Aflevering 4

Gepubliceerd op 31 mei 2016

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2016/117 - Sign. - Schijn is gewekt dat een toereikende volmacht is verleend (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:644)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Circusexploitant A heeft W in dienst. W beschikt over een circusbedrijfswagen van A en is daarmee vaak bij carrosseriebedrijf C geweest. W sluit met C een overeenkomst om een trailer van A te verbouwen tot woonwagen. W brengt de trailer met de circusbedrijfswagen bij C, haalt deze met dezelfde wagen op na de verbouwing en betaalt € 5.000 (aan). Vervolgens gaat A zelf in de woonwagen wonen. Drie maanden later wordt nog eens € 2.000 aan C betaald voor de werkzaamheden. De definitieve factuur van C van € 28.004 betaalt A niet.

ORP 2016/118 - Sign. - Onvoldoende bewijs voor bestaan geldleningsovereenkomst (Rechtbank Oost-Brabant 17 februari 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:585)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
X en Y hebben op 1 december 2013 een overeenkomst gesloten waarbij X zijn onderneming voor € 10.000 aan Y heeft verkocht. Zij hebben op 1 december 2013 een geldleningsovereenkomst gesloten, waarbij Y € 10.000 van X heeft geleend in verband met de verschuldigde koopsom van de onderneming (Geldleningsovereenkomst 1).

ORP 2016/119 - Sign. - Geen eigenlijke dienstwoning maar onderhuurovereenkomst (Rechtbank Noord-Holland sector kanton 27 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:525)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Farm Food en X zijn op 11 februari 2014 een tijdelijke arbeidsovereenkomst aangegaan. Farm Food heeft besloten deze arbeidsovereenkomst na 10 augustus 2015 niet te verlengen. X woont met ingang van 1 juni 2014 in een woning die door Farm Food voor X is gehuurd. Farm Food betaalde overeenkomstig de schriftelijke huurovereenkomst aan verhuurder € 1.250 huur per maand. X en Farm Food hebben afgesproken dat de huur die Farm Food aan de verhuurder betaalt ook door X zou worden betaald, maar dat op een andere manier zou worden afgerekend. Farm Food hield € 800 netto in op het loon. Het restant van € 50 werd verrekend door het maandelijkse inkomen van X met dat bedrag te verlagen. X woont nog immer in de woning. Nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, betaalt X op geen enkele wijze voor het genot van de woning.

ORP 2016/120 - Sign. - Kosten voor zorgservice in recreatieruimte zijn geen servicekosten (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:395)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
V verhuurt aan H een appartement in een wooncomplex met een recreatieruimte, waarin zich een keuken bevindt. Maaltijden kunnen bewoners tegen betaling in de recreatieruimte nuttigen. De ruimte wordt verder benut voor activiteiten en heeft een televisie, kranten en tijdschriften. De huurovereenkomst bevat een beding dat voor het medegebruik van de algemene ruimten en voor de bijbehorende dienstverlening maandelijks servicekosten verschuldigd zijn, jaarlijks vastgesteld op kostprijsbasis. Bij de specificatie van de servicekosten is voor het gebruik van de ontmoetingsruimte een bedrag van € 12,50 opgenomen. V en H twisten over de verschuldigdheid van de kosten van de ruimte. V vordert een verklaring voor recht dat de vergoeding van € 12,50 per maand inzake levering van zorgservice in de recreatieruimte geen servicekosten zijn in de zin van artikel 7:237 lid 3 BW en dat H de overeengekomen vergoeding verschuldigd is voor de genoemde zorgservice.

ORP 2016/121 - Sign. - Benadeling aangesproken partij is door het (zeer) late klagen genoegzaam aangetoond (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:930)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
X maakt bij dagvaarding van 21 mei 2013 een procedure tegen mr. A van A BV aanhangig, waarin X stelt dat A bij de door hem verleende juridische bijstand aan X een kunstfout heeft gemaakt omdat A als redelijk bekwaam en deskundig advocaat het feit dat op een bedrijfspand een belastinglatentie rustte niet over het hoofd had mogen zien. Hij had op die mogelijkheid attent moeten zijn alvorens in te stemmen met het regelingsverzoek en nader onderzoek in moeten stellen. De rechtbank heeft de vorderingen van X afgewezen. In hoger beroep vordert X van A en A BV hoofdelijke veroordeling tot betaling aan X van een schadevergoeding wegens de kunstfout.

