ORP 2013, afl. 3 - Sign. - Kaasmijtexplosie is plotselinge gebeurtenis
Aflevering 3, gepubliceerd op 01-04-2013 De bedrijfsactiviteit van kaasmakerij De Oorsprong bestaat (onder meer) uit het maken en affineren van kaas op een natuurlijke en authentieke wijze. Via een assurantiemakelaar sluit zij een allrisk-polis af bij China Taiping. In de voorwaarden staat dat de omvang van de dekking is ‘plotseling ontstane materiële schade aan en/of verlies van de verzekerde gevaarsobjecten, onverschillig door welke oorzaak ontstaan.’ Onder de uitsluitingen staan normale slijtage, onder andere door geleidelijk werkende weersinvloeden, en schade veroorzaakt door ongedierte. Het is een warme zomer in 2010. Op 9 juli komt een inspecteur langs, die de kaasopslag controleert op aanwezigheid van de kaasmijt-bacterie. Kaasmijt wordt gebruikt in het natuurlijke rijpingsproces, maar wanneer er teveel van is, zal de kaasmijt de kaas beschadigen door aanvreting. De opslagplekken blijken prima in orde. Een dag later echter, op 10 en 11 juli, als de temperatuur ‘s nachts ook ongewoon hoog is, heeft De Oorsprong last van een kaasmijtexplosie. Door de hoge temperaturen kan de kaasmijt zich namelijk explosief vermenigvuldigen. Er is veel schade aan de kazen. De schade is volgens De Oorsprong plotseling, als gevolg van een onverwachte explosie van kaasmijt in de kazen, ontstaan. Een dergelijke gebeurtenis heeft zich nooit eerder in Europa voorgedaan. Nu daarnaast de schade aan de kazen het gevolg is van een gebeurtenis welke ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onzeker was, is China Taiping volgens De Oorsprong gehouden tot vergoeding. China Taiping betwist op haar beurt dat sprake is van ‘plotseling ontstane materiële schade’. China Taiping heeft voorts aangevoerd dat de door De Oorsprong geleden vermogensschade aan de kazen niet voor vergoeding in aanmerking komt nu de schade is veroorzaakt door geleidelijk werkende (weers)invloeden en dergelijke schade is uitgesloten. China Taiping stelt zich verder op het standpunt dat ongedierte ziet op schadelijk gedierte en stelt dat mijten onder die definitie vallen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de uitleg van de polisvoorwaarden van belang is wat partijen met de voorwaarde hebben beoogd. In dit geval gaat het om een makelaarspolis, waardoor er geen reden is om bij onduidelijkheid de polis zonder meer in het nadeel van China Taiping uit te leggen. Volgens de voorzieningenrechter heeft het woord ‘plotseling’ in de onderhavige allrisk-dekking betrekking op het in zeer korte tijd ontstaan van de schade en ziet – anders dan China Taiping betoogt – niet op de oorzaak van de ontstane schade. Dit brengt met zich mee dat de al langer heersende afwijkende weersomstandigheden in de zomer van 2010, die mogelijk (mede) de oorzaak waren van de kaasmijtexplosie, niet doorslaggevend zijn voor de vraag of de schade ‘plotseling’ is ontstaan. Het komt er op aan dat de materiële beschadiging (en daarmee de schade zelf; het aangevreten zijn van de kaas) plotseling is ontstaan. Dat acht de voorzieningenrechter aannemelijk. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de weeruitsluiting niet van toepassing is. Het is immers niet de uitzonderlijk warme zomer van 2010 die de schade heeft veroorzaakt, maar de mijt. Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van deze polisvoorwaarde brengt met zich mee dat deze ziet op de directe oorzaak van de schade, niet op één van de indirecte oorzaken. Het betreft hier immers een allrisk-dekking; uitsluitingen dienen volgens vaste jurisprudentie beperkt te worden uitgelegd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt een redelijke uitleg van ‘ongedierte’ uit de polisvoorwaarden met zich mee dat – mede gelet op de aard en strekking van de verzekering – hieronder niet moet worden verstaan de op de kaas aanwezige kaasmijt, die onderdeel is van het rijpingsproces van de kazen en van invloed is op de specifieke smaak van de kaas. Indien China Taiping dit ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst anders zag, dan had het op haar weg gelegen om dit expliciet aan De Oorsprong kenbaar te maken. De mijt is geen ongedierte, doordat deze onderdeel van het beoogde proces is. Als zou komen vast te staan dat de mijt die de schade heeft veroorzaakt andere mijt is dan de beoogde soort, zou dat (waarschijnlijk) anders zijn, maar daarvoor ontbreekt tot dusver elk aanknopingspunt. Dat China Taiping dat te zijner tijd zal kunnen bewijzen, acht de voorzieningenrechter onwaarschijnlijk. China Taiping is – althans naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter – gehouden de schade te vergoeden.