Aflevering 4

Gepubliceerd op 30 mei 2015

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2015/101 - Sign. - Aantonen dat pinpas én pincode zijn gestolen (Gerechtshof Den Haag 28 oktober 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3466)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
T-Mobile vordert van X een bedrag van € 2.420 en beroept zich daarbij op een aanvraagformulier dat ondertekend is door X voor een Apple i-Phone (getekend op 15 juni 2010). X heeft namelijk de facturen onbetaald gelaten. Op grond van haar algemene voorwaarden heeft T-Mobile de overeenkomst met X op 30 september 2010 beëindigd. Op de voet van haar algemene voorwaarden heeft T-Mobile aanspraak gemaakt op een schadevergoeding, bestaande uit de vaste maandabonnementkosten over de resterende abonnementsperiode van 30 september 2010 t/m 14 juni 2012. Teneinde het ambtshalve te toetsen eventuele onredelijk bezwarend karakter van de bedingen weg te nemen, heeft T-Mobile – overeenkomstig de aanbevelingen van de LOVCK-werkgroep van februari 2010 – de vordering ter zake van de resterende abonnementstermijnen beperkt tot 75% van het volgens het beding verschuldigde bedrag (korte route). X stelt dat hij nimmer een overeenkomst met T-Mobile heeft gesloten en dus ook nimmer de algemene voorwaarden heeft gezien en/of ontvangen. Hij stelt dat zijn portemonnee, met identiteitsbewijs en bankpas, is gestolen en beroept zich op identiteitsfraude.

ORP 2015/102 - Sign. - Het bord terug in de tuin (Gerechtshof Den Haag 4 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:105)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
V heeft zijn woning te koop aangeboden. Op 4 januari 2011 heeft K per e-mail contact opgenomen met de makelaar van V en aangegeven dat hij in principe de woning wil kopen, maar dat hij deze eerst – tot het moment van zijn scheiding – wil huren. Vervolgens hebben partijen een overeenkomst gesloten tot (ver)huur van de woning voor een halfjaar met ingang van 27 januari 2011 en met de mogelijkheid van verlenging. Ook hebben partijen op 27 januari 2011 een stuk met het opschrift ‘koopoptie’ getekend. Volgens de tekst van dit stuk verleent V als optiegever aan K als optienemer het recht om de woning te kopen tegen de daarna vermelde voorwaarden en bedingen. De tekst vermeldt verder dat het optierecht geldt voor de duur van een jaar vanaf de ingangsdatum van de huurovereenkomst. Nadat K eind november 2011 de huurovereenkomst per 13 januari 2012 had opgezegd, is tussen partijen gecorrespondeerd over de vraag of K bij het einde van de huur gehouden is om tot koop van de woning over te gaan. K heeft uiteindelijk een andere woning aan gekocht, die op 9 januari 2012 aan hem is geleverd. V vordert nakoming van een tussen partijen gesloten overeenkomst tot koop van de woning tegen € 510.000. Volgens V is in januari 2011 mondelinge overeenstemming bereikt over de koop van de woning. De bedoeling van de koopoptie was om deze koop op te schorten in afwachting van het afronden van de echtscheiding waarin K destijds was verwikkeld.

ORP 2015/103 - Sign. - Een al te voortvarende grondeigenaar (Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 5 februari 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2396)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
Projectontwikkelaar A sluit eind 2013 een intentieovereenkomst met grondeigenaar B. Op 11 september 2014 bespreken partijen de concept-koopakte. Daarin staat een koppeling tussen de koopsom en het aantal te realiseren woningen, waartegen B bezwaar maakt. B verzoekt A een voorstel te doen voor een vaste grondprijs. Daarnaast ontstaat tussen partijen discussie over de omvang van de sloopwerkzaamheden, waarop B de wens uit die werkzaamheden door A te laten verrichten. B stuurt op 6 oktober 2014 een brief naar A: “Indien jullie de prijs willen verlagen, dan zullen wij niet verder exclusief met jullie gaan praten en is een offrering voor de sloop van de gebouwen op dit moment nog niet gewenst. Wij zijn bereid verder te praten zolang de verkoopprijs op € 5,2 miljoen blijft staan.” Op 24 december 2014 tekent B een koopakte met een derde partij. A vordert in kort geding een gebod aan B om de onderhandelingen met hen voort te zetten.

