Aflevering 3

Gepubliceerd op 7 april 2015

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2015/76 - Sign. - Algehele volmacht van dga gold niet voor verkoop BV (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 9 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9610)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
X is enig bestuurder en enig aandeelhouder van een BV waarin een tandartsenpraktijk wordt uitgeoefend. De dagelijkse leiding is in handen gesteld van zijn broer. Daartoe heeft X hem een volmacht verstrekt om ‘de volmachtgever in alle opzichten te vertegenwoordigen en al zijn rechten en belangen zonder enige uitzondering, zowel op het gebied van het personenrecht, als op dat van het vermogensrecht, het erfrecht, het fiscaalrecht en het procesrecht, als ieder ander rechtsgebied waar te nemen en uit te oefenen. Deze volmacht strekt ook tot het verkrijgen, vervreemden, en bezwaren van registergoederen (...) om schenkingen te doen en aan te nemen en om andere daden van eigendom en/of beschikking te verrichten (...). De volmachtgever verklaart, dat de opsomming van deze speciale handelingen niet tot strekking heeft enige andere handeling, welke dan ook, uit te sluiten’.

ORP 2015/77 - Sign. - De onbevoegde buur (Rechtbank Rotterdam sector kanton 15 augustus 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:7692)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
Een vrachtwagen heeft de bergingen behorende bij vier woningen beschadigd. Een van de bewoners, A, heeft contact opgenomen met aannemer B en een offerte gevraagd, tevens met betrekking tot de schade aan de andere bergingen. B is langs geweest om de schade op te nemen en zodoende een offerte van de herstelwerkzaamheden te kunnen opmaken. De offerte is naar A gezonden. A heeft vervolgens medegedeeld dat eerst een akkoord van de verzekeraar diende te worden afgewacht. De schade aan de berging van C is door de verzekeraar vastgesteld op € 1.833. B heeft hierop de berging gerepareerd en een factuur gestuurd aan C van € 1.833. C weigert betaling. A heeft namelijk onbevoegd namens hem opgetreden. Voorts betwist C de hoogte van de factuur.

ORP 2015/78 - Sign. - Ondernemer en Wft (Gerechtshof Amsterdam 23 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3959)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
A heeft een installatiebedrijf geëxploiteerd. In 1998 is deze onderneming omgezet in een vennootschap onder firma met A en zijn zoon als vennoten. In 1999 is deze samenwerking schriftelijk vastgelegd in een vof-overeenkomst, waarin onder meer staat dat wanneer A de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, zijn zoon het bedrijf zal overnemen. Op 15 juni 2005 is tussen A en B een kredietovereenkomst tot stand gekomen, op grond waarvan B aan A een lening van € 300.000 heeft verstrekt voor de aankoop van een bedrijfspand. Tot zekerheid van nakoming heeft A op 16 juni 2005 op het bedrijfspand een (eerste) recht van hypotheek en op zijn woonhuis een (tweede) recht van hypotheek gevestigd ten gunste van B. In augustus 2005 is er tussen A en zijn zoon ruzie ontstaan. Vervolgens is de vof ontbonden en heeft A het installatiebedrijf als eenmanszaak voortgezet. Op 7 oktober 2006 heeft A met B een kredietovereenkomst gesloten op grond waarvan hij de beschikking heeft gekregen over een zakelijk rekening-courantkrediet met een limiet van € 125.000. A betaalt geen aflossingen meer, waarna B zijn hypotheekrechten uitoefent. A stelt dat B jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld doordat B in strijd heeft gehandeld met hetgeen een zorgvuldig kredietverstrekker in het maatschappelijk verkeer betaamt bij de toekenning van de kredieten, in het bijzonder bij de toekenning van het rekening-courant krediet in 2006 en de hypothecaire lening van het bedrijfspand.

