Aflevering 5

Gepubliceerd op 11 juli 2015

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2015/132 - Sign. - Gerechtvaardigd vertrouwen vertegenwoordigingsbevoegdheid (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2337)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
Holding H is enig bestuurder van drie vennootschappen waarin restaurants worden geëxploiteerd. B is bestuurder en enig aandeelhouder van H. X is commercieel directeur, Y is financieel eindverantwoordelijke en Z is boekhouder. A heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van de restaurants en stuurt H een betalingsherinnering. H laat de facturen onbetaald omdat A geen werkzaamheden zou hebben verricht in opdracht en voor rekening van H.

ORP 2015/133 - Sign. - Een vergissing van de bank in uw voordeel (Rechtbank Limburg 6 mei 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:3656)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
A heeft een hypotheek gesloten bij bank B. De lening is voor een gedeelte van € 81.000 aflossingsvrij. Bij e-mail van 3 december 2013 heeft A aan B gevraagd wat ‘de beste oplossing (zijnde de goedkoopste) is voor het plan om met behulp van banksparen het maximale bedrag bij elkaar te sparen (20 jaar/€ 154.000)’ en het restbedrag van € 81.000 ‘zo snel als dat gaat’ aan B over te maken. B mailt op 27 december 2013 aan A ‘Het resterend bedrag van € 81.000 wilt u zo snel als dat gaat aflossen vóór 01-10-2030. Dit is vanaf 1 januari 2014 een termijn van 25 maanden. Dan bedraagt het extra af te lossen bedrag € 403 per maand, oftewel een extra af te lossen bedrag van € 4.836 per jaar’. A reageert op 2 januari 2014 ‘Bij deze bevestig ik dat ik akkoord ga met uw voorstel om 25 maanden € 403 per maand extra af te lossen. Na de 25 maanden zorgt [B] er dan voor dat er € 81.000 in mindering op het totale leenbedrag wordt gebracht. Draagt u er zorg voor dat e.e.a. netjes op papier komt en mij toegestuurd wordt?’ B stuurt hierop op 6 januari 2014 ‘U heeft ervoor gekozen om € 403 per maand extra af te lossen (…). Wij verzoeken u om via uw rekening een maandelijkse automatische periodieke overboeking op te voeren naar ons rekeningnummer’. Nadat A een eerste extra aflossing van € 403 had gedaan en nadat hij zijn akkoordverklaring van 2 januari 2014 had herhaald, heeft B A bij e-mail van 16 januari 2014 bericht dat haar mail van 27 december 2013 een fout bevat en dat er vanaf nu nog 200 termijnen van € 403 (een totaalbedrag van € 80.600) dienen te worden geboekt.

ORP 2015/134 - Sign. - Voldoende bepaalbare essentialia zijn voorwaarde voor tot stand komen overeenkomst (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 1 mei 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:2209)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
A verleent diensten op ICT-gebied en sluit, na het geven van een presentatie, een conceptovereenkomst met onderwijsstichting S. De conceptovereenkomst is op 4 juli 2014 ondertekend door de bestuurders van S. S betaalt (gedeeltelijk) de facturen van A. Vervolgens zegt S de overeenkomst op. A meent dat dat niet zonder meer kan, omdat het de bedoeling van partijen was langer samen te werken. S stelt dat de conceptovereenkomst tot doel had om samen te komen tot een vervolg-overeenkomst, waarover partijen nog in gesprek zouden gaan. De onbetaald gebleven facturen missen volgens S iedere juridische en feitelijke grondslag nu S de overeenkomst tegen het einde van de looptijd (4 juli 2015) heeft opgezegd. In kort geding vordert A verdere nakoming van de overeenkomst en betaling van de nog openstaande facturen. Kern van het geschil is de vraag of op 4 juli 2014 een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan S gehouden is om in twaalf termijnen aan A te betalen.