ORP 2015/104 - Sign. - Geldige schuldbekentenis met minderjarige werkneemster (Gerechtshof Amsterdam 24 februari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:524)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
De 15-jarige X treedt in 2008 in dienst bij Hema als kassière. Als Hema een gemis aan inkomsten uit de verkoop van modeartikelen constateert, wordt er een onderzoek ingesteld, waarbij onder meer camera’s ter hoogte van de kassières worden geplaatst. Uit de camerabeelden blijkt dat X bij twee klanten (een nicht en een tante) een grote hoeveelheid modeartikelen niet heeft afgerekend. X bekent en ondertekent op 6 augustus 2011 een door haar handgeschreven verklaring, waarin een schuldbedrag van € 12.500 staat vermeld. Daarnaast tekent X een afbetalingsovereenkomst, waarin zij (1) aan Hema € 13.000 (incl. € 500 kosten van het fraudeonderzoek) schuldig erkent, (2) Hema machtigt om die maand eenmalig € 500 van haar bankrekening af te schrijven en (3) met ingang van de maand daarop maandelijks € 75 via haar bankrekening te incasseren. Vervolgens is X op staande voet ontslagen. Hema heeft tegen haar aangifte gedaan wegens verduistering in dienstbetrekking. Als X weigert het bedrag van € 13.000 aan Hema te betalen, betrekt Hema haar in rechte. Hema stelt dat X tijdens haar dienstverband goederen heeft ontvreemd en zich jegens Hema – bij overeenkomst van 6 augustus 2011 – heeft verplicht tot terugbetaling in termijnen van de door Hema geleden schade van € 13.000 en dat, doordat X nalatig is in haar betalingsverplichting op grond van de overeenkomst, het restantschadebedrag opeisbaar is geworden. De kantonrechter wijst de vordering van Hema toe. In hoger beroep betwist X dat zij voor € 13.000 aan goederen heeft ontvreemd. X voelde zich bij het tekenen van haar verklaring onder druk gezet en kon niet overzien wat zij tekende. X was toen 17 jaar oud en dus minderjarig. Zij heeft de verklaring niet in vrijheid ondertekend omdat haar werd voorgehouden dat zij pas na ondertekening mocht vertrekken. Er is sprake van een nietige rechtshandeling, aldus X.

ORP 2015/105 - Sign. - Stichting heeft onrechtmatig de onderhandelingen afgebroken (Gerechtshof Amsterdam 24 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1021)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
Stichting S en projectontwikkelaar A hebben gezamenlijk een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar het ontwikkelen van een cultuurcentrum, waarin verschillende maatschappelijke organisaties gezamenlijk zijn gehuisvest. Op de locatie moeten tevens 46 huurwoningen en 61 koopwoningen worden gerealiseerd. Na goedkeuring van het haalbaarheidsonderzoek door de gemeenteraad, tekenen de verschillende betrokken partijen (waaronder A, S en een aantal beoogde huurders) op 1 maart 2006 een intentieverklaring, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd voor het onderzoeken van de mogelijkheid van samenwerking voor de ontwikkeling van het centrum en het sluiten van een overeenkomst tot de realisatie ervan.