ORP 2015/79 - Sign. - De no-cure-no-pay-overeenkomst in verhouding tot de redelijkheidstoets bij de begroting van buitengerechtelijke kosten (D.L.M.T. Dankers-Hagenaars, Maandblad voor Vermogensrecht 2014/12)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
Een benadeelde sluit met zijn belangenbehartiger een no-cure-no-pay-overeenkomst. Moet bij de begroting van de buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW rekening worden gehouden met die overeenkomst? De omstandigheden van het geval legitimeren dat het redelijk is dat de kosten zijn gemaakt. Een analyse van HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2797.

ORP 2015/80 - Sign. - Onroerende zaken waren mede door echtgenoot/niet-eigenaar verkocht (Rechtbank Amsterdam 21 januari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:162)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
M en V zijn op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. Een schuldeiser van M heeft derdenbeslag gelegd onder X, die in het verleden onroerende zaken van M en V heeft gekocht en waarbij een deel van de koopprijs aan M en V schuldig is gebleven. Tevens heeft X voor deze vordering een hypotheekrecht gevestigd ten behoeve van M en V. Thans is voor de rechtbank in geschil of het onder X gelegde derdenbeslag doel heeft getroffen. X stelt van niet, omdat de onroerende zaken – op grond van de huwelijkse voorwaarden – uitsluitend eigendom waren van V. M heeft derhalve geen vordering op X, aldus X.

ORP 2015/81 - Sign. - Verontreiniging bij het huidig of toekomstig gebruik geen onaanvaardbaar risico (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:912)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
K koopt van V een woning uit 1928. V heeft de woning geërfd. In de koopovereenkomst staat dat de woning aan K in eigendom wordt overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van de overeenkomst bevindt en de feitelijke eigenschappen bezig die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning. V verklaart niet bekend te zijn met eventuele verontreiniging. Na overdracht is K begonnen met verbouwen van de woning en constateert een aantal gebreken. K stelt V aansprakelijk, ook omdat er asbest in de tuin is gevonden. V beroept zich op de in artikel 20 van de koopovereenkomst opgenomen ouderdomsclausule.

ORP 2015/82 - Sign. - Voldoende gewaarschuwd: niet aansprakelijk voor schade bij uitvoering werkzaamheden (Voorzieningenrechter Rechtbank Gelderland 31 oktober 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:8082)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
X (een aannemer in weg- en waterbouw) heeft aan haar vordering waarvoor zij beslag heeft doen leggen, ten grondslag gelegd dat het aanbrengen van een deugdelijke betonvloer in de bouwkuip is mislukt, doordat duikonderneming Qceas onderwaterbeton heeft gestort, terwijl de bouwkuip – die Qceas vooraf zelf had geïnspecteerd – daarvoor niet gereed was. X stelt dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden, bestaande uit de kosten van herstelwerkzaamheden en de vordering tot vergoeding van de contractuele boete en schade van de hoofdaannemer. X wil haar schade door Qceas vergoed zien. De vordering strandt.

ORP 2015/83 - Sign. - Verkopend makelaar aansprakelijk voor btw-herziening en niet-tijdige levering (Gerechtshof Den Haag 20 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:20)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
V heeft met tussenkomst van makelaar M een bedrijfspand aan K verkocht zonder omzetbelasting. Kort vóór de levering wijst de notaris V erop dat het pand anderhalf jaar eerder met omzetbelasting is verkregen, waardoor er bij V een btw-herziening zal plaatsvinden. M adviseert V daarop met K te onderhandelen, zodat er alsnog geopteerd kan worden voor een btw-levering. De geplande levering vindt hierdoor niet plaats. Nadat K een kortgedingprocedure is aangespannen, is het pand zonder btw aan K geleverd, omdat K niet bereid is mee te werken aan een btw-optie. Thans is voor het hof in geschil of M aansprakelijk is voor de schade van V, nu bij V de btw is herzien en hij aan K een boete was verschuldigd door de te late levering.