ORP 2015/135 - Sign. - Nieuw sleutelsysteem is ‘nieuwe installatie’ (Rechtbank Rotterdam 18 maart 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2164)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
X is lid van de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex Harbour Village. In een vergadering van de VvE is besloten tot het aanbrengen van een geavanceerd ‘tagsysteem’ voor het bedienen van deuren en liften. In de vergadering waren 2492 van de 3900 stemmen vertegenwoordigd, ofwel 63,9% van het totaal aantal stemmen. X vordert een verklaring voor recht dat het genomen besluit nietig is wegens strijd met de splitsingsakte. Volgens X gaat het om een nieuwe installatie, waarvoor op grond van het modelreglement een quorum geldt en een meerderheid van twee derde van de aanwezige eigenaars is vereist. X wil verder dat het tagsysteem buiten werking wordt gesteld.

ORP 2015/136 - Sign. - Betalingsverplichting uit bankgarantie is zelfstandig van onderliggende rechtsverhouding (Voorzieningenrechter Rechtbank Midden-Nederland 8 april 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:2400)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
De gemeente Wijdemeren heeft op 11 juni 2010 met A BV een samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de ontwikkeling en realisatie van Dorpscentrum Oud-Loosdrecht te Wijdemeren. Ter meerdere zekerheid voor het nakomen van de verplichtingen door A uit hoofde van de overeenkomst, heeft Koninklijke BAM Groep een concerngarantie € 3,3 miljoen afgegeven. Op 30 juni 2013 heeft de gemeente de samenwerkingsovereenkomst ontbonden wegens het tekortschieten door A in de nakoming van verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst. A verzoekt daarop de gemeente de door BAM verstrekte originele garantie terug te sturen. Dit heeft de gemeente niet gedaan. Op 5 december 2014 heeft zij de garantie ingeroepen. BAM gaat niet over tot uitbetaling en de gemeente daagt BAM in kort geding. BAM verweert zich onder meer met de stelling dat de garantie niet los kan worden gezien van de samenwerkingsovereenkomst. De gemeente heeft sinds de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst op 30 juni 2013 haar beweerdelijke vordering op A niet gesubstantieerd of een bedrag genoemd waaruit haar schade zou bestaan. Evenmin is een procedure tot verhaal van de schade gestart of in het vooruitzicht gesteld. Ook gaat de gemeente niet in op een redelijk schikkingsvoorstel. Die handelwijze van gemeente is willekeurig en daarom kan niet zonder meer een beroep worden gedaan op de garantie, aldus BAM.

ORP 2015/137 - Sign. - Ontkenning houtworm in woning, geen garantie dat worm daadwerkelijk niet aanwezig is (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2530)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
V verkoopt zijn woning aan K. Het is K bekend dat er sprake is van achterstallig onderhoud, maar hij is voornemens de woning te renoveren. In de koopakte staat dat de woning aan K in eigendom zal worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van de overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. De woning moet bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als woonhuis voor permanente bewoning. Na levering start K met klussen en stuit op houtwormsporen in de vloerbalken. K stelt V in de gelegenheid om binnen veertien dagen voor een deugdelijk herstel van de vloerbalken zorg te dragen. V is niet tot herstel overgegaan.

ORP 2015/138 - Sign. - De economische realiteit (Gerechtshof Den Haag 4 november 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4558)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
V draagt een pand aan K in economische eigendom over. K zal het pand voor eigen rekening opknappen en V de koopsom (ƒ 150.000) in termijnen voldoen, met een rente van 7% op jaarbasis over hetgeen K aan V verschuldigd zal zijn. K en V verschillen van mening over de vraag of zij zijn overeengekomen dat, na voldoening van het bedrag van ƒ 150.000, V het hele pand in eigendom aan K dient over te dragen (standpunt K) of slechts de helft daarvan (standpunt V).