ORP 2015/106 - Sign. - Aanbod tot verkoop appartementsrecht is geen onherroepelijk, bindend aanbod (Voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Nederland 13 maart 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1156)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
K koopt het appartementsrecht (kantoorruimte) van V. In de koopovereenkomst is opgenomen dat partijen elkaar over een weer het (voorkeurs)recht van koop verlenen ten behoeve van het appartementsrecht, welk recht van koop de respectieve koper eerst kan uitoefenen indien de eigenaar voornemens is het registergoed geheel of gedeeltelijk in eigendom over te dragen. Op enig moment biedt K aan V het appartementsrecht aan. V schakelt een makelaar in om advies uit te brengen inzake de waarde van het appartementsrecht en doet een bod ter hoogte van het bedrag van de taxatie. K vindt het bod te laag. Daarop verlangt V benoeming van twee deskundigen, die gezamenlijk de waarde in het economisch verkeer bepalen, voor welk bedrag V het appartement kan kopen. K wil echter op deze manier niet gedwongen worden tot medewerking aan de verkoop van het appartementsrecht. V vordert in kort geding dat K het voorkeursrecht nakomt.

ORP 2015/107 - Sign. - Bedoeling van afstandsverklaring was onvoldoende duidelijk voor ondertekenaar (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:650)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
X is agrariër en heeft een stuk landbouwgrond verkocht aan projectontwikkelaar P. In de koopovereenkomst zijn twee verplichtingen tot nabetaling aan X opgenomen. De eerste verplichting ontstaat in het geval de verkochte grond (of één of meer delen daarvan) de bestemming woningbouw krijgt. In dat geval is een nabetaling aan X verschuldigd van € 30 per vierkante meter. De tweede verplichting ontstaat wanneer het verkochte een andere bestemming verkrijgt dan de ten tijde van de verkoop op de grond rustende agrarische bestemming. De nabetalingsverplichtingen zijn als kwalitatieve verplichtingen ex artikel 6:252 BW gevestigd, zodat ook een rechtsopvolger van P daaraan gebonden is.

ORP 2015/109 - Sign. - Investeringen in woning door ex-partner (Rechtbank Midden-Nederland 28 januari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:343)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
M en V hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en hebben samengewoond in de woning van M. De woning is verbouwd, onder meer met geld van V. Als de relatie stukloopt, vordert V terugbetaling van de door haar geïnvesteerde bedragen. V heeft gesteld dat partijen mondeling hebben afgesproken dat M de door haar gedane investeringen (ad in totaal € 26.000) in de woning zou terugbetalen bij een eventuele beëindiging van de relatie. M heeft dit erkend. Derhalve concludeert de rechtbank dat in casu sprake is van een geldleningsovereenkomst tussen partijen, waarbij de terugbetaling voorwaardelijk is. V heeft afdoende gesteld dat de door haar betaalde bedragen zagen op het verbouwen en opknappen van de woning en niet (zoals M heeft gesteld) op verfraaiing/versiering om de woning (naar haar smaak) sfeervoller te maken. Het beroep van M op matiging vanwege de aard van de relatie, slaagt niet. Het gaat hier om een afspraak tussen partijen, zodat het feit dat het een affectieve relatie betrof geen grond is voor matiging. Ook de stelling van M dat hij het volledige bedrag niet hoeft terug te betalen omdat hij de gemeenschappelijke lasten volledig heeft voldaan, slaagt niet. In dit geval ziet de vordering van V niet op een afrekening van de gezamenlijke kosten over de periode van de samenwoning, maar gaat het om een vordering tot terugbetaling van een (voorwaardelijke) geldlening. M is gehouden de door V gevorderde bedragen te voldoen.