ORP 2015/84 - Sign. - Artikel 7:15 BW geldt niet voor publiekrechtelijke besluiten van algemene strekking (Hoge Raad 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:159)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
V heeft een bouwterrein aan een rivier verkocht aan K. Het perceel ligt in een gebied waarop de ‘Beleidsregels grote rivieren’ van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van toepassing zijn. Deze beleidsregels zijn in de Staatscourant gepubliceerd. Op grond hiervan moet overeenstemming worden bereikt met Rijkswaterstaat over de omvang van bebouwing en over compenserende waterberging. Daarnaast moeten op het perceel watergebonden activiteiten worden uitgeoefend. Voor de Hoge Raad is in geschil of met betrekking tot het perceel sprake is van een bijzondere last of beperking in de zin van artikel 7:15 BW.

ORP 2015/85 - Sign. - Het glas is halfleeg (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 februari 2015, 
GHSHE:2015:439)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
A verkoopt drank via zijn webshop. Klanten kunnen artikelen online reserveren en laten bezorgen. A komt met B op 13 februari 2006 overeen dat B een nieuwe website met een online reserveringsmodule, een kassasysteem en een digitale nieuwsbrief zal ontwikkelen voor een bedrag van € 8.151. Betaling zal geschieden in twee termijnen: 40% na uitvoering van ongeveer de helft van het werk en 60% na acceptatie. B heeft op 15 mei 2006 de eerste termijn in rekening gebracht en op 24 oktober 2006 de tweede termijn. Beide facturen zijn door A volledig en zonder protesten betaald. Tussen partijen is in de periode van 2007 tot 2010 uitvoerig gecorrespondeerd over de werking van het geleverde systeem en aanpassingen daarvan. Deze correspondentie leidt uiteindelijk tot het einde van de samenwerking tussen partijen en tot een aansprakelijkstelling van B door A eind 2010. A heeft door een ander bedrijf voor een bedrag van € 13.480 een nieuwe website laten ontwikkelen. A stelt dat het systeem dat B heeft ontwikkeld niet voldeed, zodat sprake was sprake van non-conformiteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat B een beroep op artikel 6:89 BW toekomt, omdat A niet binnen bekwame tijd na ontdekking van het gebrek bij B heeft geprotesteerd. De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat in de periode september 2006 tot en met januari 2012 via de webapplicatie die is verbonden aan de website 5.824 bestellingen met een totale waarde van € 545.000 succesvol zijn uitgevoerd, zodat niet aannemelijk is dat sprake is van non-conformiteit.

ORP 2015/86 - Sign. - Aannemer heeft niet aan zijn waarschuwingsplicht voldaan (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 februari 2015, 
GHSHE:2015:316)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
Stichting S geeft opdracht aan aannemer A om een zorgcentrum te bouwen. Onderdeel van de aannemingsovereenkomst is de installatie van een warmwatervoorziening. S heeft het ontwerp en bouwtechnisch bestek voor de warmwatervoorziening opgesteld, op basis waarvan A het werk in uitvoering neemt. Volgens het bestek moeten voor de ringleiding koperen buizen worden gebruikt en voor de uitstroomleidingen kunststof buizen. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden voert A op eigen initiatief de ring- en uitstroomleidingen uit in kunststof. S gaat daarmee akkoord. Als er later lekkages ontstaan, stelt S alsnog dat A toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst door een warmwaterinstallatie te leveren en aan te leggen die ondeugdelijk en ongeschikt is voor het overeengekomen doel.

ORP 2015/87 - Sign. - Notaris hoefde niet te twijfelen bij uitkering derdengelden (Rechtbank Gelderland 3 december 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:8084)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
X c.s. hebben geldleningen verstrekt aan een stichting die zich bezighoudt met financiering van een bouwproject. Het bedrag van de geldleningen is op een derdengeldenrekening van notaris N gestort. In opdracht van de stichting heeft N geld overgemaakt naar twee vennootschappen van de toenmalige bestuurders van de stichting. Naar aanleiding hiervan is N door X c.s. aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hierdoor hebben geleden. X c.s. stellen onder meer dat N, gezien de omstandigheden (onder andere de inhoud van de geldleningsovereenkomst en het tegenstrijdig belang van de bestuursleden), had moeten twijfelen en bij hen had moeten informeren naar de juistheid van de uit te voeren betalingen.