ORP 2015/140 - Sign. - Met de trein naar de sportschool (Rechtbank Gelderland sector kanton 8 april 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2422)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
X komt uit Arnhem gaat in Amsterdam wonen en studeren. Op 5 februari 2014 sluit hij een sportschoolabonnement af bij Sportcity (met meerdere vestigingen in Amsterdam), tegen een contributie van € 35 per vier weken. Op enig moment in de maanden daarna stopt X met zijn studie. Vanwege persoonlijke en financiële problemen verhuist hij terug naar Arnhem. In Arnhem zijn geen sportscholen van Sportcity. Sportcity schrijft X op 23 april, 7 mei en 4 juni dat hij zijn contributie moet voldoen, omdat zijn automatische incasso wordt gestorneerd door de bank. De brieven worden verstuurd naar het opgegeven adres in Amsterdam. In de tweede brief staat dat als er niet wordt betaald, het volledige contractjaar direct opeisbaar wordt. De genoten kortingen bij het afsluiten van het abonnement zullen komen te vervallen en alsnog in rekening worden gebracht. Betaling blijft uit, waarop Sportcity X bij herhaling aanmaant om over te gaan tot betaling. De aanmaningen gaan in eerste instantie naar het (voormalig) adres van X in Amsterdam. Bij de stukken zit een aanmaning van 19 augustus 2015, gericht aan het (huidig) adres van X in Arnhem. X weigert betaling. Sportcity heeft daarop naar eigen zeggen op grond van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden de duur van de overeenkomst omgezet van twee naar één jaar en vordert de contributie over dat jaar, te weten € 507,50. X stelt dat hij sinds 1 juni 2014 in Arnhem woont. Sportcity heeft in reactie daarop aangevoerd dat de verhuisdatum onduidelijk is. Omdat X de verhuisdatum niet met stukken (bijvoorbeeld inschrijving gemeentelijke basisadministratie) heeft onderbouwd, kan de door X genoemde verhuisdatum niet als vaststaand worden aangenomen.

ORP 2015/141 - Sign. - Gemeente werd ‘zelfs niet gealarmeerd door zienswijzen’ (Gerechtshof Den Haag 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:759)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
De gemeente en projectontwikkelaar X hebben in mei 2009 een exploitatieovereenkomst/samenwerkingsovereenkomst gesloten betreffende het gebied ‘Spuikolk’ in de toenmalige gemeente Dirksland. Deze overeenkomst strekte ertoe dat X in dat gebied voornamelijk woningen zou gaan bouwen en dat de gemeente de hiervoor noodzakelijke planologische basis in het leven zou roepen. De bestaande bebouwing – onder meer bedrijfsgebouwen – zou daartoe (moeten) verdwijnen. In de overeenkomst is onder meer bepaald: “De gemeente zal zo veel mogelijk bevorderen dat alle noodzakelijke wijzigingen van de vigerende bestemmingsplannen vastgesteld zullen worden en de daarmee verband houdende procedures zo spoedig mogelijk zullen worden voltooid.” Bij besluit van 28 mei 2009 heeft de raad van de gemeente Dirksland het bestemmingsplan ‘Spuikolk’ met het bijbehorende exploitatieplan vastgesteld. Hiertegen heeft de Ondernemersvereniging De Spuikolk beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS). Bij beslissing van 30 maart 2011 heeft de RvS die beroepen gegrond verklaard en voormeld besluit vernietigd, waarbij zij onder meer heeft overwogen: “Op grond van de in opdracht van de raad opgemaakte nadere rapporten moet worden geconcludeerd dat zonder het treffen van aanvullende maatregelen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij een aantal van de nieuwe woningen kan worden gerealiseerd vanwege de geluiduitstraling van zowel Hoekman Systeemplafonds als de Heftruckcentrale. Nu de raad dit bij de planvaststelling niet heeft onderkend en het plan voor de gronden waarop de nieuwe woningen in de eerste fase zijn voorzien geen bouwvoorschrift bevat, waarin is opgenomen dat de geluidbelasting op de gevels van deze woningen vanwege de geluiduitstraling van de in het plangebied gevestigde bedrijven de wettelijke dan wel vastgestelde hogere grenswaarde niet mag overschrijden, is het bestemmingsplan in zoverre vastgesteld in strijd met de daarbij in acht te nemen zorgvuldigheid.”

