ORP 2013, afl. 1 - Sign. - Slijtage aan auto maakt niet dat auto niet aan overeenkomst beantwoordt
Aflevering 1, gepubliceerd op 01-02-2013 K koopt van V een auto. Nadat de auto meerdere malen gebreken vertoont, is K naar A uitgeweken voor reparatie. Nadat de auto diverse malen voor reparatie bij diverse reparateurs is gebracht, is in opdracht van de importeur een expertiseonderzoek naar de auto gedaan. Conclusie luidt dat de turbo van de auto defect is, hetgeen op basis van de kilometerstand wordt beoordeeld als normale slijtage. Volgens de expert heeft het defect aan de turbo geen relatie tot enige eerder uitgevoerde reparatie en is er geen gevolgschade aan de motor ontstaan. De schade aan het roetfilter en de aldaar gemonteerde sensoren is volgens de expert ontstaan door nalatigheid. Was de auto in een eerder stadium ter reparatie aangeboden naar aanleiding van het brandend storingslampje, dan had de schade zich beperkt tot het vervangen van de turbo. Partijen zijn het erover eens dat de turbo van de auto defect is, hetgeen mede schade aan het roetfilter van de auto heeft veroorzaakt, en dat de auto als gevolg hiervan ongeschikt is om mee te rijden. Partijen twisten erover of er nog meer aan de hand is met de auto. Uit twee van de drie overgelegde expertiserapporten volgt dat ook het oliesysteem van de auto vervuild en verstopt is. K vordert van V vervanging dan wel herstel van alle defecte onderdelen, waaronder de turbo en het roetfilter. De vraag die de rechtbank eerst beantwoord, is op welke garantie K zich jegens V kan beroepen. Met betrekking tot de verkoopgarantie van drie jaar stelt K zich kennelijk op het standpunt dat hij die bij V kon blijven inroepen, ongeacht het feit dat hij vanaf september 2009 niet langer reparaties of onderhoudsbeurten bij V liet doen. Omdat dit een afwijking is van hetgeen partijen in de koopovereenkomst hebben afgesproken, dient K, gezien de betwisting hiervan door V, te stellen en te bewijzen dat hij dit met V is overeengekomen. K heeft ter onderbouwing van zijn stelling een drietal brieven overgelegd van zijn toenmalige raadsman aan K zelf, waarin de raadsman verslag doet van zijn besprekingen met V. Meest relevant is de brief waarin de raadsman K informeert dat V hem, wegens agressief gedrag van K, niet meer wil zien, maar dat V wel met de importeur heeft gesproken over het niet laten vervallen van de garantie. De rechtbank leest hierin echter niet dat K V kon blijven aanspreken onder de verkoopgarantie. Uitgaande van hetgeen de raadsman geschreven heeft, wilde V K juist niet meer zien, hetgeen aannemelijk maakt dat V zelf de verkoopgarantie niet heeft gecontinueerd. Hieruit volgt dat niet aannemelijk is geworden dat V en K zijn overeengekomen om de verkoopgarantie te continueren. Als er al een afspraak zou zijn gemaakt met de importeur over continuering van de verkoopgarantie – hetgeen wel lijkt te volgen uit het feit dat de eerste reparateur ook na een kilometerstand van 100.000 nog kosteloos reparaties verrichtte –, dan moet niet V maar de importeur worden aangesproken. Het beroep van K op wanprestatie aan de zijde van V, stellende dat V is tekortgeschoten in zijn verplichting om de auto van K te onderhouden, gaat ook niet op. Ten eerste geldt dat een verplichting voor V tot het leveren van onderhoud slechts zou kunnen worden gelezen in de garantievoorwaarde dat K alle onderhoudsbeurten bij V moest laten doen. V heeft echter onbetwist aangevoerd dat K zich zodanig heeft gedragen dat hij door de politie uit de garage van V is verwijderd en V hem niet verder heeft willen helpen en terug heeft verwezen naar de importeur. Naar het oordeel van de rechtbank is het aldus eerder K zelf geweest die is tekortgeschoten in enige verplichting dan V door zelf geen medewerking te verlenen hetgeen krachtens de redelijkheid en billijkheid wel was vereist. Met betrekking tot de stelling van K dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt (artikel 7:17 BW), overweegt de rechtbank dat het gaat om gebreken die pas geruime tijd na levering zijn ontstaan. Niet in geschil is dat de auto op het moment van aflevering de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik nodig zijn. Daarom gaat het in dit geval om de vraag of K mocht verwachten dat de door hem genoemde gebreken (turbo, roetfilter en oliesysteem) gedurende een bepaalde tijd na de koop zouden uitblijven. Daarbij gaat het niet (alleen) om wat K daadwerkelijk heeft verwacht, maar om wat hij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, heeft mogen verwachten. Als relevante omstandigheid wordt meegenomen dat van de auto als taxi een intensief gebruik werd gemaakt. De rechtbank concludeert dat overwegend sprake is van slijtageklachten die gezien het intensieve gebruik van de auto, hebben kunnen optreden, maar die niet maken dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.