ORP 2013, afl. 6 - Sign. - Opzegging kredietrelatie was in strijd met zorgvuldigheid
Aflevering 6, gepubliceerd op 01-08-2013 X vordert een verklaring voor recht dat de ING Bank ten onrechte de kredietrelatie heeft opgezegd en ten onrechte aanspraak maakt op de boete en kosten wegens vervroegde aflossing. De ING Bank vordert betaling van deze bedragen. De rechtbank wijst de vordering van X af en die van de ING Bank toe. X bestrijdt in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat de door ING Bank opgevoerde schendingen van de afspraken door X de opzegging van de kredietrelatie door ING Bank kunnen dragen en dat ING Bank op grond van de artikelen 11.2 en 25.2 ABK aanspraak kan maken op een boete(rente) voor het vervroegd aflossen van de rentevaste leningen. Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat op grond van destijds artikel 30 ABV een (krediet)relatie als de onderhavige in beginsel te allen tijde door een bank kan worden opgezegd. Na de opzegging van de (krediet)relatie dienen de tussen partijen bestaande overeenkomsten zo spoedig mogelijk met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen te worden afgewikkeld, aldus artikel 30 ABV. De aan X verstrekte kredietfaciliteit is vastgelegd in de door hem geaccepteerde offerte van 17 april 2008. De kredietfaciliteit bestaat uit een rekening-courantkrediet ten bedrage van € 350.000, een rentevast-lening ten bedrage van € 1.400.000 (lening I) en een rentevastlening ten bedrage van € 660.000 (lening II). De looptijd van het rekening-courantkrediet is onbepaald. Op grond van het bepaalde in artikel 19 ABK kan het rekening-courantkrediet te allen tijde zowel mondeling als schriftelijk door partijen worden beëindigd. De looptijd van lening I is tien jaar, ingaande 1 april 2008, en van lening II vijf jaar, eveneens ingaande 1 april 2008. Bij beide leningen is de rentevastperiode gelijk aan de looptijd. Artikel 11.1 ABK noemt een aantal gebeurtenissen (opeisingsgronden, of ‘events of default’) die tot gevolg hebben dat de kredietfaciliteit automatisch eindigt en alle verschuldigde bedragen terstond en ineens opeisbaar zijn zonder dat enige ingebrekestelling is vereist. Als gevolg van de in artikel 11.1 sub a t/m q ABK opgenomen events of default kan een lening met een bepaalde looptijd, die in beginsel niet tussentijds opzegbaar is (ook niet als de (krediet)relatie wordt beëindigd op grond van artikel 30 ABV), toch tussentijds worden beëindigd. De in artikel 11.1 sub a ABK genoemde gebeurtenissen zijn dat de kredietnemer een aflossings-, rente- of andere verplichting uit hoofde van de kredietovereenkomst of enige andere met de bank gesloten overeenkomst niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt. De beëindiging van de kredietfaciliteit op grond van artikel 11.1 ABK kan in de concrete omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (artikel 6:248 lid 2 BW). De beëindiging van de kredietfaciliteit op grond van een event of default leidt dan niet tot een rechtsgeldige beëindiging van de kredietovereenkomst. Dat brengt mee dat de belangen van de bank en van de kredietnemer in een concreet geval dienen te worden afgewogen. Bij die afweging is van belang dat in artikel 2 ABV is vastgelegd dat de bank bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht neemt en daarbij naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening houdt. De gebeurtenissen (events of default) op grond waarvan de ING Bank de kredietfaciliteit heeft beëindigd, zijn (a) te hoge onttrekkingen in 2008, (b) geen toename van het eigen vermogen in 2008 en (c) geen tijdige aanlevering van de kwartaalcijfers. Als gevolg van de beëindiging van de kredietfaciliteit moet X het rekening-courant-krediet en de rentevaste leningen aflossen. Als gevolg van de vervroegde aflossing van de leningen is hij een boeterente verschuldigd van in totaal € 122.125,69. ING Bank heeft een opzegtermijn van acht maanden in acht genomen; de termijn die nodig was om een nieuwe financier te vinden. Omdat ING Bank de opzegtermijn afhankelijk heeft gesteld van het vinden van een nieuwe financier is, gelet op alle omstandigheden van het geval, volgens het hof voldoende rekening gehouden met het belang van X bij het rekening-courant krediet en is de opzegging van dat krediet rechtsgeldig geschied. Of de beëindiging van de rentevaste leningen rechtsgeldig was, moet – nu X als gevolg daarvan € 122.125,69 aan boeterente verschuldigd is – afzonderlijk worden beoordeeld. Daarbij dienen de ernst en de aard van de tekortkomingen van X te worden afgewogen tegen het belang van de ING Bank bij de beëindiging van de rentevaste leningen. De lengte van de opzegtermijn biedt immers geen oplossing voor het verschuldigd worden van boeterente. Op basis van de feiten en omstandigheden komt het hof tot de constatering dat ING Bank de rentevaste leningen heeft beëindigd zonder voldoende oog te hebben voor de gerechtvaardigde belangen van X. Voorts stelt het hof vast dat het belang van ING Bank bij beëindiging van de kredietfaciliteit beperkt was. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat – in het licht van de steeds tijdige voldoening van de rente- en aflossingsverplichtingen en de waarde van de zekerheden in verhouding tot de vordering op X – onvoldoende gesteld of gebleken is dat ING Bank, ook niet op langere termijn, enig risico liep. Als ING Bank haar belang en dat van X al heeft afgewogen, dan heeft ze aan haar eigen belang tegenover dat van X, gelet op alle omstandigheden, een te zwaar gewicht toegekend en aldus haar zorgplicht jegens X geschonden. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht (1) dat ING Bank ten onrechte de kredietovereenkomst, voor zover het de rentevaste leningen betreft, heeft beëindigd en (2) dat ING Bank ten onrechte aanspraak maakt op de vergoeding wegens vervroegde aflossing ad € 122.125,69.