ORP 2016/122 - Sign. - Eiser moet stellen en onderbouwen op welke datum verzuim is ingetreden (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:645)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
International Card Service (ICS) sluit met X een creditcardovereenkomst. X krijgt een creditcard voor geldopname en betalingen. Gedane opnamen moet X maandelijks aan ICS terugbetalen. Als X ondanks aanmaningen het saldo van de opnamen/bestedingen niet voldoet, vordert ICS het openstaande saldo plus kosten. Volgens ICS heeft zij X tevergeefs aangemaand en in gebreke gesteld, heeft zij het nodige gedaan om betaling te verkrijgen en dat zij, na het intreden van het verzuim, X ex artikel 6:96 lid 6 BW opnieuw heeft aangemaand de vordering te voldoen binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen.

ORP 2016/124 - Sign. - Oneerlijk beding in Dexia-overeenkomst? Afwachting beantwoording prejudiciële vragen (Gerechtshof Den Haag 12 januari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:471)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De vraag is aan de orde of artikel 6 van de Bijzondere Voorwaarden van de Dexia-overeenkomst oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG. Het hof wil voorkomen dat in onderling vergelijkbare zaken uiteenlopende uitspraken worden gewezen en acht het daarom aangewezen de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen af te wachten alvorens verder wordt geprocedeerd.

ORP 2016/125 - Sign. - Arbitragebeding in aan overeenkomst gehechte algemene voorwaarden rechtsgeldig (Gerechtshof Amsterdam, 16 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:512)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
X en K sluiten een vervoersovereenkomst met een arbitragebeding in aangehechte algemene voorwaarden. Als X een deel van de overeengekomen lading niet vervoert, betaalt K onder protest de te veel in rekening gebrachte kosten en vordert vervolgens veroordeling van X tot terugbetaling. X beroept zich op het arbitragebeding, waarop de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering van K kennis te nemen. K stelt in hoger beroep (1) dat de algemene voorwaarden niet tot de overeenkomst behoren omdat zij deze niet heeft ondertekend, (2) dat de algemene voorwaarden alleen zijn gebruikt voor definitiedoeleinden en (3) dat het in het arbitragebeding genoemde International Commercial Arbitration Court niet bestaat.

ORP 2016/126 - Sign. - Belangen bank wegen zwaarder dan die van in gebreke gebleven cliënt (Voorzieningenrechter Rechtbank Limburg 18 januari 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:390)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Op 3 oktober 2013 sluit X bij SNS Bank een hypotheek af ter waarde van € 170.526. Begin 2014 ontstaat er een betalingsachterstand, waarop diverse aanmaningen van SNS volgen. Uiteindelijk laat SNS op 20 juni 2014 aan X weten dat de hypotheek wordt opgeëist. Op 1 september 2015 laat SNS bovendien per brief weten dat X bij de hypotheekaanvraag een vervalste werkgeversverklaring met bijbehorende inkomensgegevens heeft gebruikt en dat de kredietrelatie met X wordt opgezegd. Diezelfde maand kondigt SNS de executieveiling van de woning (artikel 3:268 BW) aan.

ORP 2016/127 - Sign. - Consument kan aankoopbedrag niet geleverd product aan zijn bank terugvragen (Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 26 januari 2016, uitspraaknr. 2016-051)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Consument C heeft een betaalrekening bij ING Bank, waaraan een creditcard is gekoppeld. Op 27 januari 2015 bestelt C voor € 429 online een computer bij het buitenlandse bedrijf Global Electronic Solutions Limited (hierna: de verkoper). C heeft dit met zijn creditcard betaald via Western Union en het bedrag is cash door de verkoper opgehaald. Vervolgens heeft de verkoper een dag later verzocht om een aanvullende betaling € 297,99 voordat hij de computer zou verzenden. C heeft dit niet betaald en de computer is niet geleverd. Daarop heeft C ING via de GeldTerugService verzocht het bedrag van € 429 terug te storten. Dit heeft ING geweigerd.