ORP 2015/110 - Sign. - Wel of geen ‘wezenlijk zwaardere belasting’? (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 17 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:910)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
Op 26 januari 2010 verkoopt V een aantal percelen landbouwgrond aan de gemeente voor € 300.000. De koopovereenkomst wordt op dezelfde dag door het College van B&W bekrachtigd. In artikel 5 van de koopakte staat dat vermeld dat de gemeente uitsluitend de lasten en beperkingen kenbaar uit de openbare registers, die voor haar uit de feitelijke situatie, uit verkoopdocumentatie of uit andere eerder overgelegde stukken kenbaar zijn en/of voor hem geen wezenlijk zwaardere belasting betekenen, accepteert. In alle andere gevallen heeft de gemeente het recht om terstond de overeenkomst te ontbinden. Op 11 februari 2010 bericht de gemeente V dat zij op een haar onbekende kwalitatieve verplichting met kettingbeding is gestuit die aan de gekochte percelen is verbonden. Deze kwalitatieve verplichting blijkt uit een koopovereenkomst van 15 juli 2005, waarbij V een perceel grond heeft verkocht aan K, en waarin staat: ‘Deze verplichting houdt in dat [V] zich, als eigenaar van de naast het bedrijf van [K] gelegen percelen, zal onthouden van indiening van handhavingverzoeken betreffende de bedrijfsactiviteiten van [K] en aanwending van rechtsmiddelen tegen aan [K] te verlenen bouw- en milieuvergunningen. Deze verplichting gaat over op de opvolgende eigenaren van de percelen van [V].’ Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst tussen V en de gemeente ontbrak in de openbare registers bij de verkochte percelen een verwijzing naar de leveringsakte waarin de kwalitatieve verplichting was opgenomen. Deze verwijzing is eerst op 4 februari 2010 gerealiseerd door een Ambtelijke Correctie Gegeven. De gemeente ontbindt de overeenkomst. V vordert in rechte uitvoering van de koopovereenkomst. Als de gemeente dit weigert, vordert V vergoeding van de voor hem ontstane schade.

ORP 2015/111 - Sign. - Verkoper draagt geen steentje bij (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2180)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
V heeft in september 2008 een appartement gekocht. In de splitsingsakte staat dat een stenen vloer verboden is, ‘tenzij de contactgeluidsisolatie van de isolatie-index voor contactgeluiden (ICO) van tien decibel of meer wordt gewaarborgd volgens de Nederlandse Norm (NEN), die dient te worden aangetoond door een rapport van goedkeuring van TNO Delft’. V laat in het appartement een leistenen vloer aanleggen, waarvan de reclamefolder stelt dat deze ‘geluid vermindert met 13 dB’. V is niet in het bezit van een TNO-certificaat. In 2009 koop K het appartement van V. Aan de koopakte is een addendum toegevoegd: “Volgens de splitsingsakte wordt er slechts 1 ondervloer voorgeschreven, zijnde een vloer waarbij een TNO-certificaat wordt geleverd (geluidwering = 10 dB). Er ligt een andere ondervloer als voorgeschreven, zonder certificaat, wel met een geluidswering van 13 dB (en passend bij een vloerverwarming). De voorgeschreven ondervloer heeft een dikte van 2.5 cm en is overigens binnen deze toren door geen enkele bewoner (met harde vloer) geplaatst. Vele bewoners hebben dus een andere vloer als voorgeschreven. Als er al sprake is van een mogelijk risico, dient de koper dit over te nemen. Verkoper heeft koper hierover geïnformeerd.” Na klachten van de onderburen over geluidsoverlast wordt K op 27 september 2010 door de VvE bij aangetekende brief gemaand om vóór 1 november 2010 een rapport van goedkeuring (certificaat) als bedoeld in de splitsingsakte te tonen. K sommeert hierop V een TNO- rapport over te leggen. V doet dit niet. K laat uiteindelijk de vloer, inclusief de vloerverwarming, verwijderen en vervangen door een tegelvloer met vloerverwarming en een ondervloer. De kosten hiervoor bedragen € 51.308. K vordert deze kosten van V, omdat volgens hem met het gestelde in het addendum is gegarandeerd dat de vloer een geluidsisolatie heeft van 13 dB en derhalve in ruime mate voldoet aan de materiële eisen in de splitsingsakte (10 dB volgens de toepasselijke NEN-norm). Het enige risico dat K volgens hem heeft aanvaard, is dat de VvE moeilijk zou kunnen doen over het ontbreken van een TNO-certificaat (de formele eis die de splitsingsakte stelt).

