ORP 2015/173 - Sign. - Opzegging maatschapsovereenkomst: uitleg kwijtingsclausule in vaststellingsovereenkomst die uittreding regelt (Rechtbank Midden-Nederland 21 januari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:182)
Aflevering 6, gepubliceerd op 05-09-2015 A is enig aandeelhouder en bestuurder van D, welke vennootschap weer enig aandeelhouder en bestuurder is van E. D en E zijn eisers in de onderhavige procedure. E dreef tot en met december 2011 een advocatenpraktijk, waarvan de aandelen op 5 maart 2012 zijn overgenomen door G. E participeerde toen reeds enkele maanden in G. Op 5 maart 2012 hebben gedaagden (waaronder G) en E ook een maatschapsovereenkomst gesloten, waarbij E met ingang van 1 januari 2012 lid is geworden van de maatschap. Tenslotte hebben G en E een detacheringsovereenkomst gesloten, op grond waarvan E aan G haar arbeid en vlijt, c.q. de arbeid en vlijt van advocaat mr. A, beschikbaar stelt. Nadat er ‘strubbelingen’ waren ontstaan in de maatschap, hebben partijen tezamen met G op 9 juli 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze vaststellingsovereenkomst is onder meer overwogen dat gedaagden de maatschapovereenkomst met eisers (D en E) hebben opgezegd tegen 30 november 2013. Gedaagden hebben zich per vaststellingovereenkomst verbonden uiterlijk op 31 december 2013 aan eisers een uittreedsom te betalen van € 347.958, onder aftrek van het saldo van een rekening-courant schuld van eisers van € 35.000 en een bedrag van € 169.873,19 ‘conform de overeenkomst tot overdracht van onderneming tegen uitreiking van aandelen’. In de vaststellingsovereenkomst is ook een kwijtingsclausule opgenomen. In januari 2014 hebben eisers aan gedaagden en G meegedeeld dat zij in het kader van de uittreedsom nog niet het volledig overeengekomen bedrag hebben ontvangen en dat zij nog recht hebben op € 26.850,10 in hoofdsom. Eisers vorderen in rechte betaling van dit bedrag.