ORP 2015/142 - Sign. - Er is niet voldaan aan voorwaarden voor intreden schadevergoedingsverbintenis (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2884)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
Klusbedrijf K verricht in opdracht van A stucwerkzaamheden. Op enig moment staakt K zijn werkzaamheden. A vordert schadevergoeding van K, maar K stelt dat hij niet in gebreke is gesteld en zodoende niet in verzuim verkeerde. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat K niet in verzuim verkeerde.

ORP 2015/143 - Sign. - Geen redenen om matiging boete te rechtvaardigen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2993)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
A en X hebben een overeenkomst gesloten voor de duur van 48 maanden. A zal advertenties van X op de zoekmotor van Google plaatsen en campagnes maken, tegen een vergoeding van € 155 (excl. btw) per maand. X beklaagt zich bij A over de plaatsing van de advertenties en het uitblijven van aanvragen. Na een gesprek tussen partijen biedt A aan een technische analyse te doen naar het gedrag van de bezoekers van de website van X. X blijft ook na de analyse van mening dat A de door hem toegezegde prestaties niet waarmaakt en vernietigt de overeenkomst op grond van artikel 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden).

ORP 2015/144 - Sign. - Zorgplicht van notaris bij levering strekte niet mede jegens de erfgenamen (Rechtbank Noord-Nederland 1 april 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:1659)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
X heeft bij notariële akte een algemene volmacht van zijn ouders verkregen om hun financiële zaken te regelen. Op grond van deze volmacht heeft X op 16 maart 2006 de onverdeelde helft van de woning van zijn ouders geleverd gekregen. De ouders van X zijn daarna overleden. Op verzoek van Y c.s. (de mede-erfgenamen van de ouders) heeft de rechtbank de verkoop en levering nietig verklaard omdat de volmacht geen bevoegdheid tot Selbsteintritt bevatte. Y c.s. stellen daarop de notaris (N) aansprakelijk voor de geleden schade. Volgens Y c.s. heeft N onrechtmatig jegens hen gehandeld door mee te werken aan de levering.

ORP 2015/145 - Sign. - Uitleg van een derdenbeding in een verzekeringspolis (P.S. Bakker, Maandblad voor Vermogensrecht 2015/3)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
Aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY3123) behandelt de auteur de vraag hoe ten opzichte van de in de jurisprudentie ontwikkelde gevalstypen van contractsuitleg de uitleg van een derdenbeding in een verzekeringsovereenkomst te plaatsen is. Wanneer is van zo’n beding sprake en welke uitlegmaatstaf moet hierbij worden gehanteerd?

ORP 2015/146 - Sign. - IJzeren hantering van dwingende bepalingen (Gerechtshof Amsterdam 31 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1219)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
X exploiteert een fabriek waarin bandstaal wordt verzinkt. Via bemiddeling door AON hebben Delta Lloyd en HDI-Gerling Verzekeringen (ieder voor 50%) de inductieoven verzekerd. Op 17 mei 2006 heeft een lekkage in de inductieoven plaatsgevonden. X heeft op 23 augustus 2006 via AON schade aan de inductieoven gemeld. Delta Lloyd heeft, na onderzoek door een expert, bij brief van 26 juni 2007 aan AON het standpunt ingenomen dat de verzekeraars niet gehouden zijn tot uitkering in verband met de door X geleden schade vanwege de corrosie in de inductieoven. In de brief staat: “Deze mededeling is een afwijzing van verzekeraars in de zin van BW 7 art. 942, hetgeen inhoudt dat de eventuele rechtsvordering van verzekerde verjaart door verloop van zes maanden na dagtekening van dit schrijven.” X vordert een verklaring voor recht dat de schade van X onder de polis van de verzekeraars is gedekt en dat deze door hen ieder voor het percentage waarvoor zij de polis hebben getekend, moet worden vergoed. Volgens Delta Lloyd is de claim verjaard, nu X deze niet binnen zes maanden na verzending van de brief van 26 juni 2007 heeft gestuit.