ORP 2015/112 - Sign. - Bevreemdend resultaat doet niet af aan uitspraak (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 17 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:913)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
X exploiteert op twee locaties een varkensbedrijf. Sinds 2004 onderhandelt hij met de gemeente over verkoop van de grond en verplaatsing van het bedrijf. Op 6 december 2006 sluiten partijen een koopovereenkomst, waarbij de gemeente gronden van X koopt. Van de koopsom van € 990.005 dient een gedeelte van € 891.000 bij levering te worden voldaan, het restant (€ 99.005) wordt betaald als de sloop van de stallen op de percelen grond is gerealiseerd. X zal de verplaatsing van het bedrijf financieren met de VIV-regeling (Verplaatsing Intensieve Veehouderij) en door woningbouw op de vrijkomende locaties. Voor dat laatste is het noodzakelijk dat met betrekking tot die locaties de bestemming wordt gewijzigd. In de koopovereenkomst is in artikel 12 een aantal bijzondere afspraken opgenomen, waaronder een verplichting van de gemeente om vóór 1 april 2007 een bestemmingsplan in procedure te brengen met het oog op realisering van één extra woning op het perceel en vier extra woningen op het tweede perceel: “Als het bestemmingsplan (…) op uiterlijk 1 juli 2008 niet onherroepelijk is en de (...) bedoelde woningen niet kunnen worden gerealiseerd, zal de gemeente een bedrag van respectievelijk € 300.000 en € 375.000 aan [X] vergoeden. Mocht het betreffende bestemmingsplan na 1 juli 2008 worden goedgekeurd, dan zal er door de gemeente een vergoeding worden voldaan zoals [hiervoor] aangegeven, verhoogd met vier procent (4%) rente over de periode van 1 juli 2008 tot het bestemmingsplan onherroepelijk is, of totdat de gemeente genoemd bedrag betaalt.” Op 21 juli 2009 wordt een verklaring van geen bezwaar afgegeven voor de bouw van vier woningen. Op 13 april 2011 vordert X van de gemeente de overeengekomen vergoedingen inclusief 4% rente, in totaal een bedrag van € 724.863. De gemeente weigert betaling

ORP 2015/113 - Sign. - Voorkeursrecht gold bij ‘verkoop’, niet bij ‘vervreemding’ (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:681)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
V heeft een woning overgedragen aan K. In de leveringsakte is tevens een voorkeursrecht opgenomen op grond waarvan V op straffe van een boete bij vervreemding ervan een naburig perceel tuingrond aan K moet aanbieden. Thans stelt K dat V deze boete is verschuldigd omdat V het perceel in strijd met het voorkeursrecht krachtens schenking heeft overgedragen aan zijn kinderen. V is echter van mening dat het voorkeursrecht alleen geldt bij een verkoop. Volgens V is in de notariële leveringsakte ten onrechte afgeweken van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ‘blind tekenen’ van de leveringsakte voor V’s risico is.

ORP 2015/114 - Sign. - De Vegetarische Slager in Amsterdam geeft meer keuze (Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 16 februari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:975)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
De Vegetarische Slager (DVS) houdt zich bezig met de productie en verkoop van vegetarische producten. DVS heeft een eigen vegetarische slagerij in Den Haag en maakt voor haar producten gebruik van door haar gehouden beeldmerken met daarin verwerkt de bewoordingen De Vegetarische Slager en De Vegetarische Viswinkel. DVS sluit met B een samenwerkingsovereenkomst, op grond waarvan B het assortiment van DVS zal verkopen in zijn winkel in Amsterdam, welke winkel de uitstraling heeft van DVS. In de overeenkomst is opgenomen dat producten elders worden afgenomen indien DVS niet in staat is deze te leveren. DVS constateert meerdere malen dat er in de winkel van B producten liggen die niet van DVS afkomstig zijn. DVS ontbindt daarop de samenwerkingsovereenkomst. B betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst. B erkent dat in zijn winkel ook andere, niet van DVS afkomstige producten worden verkocht, maar daarvan was DVS op de hoogte, aldus B. De verkoop van deze producten is ook noodzakelijk gebleken, aangezien het uitsluitend verkopen van producten van DVS niet tot een rendabele exploitatie van de winkel leidt.

