ORP 2015/162 - Art. - Toekomstige vorderingen bestaan niet
Aflevering 5, gepubliceerd op 11-07-2015 geschreven door Kwaak, mr. D.J. van derToekomstige vorderingen bestaan niet. Dit is de meest treffende omschrijving van de kern van het begrip ‘toekomstige vorderingen’: het gaat om vorderingen die niet bestaan of, zo men wil, nog niet bestaan. Of zij zullen ontstaan[NOOT: Dus of bijv. de (potentiële) vervreemder of pandgever beschikkingsbevoegd ten aanzien van die vorderingen zal worden. In dit verband wordt dikwijls onderscheid gemaakt tussen absoluut en relatief toekomstige goederen, waarmee wordt gedoeld op goederen die in het geheel nog niet bestaan respectievelijk goederen die al wel bestaan maar niet aan de vervreemder toebehoren. Dit onderscheid is voor het onderhavige betoog in zoverre irrelevant dat in beide gevallen onzeker is of de (potentiële) vervreemder of pandgever rechthebbende wordt: zie ook Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, Goederenrecht (2012), nr. 307.] en dus bestaande vorderingen zullen worden, is onzeker. Dit is inherent aan de toekomst. Waar het mij om gaat is wat de gevolgen van dit eenduidige uitgangspunt zijn voor de vraag of en, zo ja, in hoeverre toekomstige vorderingen vatbaar zijn voor cessie, verpanding en beslag, en wat dit betekent voor de oplossing van concrete rechtsvragen. Speciale aandacht hiervoor is gewenst omdat niet alleen in de literatuur maar ook, en met name, in de rechtspraak van de Hoge Raad de gevolgen van het uitgangspunt dat toekomstige vorderingen niet bestaan, onvoldoende tot hun recht komen. Op dit gebied zijn beslissingen genomen die dogmatisch moeilijk te verantwoorden zijn en een hoog ‘science fiction’-gehalte hebben. Aan die rechtspraak kleven bovendien grote praktische en rechtspolitieke bezwaren.