ORP 2015/149 - Sign. - Toepassingsbereik van artikel 7:15 BW beperkt (W.G. Huijgen, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2015/5)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
De Hoge Raad oordeelde op 30 januari 2015 dat de mededelingsplicht van de verkoper voor juridische lasten en beperkingen van publiekrechtelijke aard slechts geldt voor die lasten of beperkingen die de verkochte zaak in het bijzonder betreffen en niet voor publiekrechtelijke besluiten van algemene strekking, zoals beleidsregels, verordeningen of bestemmingsplannen. De auteur bespreekt dit arrest.

ORP 2015/150 - Sign. - De onwenselijkheid van de toepassing van de klachtplicht uit artikel 6:89 BW op vorderingen ex artikel 2:9 BW: een dogmatisch en praktisch perspectief (A.J. Rijsterborgh en Z.D. Veldhoen, Maandblad voor Vermogensrecht 2015/4)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
De auteurs betogen dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet dient te worden toegepast op vorderingen ex artikel 2:9 BW. Zij menen dat dogmatische en praktische bezwaren hieraan in de weg staan. De rechter dient zich bij interne bestuursaansprakelijkheidsvorderingen te beperken tot de toepassing van artikel 2:9 BW.

ORP 2015/154 - Sign. - Notaris was niet bevoegd om bindend advies te geven ter zake van verdeling (Gerechtshof Den Haag 3 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:817)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
Een notaris heeft op grond van hetgeen is bepaald in een samenlevingsovereenkomst een bindend advies gegeven met betrekking tot de verdeling van gemeenschappelijke goederen. Het bindend advies dat de notaris heeft opgesteld, vangt aan met een considerans. Daarin is opgenomen dat in artikel 13 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst is bepaald dat geschillen tussen partijen met betrekking tot de verdeling ter verkrijging van een bindend advies worden onderworpen aan het oordeel van de notaris. Dit is echter niet wat in artikel 13 lid 4 is weergegeven. De notaris kan ingevolge dit artikellid slechts bindend adviseren over geschillen ten aanzien van de betaling van de overbedelingsvordering. In artikel 13 lid 1 van de samenlevingsovereenkomst is opgenomen dat ingeval de samenleving anders dan door overlijden eindigt, de goederen door partijen met toepassing van de beginselen van de redelijkheid en billijkheid worden verdeeld. Dat de notaris bij de verdeling een rol als bindend adviseur zou gaan vervullen, zijn partijen niet overeengekomen. De notaris heeft echter een bindend advies ter zake van de verdeling van de gemeenschappelijke zaken van partijen uitgebracht. Daartoe was hij niet bevoegd. Een bindend adviseur is gehouden om zijn bevoegdheid (alsmede de omvang daarvan) ambtshalve te beoordelen. Het hof concludeert dat partijen niet gehouden zijn aan het door de notaris uitgebrachte advies.

ORP 2015/155 - Sign. - Voldoen aan – later vernietigd – vonnis: onverschuldigd betaald (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 23 maart 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:1686)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
De rechtbank heeft M op 26 november 2008 veroordeeld om wegens overbedeling € 471.247,35 aan V te betalen. M heeft vervolgens betaald. Het hof heeft in hoger beroep het door M te betalen bedrag vastgesteld op € 437.875,93. M stelt thans dat hij ter voldoening aan het vonnis van de rechtbank meer betaald heeft dan hij ingevolge het arrest van het hof verschuldigd was. Hij heeft daarom recht op terugbetaling van hetgeen hij teveel heeft betaald (zijnde € 33.371,43), vermeerderd met de wettelijke rente over hetgeen onverschuldigd was betaald met ingang van de datum van de onverschuldigde betaling. V betwist dat M onverschuldigd heeft betaald, omdat aan de betaling het vonnis van de rechtbank ten grondslag lag. Zij was pas wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment waarop in de verdelingsprocedure duidelijk werd wat partijen over en weer aan elkaar verschuldigd zijn. Die duidelijkheid is volgens V pas gekomen met het arrest van het hof van 16 september 2014. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:302) is hetgeen ter voldoening van een in appel (deels) vernietigd vonnis te veel is betaald, onverschuldigd betaald. Uit dat arrest blijkt ook dat degene aan wie onverschuldigd is betaald, zonder ingebrekestelling in verzuim is en dus wettelijke rente verschuldigd is vanaf het tijdstip dat aan hem/haar is betaald.