ORP 2015/116 - Sign. - De omzet verdient geen schoonheidsprijs (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2357)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
V onderhandelt met K over de verkoop van haar schoonheidssalon aan K. K schrijft in een e-mailbericht van 28 augustus 2012 het volgende aan V: “Tot slot ben ik in dit voorstel ervan uitgegaan dat de omzet de afgelopen periode (t/m augustus 2012) niet significant anders is dan cijfers die jullie mij eerder hebben toe doen komen. Ik zou het prettig vinden als jullie dat kunnen bevestigen door mij de omzetgegevens van de afgelopen maanden volledigheidshalve toe te sturen.” V antwoordt op 4 september 2012: “Helaas, die cijfers liggen niet kant en klaar. De cijfers van de voorgaande jaren heb je allemaal en dit jaar wijkt daarvan naar onze beeldvorming niet significant van af.” Tussen K en V komt op 5 september een koopovereenkomst tot stand. De koopprijs van de onderneming (activa en goodwill) bedraagt € 56.000. De omzet valt tegen. K vordert vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling, subsidiair ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de hoofdsom (in beide gevallen).

ORP 2015/117 - Sign. - Vormvoorschrift staat er niet voor de vorm (Gerechtshof Amsterdam 24 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:996)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
K koopt het appartement van V voor € 145.000. De schriftelijke koopovereenkomst is op 17 april 2013 ondertekend door V en op 23 april 2013 door K. In de overeenkomst is de mogelijkheid tot ontbinding opgenomen als K op 21 mei 2013 de financiering niet rond heeft van € 152.250, waarvan melding moet worden gemaakt per ‘aangetekende brief met bericht handtekening retour’ of ‘telefaxbericht met verzendbevestiging’. Zonder deze vormvoorschriften in acht te nemen, staat er een boete van € 14.500 op ontbinding van de koopovereenkomst. K moet bij ten minste twee geldverstrekkende instellingen een offerte hebben aangevraagd. Op 21 mei 2013 krijgt K uitstel voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde tot uiterlijk 4 juni 2013. Op 3 juni 2013 hebben K en de makelaar van V telefonisch contact. Op 4 juni 2013 wordt K schriftelijk medegedeeld dat de termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde is verstreken. K reageert bij brief van 11 juni 2013, waarin hij mededeelt dat meerdere banken de hypotheekaanvraag hebben afgewezen, dat de afwijzing van de ING bank rechtstreeks naar de makelaar is gestuurd en dat die van de ABN AMRO Bank zal worden nagestuurd. Bij brief van 13 juni 2013 heeft de gemachtigde van V K medegedeeld dat hij in verzuim is met de nakoming van de overeenkomst, dat de koopovereenkomst is ontbonden en dat aanspraak wordt gemaakt op de contractuele boete.

ORP 2015/118 - Sign. - Bestuurder verduistert leaseauto’s: aansprakelijk volgens Beklamel-norm (Gerechtshof Den Haag 11 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:651)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
A had als bestuurder van Advies Bouw Haaglanden BV (ABH) drie leaseovereenkomsten getekend met Volkswagen Bank GmbH. A heeft de aandelen van ABH verkocht aan X. De leaseovereenkomsten zouden volgens de akte mee overgaan, hetgeen X al vreemd vond omdat hij slechts € 1 voor de aandelen betaalde. A bleek dan ook de auto’s op naam van andere personen te hebben gesteld. Volkswagen spreekt A aan voor de waarde van de auto’s, wegens het toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de leaseovereenkomsten door ABH, respectievelijk onrechtmatig handelen als bestuurder van ABH. De vordering van Volkswagen wordt toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank (de kantonrechter).