ORP 2016/128 - Sign. - Wetenschap van verontreinigde grond, desondanks koopovereenkomst gesloten (Gerechtshof Amsterdam 8 maart 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:863)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
VOF heeft als koper en projectontwikkelaar met de gemeente als verkoper een overeenkomst opgesteld ten aanzien van de koop en bebouwing van een perceel. Door een milieutechnisch bureau is een bodemonderzoek opgesteld, waarin is opgenomen dat de grond licht is verontreinigd met minerale olie en polycyclische aromatische koolwaterstoffen en dat bij eventuele afvoer van grond (in de toekomst) rekening dient te worden gehouden met toepassingsbeperkingen en verhoogde verwerkingskosten. VOF doet een zogenaamde BUS-melding om de bodem te saneren bij de gemeente. VOF stelt dat de gemeente op grond van de overeenkomst althans op grond van onrechtmatige daad verplicht is haar de saneringskosten van de grond te betalen. Het gaat, meer concreet, om de meerkosten die de VOF ter zake van de afvoer van de ontgraven grond heeft moeten maken als gevolg van het feit dat die grond verontreinigd was.

ORP 2016/129 - Sign. - Verkoper meldt te lage servicekosten in verkoopadvertentie (Rechtbank Noord-Holland 2 maart 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:1708)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
K koopt van V twee appartementsrechten. Volgens de verkoopadvertentie bedragen de servicekosten € 154 per maand. De notaris bericht aan K dat de periodieke bijdrage voor het appartement en de stallingsplaats € 193,79 per maand bedraagt, waarop K laat weten niet akkoord te gaan met de hogere servicekosten. K stelt na de levering V aansprakelijk voor de geleden schade en vordert gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, subsidiair een verklaring voor recht dat sprake is van dwaling en de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het door K geleden nadeel te wijzigen door vermindering van de koopprijs met € 25.151.

ORP 2016/130 - Sign. - Opleiding gestart terwijl juridische inbedding nog onduidelijk was (Rechtbank Midden-Nederland 2 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1013)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De vijf eisers in deze zaak zijn studenten aan de Hogeschool H en volg(d)en de bachelor Medische Hulpverlening (BMH), welke opleiding sinds het studiejaar 2010/2011 door H wordt aangeboden. BMH leidt op tot een nieuw beroep van Medisch Hulpverlener (MH) in één van de drie richtingen ambulancezorg, spoedeisende hulp of anesthesie. Beoogde toekomstige werkgevers zijn veelal ziekenhuizen of ambulancediensten. Tijdens de opleiding doet de student een aantal verplichte praktijkstages. In de Wet BIG zijn Medisch Hulpverleners die de BMH met goed gevolg hebben afgerond niet aangewezen als beroepsbeoefenaars die (zelfstandig) voorbehouden handelingen mogen verrichten. Gedurende de studiejaren 2010/2011 en 2011/2012 blijkt dat de medische sector onvoldoende stageplaatsen aanbiedt voor BMH-studenten. Het Landelijk Platform Bacheloropleiding Medische Hulpverlening (Landelijk Platform) adviseert de minister om de BMH, analoog aan de regeling voor verpleegkundige beroepen, volgens artikel 3 Wet BIG met functioneel zelfstandige bevoegdheid te regelen. Verder adviseert zij om op korte termijn voor de BMH een regeling te treffen zodat deze gerechtigd is tot een aantal omschreven voorbehouden handelingen.

ORP 2016/131 - Sign. - Machtiging tot beheer en ontruiming (Gerechtshof Den Haag 16 februari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:265)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De Rabobank heeft de voorzieningenrechter verzocht haar te machtigen op de voet van artikel 3:267 lid 2 BW tot beheer en ontruiming van een woning op grond van een beheers- en ontruimingsbeding dat is opgenomen in de hypotheekakte. De voorzieningenrechter heeft de machtiging verleend. In hoger beroep bekrachtigt het hof die beschikking.

ORP 2016/132 - Sign. - Imputatieregels (Gerechtshof Amsterdam 16 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:509)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
H huurt een woning van V en is in een eerdere procedure veroordeeld tot betaling van een huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten. H heeft vervolgens betalingen verricht zonder aan te geven waarop die betalingen betrekking hebben. V heeft de betaling afgeboekt op hetgeen waartoe H veroordeeld was. V heeft H opnieuw gedagvaard vanwege een nieuwe huurachterstand. H is toen bij verstek veroordeeld tot betaling en ontruiming. H heeft vervolgens een moratorium als bedoeld in artikel 287b Fw verzocht en verzet aangetekend tegen het verstekvonnis. De rechtbank heeft het V vervolgens verboden tot ontruiming over te gaan totdat op het moratoriumverzoek is beslist. Het verzoek wordt toegewezen, maar op enig moment vervalt het moratorium alsnog en gaat V tot ontruiming over.

