Aflevering 5

Gepubliceerd op 12 juli 2016

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2016/153 - Sign. - Bewijs dat bestuurder zich jegens de bank in privé heeft verbonden niet geleverd (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1039)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Op 15 oktober 2007 hebben Rabobank en De Assistenten BV een overeenkomst gesloten, op grond waarvan Rabobank een krediet in rekening-courant heeft verstrekt van € 15.000 ten behoeve van de door De Assistenten gedreven onderneming. Op dat moment was appellant A statutair bestuurder van Stichting Administratiekantoor MV Holding, die op haar beurt bestuurder was van De Assistenten. Rabobank heeft in juli 2009 de Financieringsovereenkomst opgezegd en De Assistenten gesommeerd het bedrag van het krediet, vermeerderd met de ongeoorloofde overstand, te voldoen. Rabobank heeft ook A aangesproken tot betaling, met de grondslag dat A op grond van de Financieringsovereenkomst als mede-rekeninghouder hoofdelijk aansprakelijk is voor het krediet in rekening-courant. A heeft dit betwist.

ORP 2016/154 - Sign. - Afgebroken onderhandelingen: geen recht op schadevergoeding (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2878)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
V verkoopt een nog te bouwen woning met grond aan K, die zich laat bijstaan door makelaar M. Voor de bouw moet een koop/aannemingsovereenkomst worden gesloten met Bouwgroep H. Er wordt veel overleg gevoerd. Op 13 april 2012 verstrekt V een offerte, incl. meerwerklijst. M ontvangt op 10 juli 2012 de (concept)koopovereenkomst voor de grond en de (concept)aannemingsovereenkomst. Als eind augustus V en K nog steeds niet tot overeenstemming zijn gekomen, breekt V de onderhandelingen af.

ORP 2016/155 - Sign. - Geen reden om gerechtvaardigd te vertrouwen in het tot stand komen van een overeenkomst (Rechtbank Noord-Nederland 6 april 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:1622)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
X, wetenschapper en entrepreneur, heeft samen met A BV de onderneming B BV opgericht. B BV doet onderzoek naar slibreducerende technologietechnieken en heeft een systeem ontwikkeld waarin slibafbraak door wormen op de locatie van de rioolwaterzuiveringsinstallatie kan plaatsvinden. C maakt gebruik van het systeem.

ORP 2016/156 - Sign. - Vordering geldlening afgewezen omdat geïntimideerde geen partij was bij overeenkomst (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 april 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2875)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
M en V zijn met elkaar verloofd. In 2008 komen M en B (de broer van V) overeen dat M in totaal € 50.000 van B zal lenen. Volgens B is deze lening bedoeld voor de aankoop van een woning door M. Tussen april en juni 2008 maakt B in totaal € 39.000 over aan M. Deze bedragen zijn afkomstig van de vader van B, die de bedragen eerder aan B heeft overgemaakt. Medio 2008 koopt M een woning. In juni 2009 verbreekt hij de verloving met V.

ORP 2016/157 - Sign. - Artikel 1:88 BW; rechtshandeling die in de normale uitoefening van het bedrijf wordt verricht (Rechtbank Rotterdam 6 april 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2588)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
M en V zijn met elkaar gehuwd. M is directeur-grootaandeelhouder van Mauritsweg BV. Boele vordert veroordeling van M tot betaling van € 5.205.535. Volgens haar heeft M in strijd met de vermogensinstandhoudingsverklaring gehandeld. M heeft gegarandeerd dat alle door Mauritsweg met betrekking tot het Calypso-project van derden ontvangen gelden zouden worden aangewend voor de realisatie van dit project of voor voldoening aan wettelijke verplichtingen; de gelden zouden niet anderszins worden aangewend. Indien het bedrag van € 5.205.535 niet was onttrokken, had Mauritsweg volgens Boele een deel van de aan haar verschuldigde termijnen kunnen voldoen. Boele stelt dat M hiervoor aansprakelijk is.