ORP 2015/156 - Sign. - A zeggen en op B beslag leggen (Rechtbank Gelderland 18 maart 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2436)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
A is een internationale groothandel in textiel. B is sinds oktober 2012 een vaste leverancier van warenhuis V&D. Tussen A en B bestond een samenwerkingsverband. A en B hebben deze samenwerking in november 2013 willen beëindigen. Daartoe is een overeenkomst opgesteld. Inmiddels heeft A B gedagvaard voor rechtbank Amsterdam. In die dagvaarding stelt A dat de samenwerking in november 2013 althans ultimo 2013 is geëindigd. Tot eind 2013 heeft B een rekening van A aangewezen aan V&D als de rekening waarop de facturen moesten worden voldaan.

ORP 2015/157 - Sign. - Beroepsaansprakelijkheid accountant voor juridisch advies over kredietovereenkomst? (Rechtbank Rotterdam 4 februari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:1023)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
In januari 2010 heeft X (bestuurder en enig aandeelhouder van V) in een Rotterdams café een ontmoeting met Y (bestuurder en aandeelhouder van RVA Holding; een vennootschap naar Zweeds recht). Y vertelt X dat hij, via RVA, financiering zoekt voor de participatie in de op handen zijnde beursgang van de Britse vennootschap Greenvironment PLC. Omdat Y een zeer omvangrijk rendement in het vooruitzicht stelt, wordt de interesse van X om te investeren gewekt.

ORP 2015/158 - Sign. - Geen verlof voor inroepen huurbeding omdat woning niet wordt verhuurd (Voorzieningenrechter Rechtbank Limburg 15 april 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:3202)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
In verband met een geplande executieveiling heeft de hypotheekhouder van een woning een verzoek ingediend tot het verkrijgen van verlof voor het inroepen van het huurbeding. De woning staat weliswaar leeg, maar de hypotheekhouder wil tijdens de veiling kunnen laten zien dat de woning vrij van huur is, zodat dit geen beletsel vormt voor potentiële kopers.

ORP 2015/159 - Sign. - Inzage in het kadaster is zo moeilijk niet (Rechtbank Rotterdam 16 april 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2503)

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015
De gemeente heeft een perceel grond verkocht aan K. De levering is uitgesteld in verband met financieringsproblemen. Wel sluit K een aannemingsovereenkomst met aannemer A voor de bouw van een woning. A plaatst een hekwerk rond het perceel en begint met bouwen. Op enig moment deelt de gemeente aan A mee dat hij niet verder mag bouwen. A roept zijn retentierecht in en schrijft deze in in de openbare registers. K wordt door de Raad van Arbitrage voor de Bouw veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van A. De gemeente legt beslag op het perceel en vordert dat A verboden wordt het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen. Volgens A was K bevoegd om de aannemingsovereenkomst met hem aan te gaan, aangezien (1) K een koopovereenkomst met de gemeente had gesloten, (2) die overeenkomst aan K een bouwplicht oplegde en (3) de gemeente aan K een bouwvergunning heeft verleend.

ORP 2015/160 - Art. - Kan je te goeder trouw frauduleus claimen onder een bankgarantie?