ORP 2016/133 - Sign. - Is akte executoriale titel? Bank maakt geen misbruik van recht bij procedure over restschuld (Rechtbank Noord-Holland 6 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:1672)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
X heeft aan Rabobank een recht van hypotheek op zijn woning verstrekt. Hij is in verzuim geraakt met betrekking tot de terugbetalingsverplichtingen uit hoofde van de door de hypotheek gedekte geldleningsovereenkomsten. In april 2011 is Rabobank overgegaan tot executie van het recht van hypotheek. Na executoriale verkoop van de woning heeft Rabobank nog een restvordering van € 113.901,05 op X. Rabobank vordert veroordeling van X tot betaling van € 137.513,46. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom, de overeengekomen rente tot 15 oktober 2014 (€ 20.587,41) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 3.025), te vermeerderen met rente tot aan de dag van voldoening. Volgens X maakt Rabobank misbruik van recht door de onderhavige procedure te voeren, aangezien de grosse van de hypotheekakte ook als executoriale titel geldt voor de restvordering na uitwinning van het hypotheekrecht (artikel 430 Rv).

ORP 2016/134 - Sign. - Opgeven orders via internetbankieren lukte niet: bank moet schade vergoeden (Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 17 februari 2016, uitspraaknr. 2016-077)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De stiefzoon van consument C houdt bij de Bank een effectenrekening aan. De effectenportefeuille op deze beleggingsrekening wordt door C beheerd. Op de effectenrekening wordt belegd op basis van execution only. Op 13 oktober 2014 heeft C via internetbankieren een order ingelegd tot verkoop van 38.100 claimrechten op aandelen Imtech met een limiet van € 0,159. Daarna, omdat hij had geconstateerd dat die limiet te hoog lag, heeft hij besloten deze order te royeren en de limiet te verlagen naar € 0,129. Toen dit via internetbankieren niet lukte, heeft C de orderlijn van de Bank gebeld en doorgegeven dat hij deze order wilde royeren. Op 14 oktober 2014 kon C nog steeds geen orders opgeven via internetbankieren. Hij heeft daarom voorbeurs de volgende orders opgegeven via de orderlijn: (1) verkoop van 40.000 aandelen Imtech met een limiet van € 0,0499, (2) inschrijven, met 1.900 claimrechten Imtech, op de emissie van aandelen Imtech en (3) verkoop van 38.100 claimrechten Imtech met een limiet van € 0,10. De verkooporder van 40.000 aandelen Imtech is uitgevoerd; de verkooporder van 38.100 claimrechten Imtech is niet uitgevoerd en om 23.59 uur vervallen verklaard. Een dag later kon C nog steeds geen orders opgeven via internetbankieren. Hij is toen naar het kantoor van de Bank in Venray gegaan, om orders te kunnen inleggen. Ook op het kantoor lukte dit echter niet. Het probleem zou technisch zijn en worden doorgegeven aan de juiste instanties. Daarna heeft C de orderlijn gebeld en een order opgegeven tot het verkopen van 38.100 claimrechten Imtech met een limiet van € 0,0399, lopend tot en met 17 oktober 2014. Deze order is niet uitgevoerd. Op 21 oktober 2014 heeft de Bank C telefonisch gemeld dat hij bij zijn order, na de knop ‘negeer waarschuwing’, opnieuw de knop ‘verzenden’ had moeten indrukken. C heeft naar aanleiding van deze gebeurtenissen een klacht ingediend.