ORP 2015/119 - Sign. - Onvoldoende zwaarwegend belang voor opzegging duurovereenkomst (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:652)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
Groothandel in farmaceutische producten X komt met groothandel Y volumekortingen overeen op door Y bij X in te kopen producten. Wanneer Y aanspraak maakt op de jaarkorting, weigert X deze uit te betalen. Volgens X staat in de overeenkomst dat jaarkorting alleen wordt uitgekeerd bij het completeren van de totale contractperiode.

ORP 2015/121 - Sign. - In rechte staat niet vast dat overeenkomst (schriftelijk) is opgezegd (Rechtbank Noord-Nederland sector kanton 1 april 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1648)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
X heeft een doorlopende annuleringsverzekering afgesloten bij verzekeraar V, die daarvoor een premiebedrag in rekening brengt. X stelt de polis te hebben opgezegd en betaalt de gevorderde premie niet. In zijn opzeggingsbrief heeft X vermeld dat indien V niet op de opzegging reageert, hij ervan uitgaat dat de opzegging geaccepteerd is. V geeft hierop geen reactie, maar vordert wel de achterstallige premie.

ORP 2015/122 - Sign. - Derdenwerking van exoneratiebedingen: een analyse van recente rechtspraak en enige opmerkingen over de ontwikkeling van dit leerstuk vanuit het bouwcontractenrecht (S. van Gulijk, WPNR – Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2015/7057)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
Het relativiteitsbeginsel en derdenwerking van exoneratiebedingen: wordt in recente civiele rechtspraak minder terughoudend geoordeeld over de vraag of exoneratiebedingen doorwerken ten nadele van een derde?

ORP 2015/123 - Sign. - Kern van het geschil (Rechtbank Amsterdam sector kanton 13 februari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:741)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
A is eigenaar van een boot en heeft deze verzekerd bij B. In de algemene voorwaarden is als bijzondere uitsluiting genoemd ‘geleidelijke inwerking van licht, vocht, bodem-, water- en/of luchtverontreiniging’. In 2013 constateert A een lekkage in de voorhut van de boot en dat het voordek – als er gewicht op komt – inzakt. A spreekt daarop zijn verzekering aan. De door B ingeschakelde expert stelt vast dat een en ander wordt veroorzaakt door geleidelijke inwerking van vocht en/of waterverontreiniging en dat op grond van de algemene voorwaarden derhalve geen dekking wordt verleend. Volgens A dient B op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst dekking te verlenen voor de ontstane schade aan de boot. Volgens A zijn de algemene voorwaarden, waar B zich op beroept, niet van toepassing, aangezien deze hem niet ten tijde van het aangaan van de overeenkomst ter hand zijn gesteld, zodat hij zich ingevolge artikel 6:234 BW beroept op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden. B stelt dat de voorwaarden wel ter hand zijn gesteld en dat dit bovendien een kernbeding betreft waarover tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt.