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015 geschreven door Emden, mr. E.A.L. van en Emden, mr. E.L.A. van
Een bank kan uitbetaling van een bankgarantie weigeren in geval van een kennelijk bedrieglijke of willekeurige claim. Wanneer de begunstigde van de bankgarantie zelf geen partij is bij de basisovereenkomst, is denkbaar dat de begunstigde zelf te goeder trouw claimt, terwijl de partijen bij de basisovereenkomst weten dat sprake is van een kennelijk willekeurige of bedrieglijke claim. Aan de hand van HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:600 wordt besproken in hoeverre de bank in een dergelijke situatie tot uitkering moet overgaan. Daarbij komen ook het zelfstandige karakter van de abstracte bankgarantie en de toepasselijke uitlegmaatstaf aan de orde.

ORP 2015/161 - Art. - Matiging contractuele 
boete: kans van slagen?

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015 geschreven door Minne, mr. E.W. van der
De contractuele boete komt veel voor in commerciële contracten. Komt een partij verbintenis(sen) waar een contractuele boete op ziet niet na, dan is deze partij de contractuele boete aan de wederpartij verschuldigd. Op grond van artikel 6:94 lid 1 kan echter bij de rechter matiging van de boete worden verlangd. De rechter dient daar terughoudend in te zijn. Of hij van deze bevoegdheid gebruikmaakt, hangt uiteindelijk af van alle omstandigheden van het geval. Partijen kunnen daar bij het opstellen van de contractuele boete enigszins op inspelen. Het artikel geeft hiervoor enkele suggesties.

ORP 2015/162 - Art. - Toekomstige vorderingen bestaan niet

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015 geschreven door Kwaak, mr. D.J. van der
Toekomstige vorderingen bestaan niet. Dit is de meest treffende omschrijving van de kern van het begrip ‘toekomstige vorderingen’: het gaat om vorderingen die niet bestaan of, zo men wil, nog niet bestaan. Of zij zullen ontstaan[NOOT: Dus of bijv. de (potentiële) vervreemder of pandgever beschikkingsbevoegd ten aanzien van die vorderingen zal worden. In dit verband wordt dikwijls onderscheid gemaakt tussen absoluut en relatief toekomstige goederen, waarmee wordt gedoeld op goederen die in het geheel nog niet bestaan respectievelijk goederen die al wel bestaan maar niet aan de vervreemder toebehoren. Dit onderscheid is voor het onderhavige betoog in zoverre irrelevant dat in beide gevallen onzeker is of de (potentiële) vervreemder of pandgever rechthebbende wordt: zie ook Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, Goederenrecht (2012), nr. 307.] en dus bestaande vorderingen zullen worden, is onzeker. Dit is inherent aan de toekomst. Waar het mij om gaat is wat de gevolgen van dit eenduidige uitgangspunt zijn voor de vraag of en, zo ja, in hoeverre toekomstige vorderingen vatbaar zijn voor cessie, verpanding en beslag, en wat dit betekent voor de oplossing van concrete rechtsvragen. Speciale aandacht hiervoor is gewenst omdat niet alleen in de literatuur maar ook, en met name, in de rechtspraak van de Hoge Raad de gevolgen van het uitgangspunt dat toekomstige vorderingen niet bestaan, onvoldoende tot hun recht komen. Op dit gebied zijn beslissingen genomen die dogmatisch moeilijk te verantwoorden zijn en een hoog ‘science fiction’-gehalte hebben. Aan die rechtspraak kleven bovendien grote praktische en rechtspolitieke bezwaren.

ORP 2015/163 - Art. - Drafting tips & skills: Still confused, but on a higher level: directe schade, indirecte schade, gevolgschade

Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015 geschreven door Graaf, mr. T.J. de
In veel exoneraties wordt aansprakelijkheid beperkt voor directe schade en uitgesloten voor indirecte schade en gevolgschade, alsmede voor door Engelsrechtelijk geschoolde juristen ingebrachte schadebegrippen zoals special, incidental, punitive en exemplary schade. Vaak volgt dan nog een lange rij van uitgesloten schadeposten die wat concreter zijn, zoals gederfde winst, gemiste besparingen en schade door bedrijfsstagnatie. Uitleggen wat onder deze concretere schadeposten wordt verstaan, is nie