ORP 2015/88 - Sign. - De redelijkheid en bemiddeling (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 januari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:134)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
Tussen A en B bestaat vanaf december 2006 een agentuurovereenkomst voor Nederland, waarbij B optreedt als principaal en A als handelsagent. Tussen A en C bestaat vanaf februari 2008 een overeenkomst op grond waarvan C voor A in Noord-Nederland bemiddeling verleent bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen klanten en B. C ontvangt over de door haar tijdens het bestaan van de overeenkomst tussen haar en A gerealiseerde omzet provisie van A. A zegt per brief van 19 juni 2012 de overeenkomst tussen A en C per 1 december op. De agentuurovereenkomst tussen A en B wordt na opzegging door B beëindigd per 1 januari 2013. C stelt dat tussen haar en A sprake was van een agentuurovereenkomst en dat A na opzegging van deze overeenkomst op grond van artikel 7:442 BW een klantenvergoeding aan haar is verschuldigd van € 21.052, aangezien het door C gedurende de overeenkomst tussen partijen aangebrachte klantenbestand A na het eindigen van de overeenkomst tussen partijen aanzienlijke voordelen heeft opgeleverd en nog oplevert.

ORP 2015/89 - Sign. - Webdesigner: you’ve got mail (Gerechtshof Amsterdam 3 februari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:38)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
A en B sluiten op 19 december 2006 een ‘overeenkomst voor informaticaprestaties’. Deze overeenkomst komt erop neer dat B aan A een laptop ter beschikking stelt en een e-mailadres en een website voor het lingeriebedrijf van A verzorgt, voor de duur van 48 maanden. De maandelijks door A aan B te betalen vergoeding bedraagt € 201 inclusief btw. In de algemene voorwaarden staat dat ‘een standaard website door B zal worden ontwikkeld en in dienst gesteld uiterlijk binnen de 30 dagen volgend op de datum van ontvangst van de gegevens.’

ORP 2015/90 - Sign. - Onvoorziene omstandigheden rechtvaardigen tussentijdse opzegging (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:333)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
A en B willen tot een gemeenschappelijke ontwikkeling van lijm komen, die wordt gebruikt om constructieplaatmateriaal bijeen te houden. Tests wijzen uit dat de door A gemaakte platen niet aan de standaard voldoen, omdat de lijm niet voldoet. Als daarop de beoogde afnemer aangeeft geen interesse meer te hebben, zegt B de samenwerking met A op. Dat is volgens B echter onrechtmatig.

ORP 2015/92 - Sign. - Rechtsverhouding met contractant was niet overgegaan op nieuwe vennootschap (Rechtbank Midden-Nederland 4 februari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:401)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
In 2006 is een franchisecontract gesloten tussen X (franchisegever) en Y (franchisenemer). In de veronderstelling dat X in 2010 de franchiseactiviteiten heeft ingebracht in een nieuwe BV, stelt de laatstbedoelde vennootschap voor de rechtbank dat Y een contractuele boete is verschuldigd wegens overtreding van verplichtingen in de franchiseovereenkomst. Y betwist evenwel dat zijn rechtsverhouding met X op deze nieuwe vennootschap is overgegaan.

ORP 2015/93 - Sign. - Waarschuwingen leiden niet tot verbeteringen (Rechtbank Amsterdam 28 januari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:415)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
Bloembollenkweker X sluit op 17 januari 2006 een rechtsbijstandsverzekering (voor agrarische ondernemingen) af bij verzekeraar DAS. In artikel 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden staat dat onder ‘gebeurtenis’ verstaan wordt ‘het voorval dat of de feitelijke ontwikkeling die redelijkerwijs moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. Een samenhangend geheel van geschillen die voorvloeien uit een gebeurtenis wordt beschouwd als één geschil’. Volgens artikel 15 van de algemene voorwaarden is DAS bevoegde de rechtsbijstandsverzekering op te zeggen binnen twee maanden na een gebeurtenis.