ORP 2016/135 - Sign. - Causaal verband tussen onrechtmatige gedraging en geleden schade aanwezig (Rechtbank Oost-Brabant 24 maart 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:912)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
A is uitzendkracht bij de uitvoering van wegwerkzaamheden en bevindt zich samen met B achterop een open aanhangwagen, voortgetrokken door een bestelauto van (en bestuurd door) X. Het is de bedoeling dat A, terwijl de aanhangwagen stapvoets door (de auto van) X wordt voortgetrokken, afzetschilden vanaf de aanhanger in de berm gooit. In eerste instantie doet A dat terwijl hij achterop de aanhangwagen zit. Vanaf het moment dat hij in een zittende positie de afzetschilden niet meer kan pakken, gaat hij op de aanhangwagen staan. A verliest zijn evenwicht en valt tussen de aanhangwagen en de auto van X. A loopt blijvend letsel op en stelt de verzekeraar van X aansprakelijk, omdat het op grond van artikel 61b RVV verboden is om personen te vervoeren in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig. Volgens de verzekeraar is er geen causaal verband tussen de normschending en de schade en is er sprake van 100% eigen schuld van A.

ORP 2016/136 - Sign. - Geen frauduleus handelen verzekeringnemer: diefstalschade moet worden vergoed (Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2 februari 2016, uitspraaknr. 2016-061)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Sinds 30 mei 2011 heeft consument C een doorlopende reisverzekering bij verzekeraar V, evenals een rechtsbijstandsverzekering en woonverzekeringen. In mei 2014 gaat C met vakantie. Haar horloge raakt tijdens die vakantie beschadigd. In augustus 2014 gaat C wederom met vakantie. Tijdens die vakantie wordt haar horloge gestolen. Bij terugkomst doet C een beroep op haar reisverzekering teneinde de waarde van het horloge (€ 495) vergoed te krijgen. C overlegt hiertoe het garantiebewijs dat zij na haar vakantie van de juwelier heeft gekregen. Volgens V is de desbetreffende juwelier echter sinds 6 augustus 2014 failliet en is de maximale prijs voor een vergelijkbaar horloge € 295. Op 23 februari 2015 wijst V de vordering van C schriftelijk af met een beroep op artikel 4 sub d van de polisvoorwaarden (opzettelijke misleiding). Per dezelfde datum zegt V alle verzekeringen van C tussentijds op en registreert haar persoonsgegevens in de gebeurtenissenadministratie en het daaraan gekoppelde interne verwijzingsregister (IVR).

ORP 2016/137 - Sign. - Tenietgaan van beperkte rechten door afstand of vermenging: hoe schijn kan bedriegen (J.C. van Straaten, WPNR – Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2016/7101)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Door afstand en vermenging gaan beperkte rechten teniet. Maar derden die op hun beurt een beperkt recht hebben op (of ontlenen aan) het tenietgaande recht worden beschermd. Dat zal meestal niet uit de kadastrale registratie blijken. Alertheid is geboden, aldus de auteur.

ORP 2016/138 - Sign. - Bank hoeft concernfinanciering niet te continueren (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 10 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:917)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De Brova Groep exploiteert drie winkelformules in de retailsector. ING Bank was al 33 jaar de huisbankier. De bank heeft een kredietfaciliteit verschaft tot € 18 miljoen. De overeenkomst, waarvan de kredietfaciliteit toen was teruggebracht tot iets meer dan € 7 miljoen, eindigde per 1 januari 2014. In het kader van de onderhandelingen over herfinanciering zijn partijen niet tot elkaar gekomen, waarna de kredietrelatie na enig uitstel definitief eindigde. Brova heeft twee procedures gevoerd tegen de bank om te bereiken dat de bank een rekening-courantfaciliteit ter beschikking zou stellen, dan wel om door te onderhandelen over verlenging van de relatie. De vorderingen van Brova zijn afgewezen.

ORP 2016/139 - Sign. - Rechtsgeldige vernietiging effectenleaseovereenkomst minderjarige door moeder (Gerechtshof Den Haag 16 februari 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:264)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De dan nog minderjarige A heeft op 19 juni 2000, vertegenwoordigd door haar vader, een effectenlease-overeenkomst, genaamd Allround Effect, gesloten met Dexia. Bij brief van 19 januari 2006 heeft de moeder van A aan Dexia onder meer geschreven dat haar echtgenoot daarvoor destijds niet haar toestemming had en hiertoe niet was gemachtigd op grond van artikel 1:345 BW. Om die reden beroept zij zich op de vernietigingsgrond als bedoeld in artikel 1:347 BW, waardoor het gesloten contract met terugwerkende kracht geacht wordt niet tot stand te zijn gekomen. A vordert samengevat primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd met veroordeling van Dexia tot schadevergoeding. Subsidiair vordert A een verklaring voor recht dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en schadevergoeding. Daarnaast wordt betaling van de door A gemaakte buitengerechtelijke kosten gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Hiertegen heeft A beroep ingesteld.

