikking heeft gesteld voor de aankoop en verbouwing van een aan derden te verhuren bedrijfspand ter hoogte van € 2.485.000. De geldleningovereenkomst tussen SNS en A is vormgegeven in een namens A ‘voor akkoord’ getekende schriftelijke aanbieding van SNS d.d. 3 februari 2006, waarbij X, X Investment, Y en Z zich hoofdelijk aansprakelijk hebben gesteld voor de schuld van A. Het akkoord namens A is op 3 februari 2006 getekend door Y en Z namens hun beheervennootschappen en DHP en op 7 februari 2006 door X namens X Investment. SNS heeft voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst X geadviseerd om bij dit project een vennoot met voldoende vermogen te betrekken als investeerder. SNS heeft X geadviseerd om met de heren Y en Z te gaan praten. Y en Z waren via hun persoonlijke beheervennootschappen aandeelhouders en bestuurders van DHP. DHP had een eigen vermogen van circa € 10 miljoen. Y en Z wilden via DHP in het project meedoen voor 50%. Vervolgens is de onroerende zaak gekocht op 19 december 2005. De koopsom voor het onroerend goed bedroeg € 875.000. Als gezamenlijke kopers traden op de aan X gelieerde vennootschap X Investment en de aan Y en Z gelieerde vennootschap DHP. In de koopovereenkomst is opgenomen de optie tot doorverkoop via een A-B-C akte aan een nader te noemen meester. De datum van levering is in de koopovereenkomst gesteld op uiterlijk 10 januari 2006 of zoveel later als partijen nader zullen overeenkomen. Deze datum is later nader gesteld op 7 februari 2006 en de nader te noemen meester is de vennootschap A geworden. A is door X Investment en DHP opgericht op 23 januari 2006. X Investment en DHP werden voor gelijke delen aandeelhouder en bestuurder. DHP is op enig moment door de SNS uit haar aansprakelijkheid ontslagen. Naar eerdere betalingsachterstanden in 2007, zijn in augustus 2008 opnieuw betalingsachterstanden ontstaan en heeft SNS, na sommatie van A en uitblijven van betaling, de executieveiling van het pand aangezegd. Bij brief van 12 juni 2009 heeft SNS aan A nogmaals de opzegging van de kredietovereenkomst bevestigd en van A het volledige openstaande bedrag, groot € 2.401.886,10, opgeëist met sommatie tot betaling hiervan binnen acht dagen. Bij gelijkgedateerde brieven heeft SNS aan X en X Investment een afschrift van de brief aan A toegestuurd en daarnaar verwezen ‘conform het bepaalde in artikel 7:855 BW’. Bij brieven van 3 juli 2009 heeft SNS X en X Investment aangesproken op hun hoofdelijke aansprakelijkheid en hen gesommeerd tot betaling van voormeld bedrag. X en X Investment hebben hieraan niet voldaan. SNS vordert in deze procedure de hoofdelijke veroordeling van X, X Investment en A tot betaling van € 2.401.886,10, vermeerderd met rente en kosten. X voert aan dat van een hoofdelijke aansprakelijkstelling zijnerzijds geen sprake is, maar dat hoogstens kan worden gesproken van een borgstelling. Die borgstelling zou volgens X bovendien moeten worden vernietigd wegens het bestaan van wilsgebreken zijnerzijds bij het aangaan van de geldleningsovereenkomst. Zo stelt X nooit tijdig te zijn geïnformeerd over de inhoud van de offerte van SNS, noch van de op de geldlening van toepassing zijnde financieringsvoorwaarden. Daarnaast zou een medewerker van SNS X onder druk hebben gezet om de geldleningsovereenkomst te tekenen, omdat hij anders een boete zou verbeuren op basis van de koopovereenkomst van het onroerend goed. Tevens stelt X dat SNS ontoelaatbaar handelt door enerzijds DHP te ontslaan uit haar aansprakelijkheid en anderzijds X (als borg) aan te spreken. De rechtbank overweegt dat van een hoofdelijke aansprakelijkheid geen sprake is, nu de SNS in haar correspondentie jegens X en X Investment heeft gesproken over ‘borgstellingen’ en daarbij verwijst naar de daarmee corresponderende wetsartikelen. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert X derhalve als borg. Voor de aansprakelijkheid van X maakt dat overigens niet uit. Nu SNS – conform de regelgeving met betrekking tot borgstelling – ook de hoofdschuldenaar A heeft gedagvaard en haar veroordeling heeft gevorderd, stond het SNS vrij om ook X aan te spreken onder de borgstelling, aldus de rechtbank. Nu vaststaat dat X zich inhoudelijk heeft bemoeid met de financieringscondities en SNS uitdrukkelijk heeft betwist X onder druk te hebben gezet bij het aangaan van de financiering, oordeelt de rechtbank dat van enig wilsgebrek aan de zijde van X geen sprake kan zijn geweest. Daar komt bij dat het X een professionele projectontwikkelaar is die in staat moet worden geacht de inhoud en consequenties van koop- en financieringsovereenkomsten te overzien. Bovendien is het niet SNS, maar X geweest die zichzelf onder druk heeft gezet om de financiering tijdig te verkrijgen. X had namelijk zelfstandig een koopovereenkomst met A gesloten en was daarbij met A overeengekomen dat levering van de onroerende zaak na het verkrijgen van de financiering nog dezelfde dag moest worden afgenomen. Bovendien heeft X, anders dan SNS had geadviseerd, niet de vermogende vennootschap DHP en X Investment als kredietnemer laten optreden, maar de net opgerichte vennootschap A naar voren geschoven. Dat SNS aanvullende zekerheden, zoals een borgstelling, van X verlangde, lag derhalve voor de hand.