ORP 2015/124 - Sign. - Tussenpersoon kon veroordelingen niet ruiken (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1150)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
A laat via tussenpersoon B twee auto’s verzekeren: een Volkswagen en een Mercedes. Voorafgaand aan het sluiten van de verzekering voor de Volkswagen, die door B bij Fortis is ondergebracht, geeft A op 11 maart 2009 telefonisch aan B door dat hij in het verleden problemen heeft gehad met een verzekering vanwege zijn strafrechtelijke verleden: hij is als portier in aanraking geweest met Justitie in verband met vechtpartijen, maar is nimmer veroordeeld. A vult de op het strafrechtelijk verleden gerichte vraag op het door hem op 12 maart 2009 ondertekende aanvraagformulier niet in. Als B hem daarover op 19 maart 2009 telefonisch benadert, antwoordt A dat hij zijn strafrechtelijke verleden in het eerdere telefoongesprek al heeft gemeld. Daarop vermeldt B, na overleg met Fortis, bij de desbetreffende vraag op het aanvraagformulier ‘is bekend’. Hetzelfde gebeurt bij de Mercedes, die B op 1 mei 2010 onderbrengt bij Achmea. De Mercedes wordt op 7 september 2010 gestolen. Achmea weigert dekking op grond van artikel 7:929 lid 2 BW, nu zij in haar onderzoek erachter is gekomen dat A is veroordeeld wegens bepaalde vermogensdelicten. A vordert daarop schadevergoeding van B. Volgens A had B moeten doorvragen naar eventuele veroordelingen voor andere strafbare feiten.

ORP 2015/125 - Sign. - Van Dale weet raad (Rechtbank Overijssel sector kanton 17 februari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:755)

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015
X woont met 9 andere studenten in een studentenhuis in Amsterdam. Eind 2010 sluit X een Studentenverzekering met een alleenstaandendekking bij ABN AMRO. De Studentenverzekering is een speciaal voor studenten ontwikkelde combinatieverzekering, bestaande uit een inboedel-, aansprakelijkheids- en (facultatief) een ongevallenverzekering. Op deze verzekering zijn, onder meer, de Voorwaarden Studentenverzekering 2012 van toepassing. In de polisvoorwaarden staat het navolgende:

ORP 2015/127 - Art. - Schuldeisersverzuim: wanneer eindigt het?

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015 geschreven door Dammingh, mr. J.J.
Schuldeisersverzuim houdt in dat de schuldenaar zijn verbintenis niet kan nakomen als gevolg van een in de risicosfeer van de schuldeiser gelegen omstandigheid. In deze bijdrage wordt besproken op welk moment het schuldeisersverzuim eindigt.

ORP 2015/128 - Art. - Internationale handels­agentuur en distributie

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015 geschreven door Vanheusden, K.L.M.J.T.
Internationale handel heeft nood aan universeel aanvaarde normen en standaarden (Incoterms, Weens Koopverdrag, ISO). Ook modelcontracten spelen een belangrijke rol bij het risicomanagement in internationale transacties omdat zij bijdragen tot de voorspelbaarheid, de eenduidigheid, het begrip en de afdwingbaarheid van internationale contractuele afspraken. Dat geldt in het bijzonder voor de modelcontracten van de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) omdat deze modellen, anders dan andere modellen, door bedrijven en juristen uit de hele wereld worden opgesteld en goedgekeurd en omdat zij een evenwichtige relatie nastreven die duurzaamheid ten goede komt. De herziening houdt rekening met nieuwe opvattingen over marketing, met het internet als onderdeel van een marktstrategie en met recente ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak.

ORP 2015/129 - Art. - De bewijslast met 
betrekking tot artikel 3:70 BW

Aflevering 4, gepubliceerd op 30-05-2015 geschreven door Groefsema, mr. L.
In artikel 3:70 BW is geregeld dat degene die als gevolmachtigde handelt jegens de wederpartij instaat voor het bestaan en de omvang van de volmacht. Indien de gevolmachtigde onbevoegd was, heeft de aldus benadeelde wederpartij krachtens deze bepaling recht op vergoeding van het positief contractsbelang. Indien de gevolmachtigde de inhoud van de volmacht volledig aan de wederpartij heeft meegedeeld, dan geldt deze aansprakelijkheid niet. Dit stemt overeen met artikel 1843 BW-oud. Hetzelfde geldt wanneer de wederpartij weet of behoort te begrijpen dat een toereikende volmacht ontbreekt.