ORP 2015/94 - Sign. - Geschil tussen hypotheekhouder en eigenaar over netto-executieopbrengst (Voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Holland 20 januari 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:260)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015
H heeft als eerste hypotheekhouder onroerende zaken van X onderhands verkocht voor € 1,9 miljoen. H heeft op de voet van artikel 3:270 lid 2 BW de notaris verzocht om de netto-executieopbrengst volledig aan haar af te dragen onder de verklaring dat haar vordering op X ruim € 2,4 miljoen bedraagt. X stelt echter dat de vordering van H circa € 600.000 bedraagt en X heeft de notaris verzocht het overschot van de executieopbrengst aan X uit te keren. Omdat de notaris vermoedt dat de door H verstrekte verklaring onjuist is, heeft hij op grond van artikel 3:270 lid 4 BW de voorzieningenrechter verzocht een beslissing te nemen.

ORP 2015/95 - Art. - Battle of forms revisited

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015 geschreven door Kruisinga, mr. S.A.
In het geval aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden verwijzen, rijst de vraag welke algemene voorwaarden gelden: de voorwaarden van de aanbieder, die van de acceptant, geen van beide, of allebei een beetje? Dit is de zogenaamde ‘battle of forms’. In de literatuur is al vaak gepleit voor het vervangen van de in artikel 6:225 lid 3 BW opgenomen first shot-rule door de knock out-rule. De knock out-rule doet immers beter recht aan de wilsverklaringen van partijen en dus aan de contractsvrijheid. Nu de huidige Nederlandse wettelijke regeling ook bezien vanuit Europees en internationaal perspectief steeds meer uit de pas loopt, is er alle reden voor de wetgever om deze bepaling te wijzigen.

ORP 2015/96 - Art. - Huur en faillissement:roerend = onroerend

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015 geschreven door Spanjaard, mr. drs. J.H.M.
De Hoge Raad heeft in het arrest Doka/Kalmijn q.q. van 9 januari 2015 bepaald dat de huur van roerende zaken faillissementsrechtelijk onder het bereik van artikel 39 Fw valt. Dit oordeel is niet nieuw, maar vestigt opnieuw de aandacht op de mogelijkheden die de verhuurder in geval van het faillissement van zijn huurder heeft en contractueel kan uitbouwen.

ORP 2015/97 - Art. - Opschorten: lastig en riskant (vervolg)

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015 geschreven door Dammingh, mr. J.J. en Klomp, mr. R.J.Q.
In ORP 2014/292 hebben wij naar aanleiding van het arrest HR 17 januari 2014, NJ 2014, 236 (ECLI:NL:HR:2014:95) (Kenter/Slierings) de belangrijkste kenmerken van opschorting besproken. Kort na de publicatie van onze bijdrage heeft de Hoge Raad een nieuw arrest over opschorting gewezen dat in dit blad niet onbesproken mag blijven: HR 31 oktober 2014, NJ 2015, 85 (ECLI:NL:HR:2014:3072) (Eurostrip/Newa). In deze vervolgbijdrage gaan we daarom nader in op (de implicaties van) dit arrest.

ORP 2015/98 - Art. - Draftings tips & skills: stel de vraag: ‘waarom?’

Aflevering 3, gepubliceerd op 07-04-2015 geschreven door Boer, mr. N. de
Contracten schrijven is lastig. Veel adviseurs zijn zich er steeds van bewust dat hun cliënt bij hen komt voor een waterdicht contract, terwijl we tegelijkertijd weten dat een waterdicht contract niet bestaat. Om daar zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen, werken we met checklists, modellen, goede voorbeelden en worden ook door nuchtere Nederlandse contractenschrijvers geschreven contracten steeds omvangrijker in een poging om alle denkbare mitsen en maren af te dekken. Aangezien contracte