ORP 2016/141 - Sign. - Het aangepaste huurbedingartikel in theorie en praktijk (I. Visser, ftV – civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen 2016/3)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Het is nu ruim een jaar geleden dat de Wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken in werking trad. Deze wet heeft gezorgd voor een aantal belangrijke wijzigingen bij met name de executoriale verkoop van ‘tot bewoning bestemde onroerende zaken’. Een van die wijzigingen zag op artikel 3:264 BW, het ‘huurbedingartikel’. De noodzaak tot het aanbrengen van wijzigingen in deze bepaling was groot. In dit artikel staan het huurbedingartikel, de wijzigingen daarin en de uitwerking daarvan in de praktijk centraal.

ORP 2016/142 - Sign. - Zaaksvervanging of vergoedingsrecht bij samengestelde rechtshandelingen? (B.E. Reinhartz, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2016/3)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Bij een lening ouders-kind, gevolgd door kwijtschelding onder uitsluitingsclausule en opvolgende koop van een perceel van de ouders, moet de hoofdregel van zaaksvervanging worden toegepast: is de aankoop voor meer dan de helft betaald met privé- of met gemeenschapsgeld? Als het perceel privé is, is het daarop gebouwde huis vanwege natrekking ook altijd privé, ongeacht hoe de financiering van de bouw is geschied.

ORP 2016/143 - Sign. - Verkoop huurwoning aan huurder tegen waarde in verhuurde staat: een gift? (F.A.M. Schoenmaker, FBN – Fiscale Berichten voor het Notariaat 2016/3)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
Op 3 augustus 2015 oordeelde de Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2015:7850) dat er sprake was van een belaste schenking omdat een vader een woning overdroeg tegen de verhuurde waarde aan zijn zoon. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep dan wel sprongcassatie ingesteld. Desondanks stelt de auteur dat deze uitspraak in de praktijk niet tot leidraad moet worden genomen omdat deze afwijkt van de geldende jurisprudentie.

ORP 2016/144 - Sign. - Extinctieve verjaring of kraak? (Rechtbank Limburg 20 januari 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:365)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
De eigenaar van de grond en het water aan De Weerd in Roermond vordert dat gedaagde (de gebruiker van de grond en het water) tot ontruiming veroordeeld wordt. De eigenaar stelt dat de gebruiker zonder recht of titel op de grond en het water verblijft (en wel door middel van een woonark). Gedaagde betoogt dat hij door extinctieve verjaring eigenaar van de grond en het water is geworden.

ORP 2016/145 - Sign. - Schuldeiser doet terecht beroep op retentierecht (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 18 februari 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:510)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
H huurt een auto van verhuurbedrijf V. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van V van toepassing. Partijen verlengen de overeenkomst tot 16 november 2015. Een op grond van een betalingsregeling overeengekomen bedrag van € 700, te betalen op 16 november 2015, voldoet H niet. Als H na ommekomst van de huurtermijn ondanks meerdere verzoeken van V, de auto niet inlevert, haalt V op 10 december 2015 zelf de auto op met de zich daarin bevindende spullen van H. De verschillende eindafrekeningen van V betaalt H ook niet. H vordert in kort geding veroordeling van V om zijn goederen onvoorwaardelijk vrij te geven. H stelt dat hij V steeds heeft verzocht om een factuur te mailen, maar dat V aan dat verzoek niet heeft voldaan. Omdat V de auto zonder medeweten van H heeft meegenomen, met daarin laptops, iPads, geld, bankafschriften en administratie, kan H zijn bedrijf niet uitoefenen. Nu volgens H de eindafrekening van V onjuist is, kan V geen beroep doen op zijn retentierecht en is het beroep van V op het retentierecht naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus H. V stelt dat de algemene voorwaarden de mogelijkheid bieden de auto mee te nemen als de huurder de eindafrekening niet betaalt.

ORP 2016/146 - Sign. - Vervoerder gijzelt torenkraan voor schulden van een andere partij: hoever strekt het retentierecht? (Gerechtshof Den Haag 8 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:478)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
X Towercranes GmbH heeft een torenkraan verhuurd voor een bouwproject in Londen. Het vervoer heen is verricht door Y Bouwmaterieel BV. Y heeft voor de terugreis Alphatrans ingeschakeld. Alpahtrans stopt het transport in Rotterdam, omdat Y een betalingsachterstand heeft bij Alphatrans. Alphatrans vraagt en krijgt een bedrag van € 24.000 van Y, om het transport voort te zetten. Maar Y had nog meer schulden aan Alphatrans, en die weigert het vervoer alsnog voort te zetten. Y failleert. X vordert aflevering door Alphatrans van de kraanonderdelen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van X afgewezen.

ORP 2016/147 - Sign. - Effectenlease: stuitende werking van een collectieve vordering (Rechtbank Amsterdam 18 februari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1043)

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016
In deze zaak ligt de vraag voor of HR 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) tot gevolg heeft dat er geen sprake kan zijn van verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van effectenlease-overeenkomst(en) ex artikel 1:88 BW, indien er een buitengerechtelijke vernietiging heeft plaatsgevonden vóór het verlopen van de opt-out termijn op 1 augustus 2007. Deze termijn is bepaald bij de verbindendverklaring van de Duisenbergregeling (WCAM-overeenkomst) op 25 januari 2007.

ORP 2016/148 - Art. - Is een verhaalsbeding voor Wav-boeten geldig of nietig?

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016 geschreven door Hoogh de, mr. A.N.L.
De Hoge Raad heeft op 11 december 2015 een prejudiciële beslissing gegeven waarin het leerstuk van de ongeoorloofde overeenkomst ex artikel 3:40 lid 1 BW centraal stond. De prejudiciële vraag had betrekking op de mogelijke nietigheid van een beding in een overeenkomst van aanneming van werk, op grond waarvan bestuurlijke boeten, opgelegd wegens overtreding van de Wet arbeid verhoudingen, konden worden verhaald op de andere contractspartij. Daarvan was volgens de Hoge Raad geen sprake, ook al kan het ten gevolge hebben dat de boete uiteindelijk niet wordt gedragen door degene aan wie deze wegens een eigen overtreding is opgelegd.

ORP 2016/149 - Art. - De nieuwe wet ‘Dubbele bemiddelingskosten’: Exit kosten huurder?

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016 geschreven door Vlaanderen, mr. C.M.H.
Per 1 juli 2016 zal de wet ‘Dubbele bemiddelingskosten’ in werking treden. Vanaf die datum mag een bemiddelaar die zowel voor de huurder als voor de verhuurder optreedt bij het sluiten van een huurovereenkomst aangaande woonruimte, niet meer bedingen dat de huurder courtage betaalt. Luidt de nieuwe wet het einde in van het door verhuurbemiddelaars aan huurders in rekening brengen van (verhuur)kosten?

ORP 2016/150 - Art. - Memorandum uitlegjurisprudentie van de Hoge Raad

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016 geschreven door Drion, C.E.
Sinds 1946 is de uitleg van rechtshandelingen en documenten (vooreerst primair en sinds 1 januari 1992 uitsluitend) het domein van de rechter (HR 28 juni 1946, NJ 1946, 524). Hoewel de Hoge Raad ten aanzien van uitleg een zekere afstand bewaart door veel ruimte aan de feitenrechter te geven, is toch het aantal uitspraken (zeer) groot en is het niet altijd eenvoudig om de grote lijnen te ontwaren. Deze bijdrage – geen artikel in de klassieke zin – geeft een weergave van de uitlegjurisprudentie van de Hoge Raad. Hoewel ook hiermee het caleidoscopische karakter van de uitlegjurisprudentie niet wordt weggenomen, kan de praktijkjurist nu in ieder geval, zonder zelf nog tientallen jaren aan jurisprudentie door te hoeven nemen, kennisnemen van een aantal vuistregels en gezichtspunten.

ORP 2016/151 - Art. - Drafting tips & skills: garanties

Aflevering 4, gepubliceerd op 31-05-2016 geschreven door Ruygvoorn, mr. dr. M.R.
Garantiebepalingen vormen, naast de daarvan wel te onderscheiden maar veelal in het verlengde daarvan liggende bepalingen over (beperking van) aansprakelijkheid, doorgaans de ‘piece de resistance’ van veel commerciële contracten en de onderhandelingen daarover. Een goede reden om in deze rubriek even kort stil te staan bij het fenomeen garanties.