ORP 2016/158 - Sign. - Geen bewijs kredietovereenkomst, dus geen veroordeling achterstallige betalingen (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1435)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Op 16 december 2013 heeft International Card Services BV (ICS) bij de kantonrechter gevorderd dat G € 5.582,97 aan haar moet betalen, te vermeerderen met de maximale toegestane rente op basis van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) vanaf 18 november 2013 tot aan de dag dat alles is betaald. ICS heeft daartoe aangevoerd dat zij aan G een creditcard heeft verstrekt met daaraan gekoppeld een doorlopend krediet. G moest de bestedingen met de creditcard in maandelijkse termijnen aan ICS terugbetalen, maar heeft een betalingsachterstand laten ontstaan. Vervolgens zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen, maar deze is G niet nagekomen. G is daarop voor een achterstand van meer dan twee maanden in gebreke gesteld en ICS is, nadat G achterstallig bleef, tot vervroegde opeising van het verschuldigde overgegaan.

ORP 2016/159 - Sign. - Veilingkoop vernietigd door onjuiste mededelingen in veilingvoorwaarden (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1637)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Vastgoedhandelaar X heeft een verhuurd bedrijfspand gekocht op een executieveiling. De rechtbank heeft geoordeeld dat X de veilingkoop rechtsgeldig wegens dwaling heeft vernietigd, omdat hij er bij de koop vanuit was gegaan dat het bedrijfspand in strijd met het huurbeding in de hypotheekakte was verhuurd en dat hij het pand dus kon laten ontruimen. Na de koop bleek echter dat de verhuur van het pand in de hypotheekakte is vermeld, zodat de verhuur niet in strijd was met het huurbeding. Dat X een onjuiste voorstelling van zaken had, is te wijten aan onjuiste mededelingen van de door hypotheekhouder ingeschakelde notaris.

ORP 2016/160 - Sign. - Ondanks ‘glijclausule’ was overdracht tegen symbolische koopprijs paulianeus (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:296)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
X heeft voor € 1 aandelen in een BV verkocht aan een gelieerde partij. In de leveringsakte is het volgende bepaald: ‘In geval enige belastingautoriteit of gerechtelijke instantie bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis of beschikking een andere waarde toekent aan de Aandelen dan de koopsom, of oordeelt dat het bedrag van de koopsom niet de waarde in het economisch verkeer van de Aandelen per de datum van overdracht vertegenwoordigt, dan zal een dergelijk oordeel niet de nietigheid of vernietigbaarheid tussen partijen van de in deze akte omschreven rechtshandelingen en overdracht tot gevolg hebben, maar zullen partijen de aldus door de belastingautoriteit of gerechtelijke instantie vastgestelde waarde als koopsom aannemen, dan wel in redelijk overleg een bedrag van de koopsom vaststellen dat naar het oordeel van partijen het oordeel van de belastingautoriteit of gerechtelijke instantie zo dicht mogelijk benadert. Partijen zullen vervolgens die handelingen verrichten die nodig zijn om de feitelijke situatie zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de door partijen bij het aangaan van de onderhavige overeenkomst beoogde situatie.’ Anderhalf jaar na de overdracht is X failliet verklaard. Thans is voor het hof in geschil of de curator van X de transactie terecht heeft vernietigd op grond van artikel 42 Fw (pauliana).

ORP 2016/161 - Sign. - Is de relatie tussen deurwaarderskantoor en woningstichting te kwalificeren als duurovereenkomst? (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1305)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Deurwaarderskantoor D verricht al 30 jaar werkzaamheden voor woningstichting W. W heeft bij brief van 23 april 2013 aan D laten weten in het vervolg een ander deurwaarderskantoor voor haar opdrachten te zullen inschakelen. D kan zich niet verenigen met deze gang van zaken. Zij stelt zich op het standpunt dat tussen haar en W een duurovereenkomst (van opdracht) voor onbepaalde tijd is gesloten en dat W jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de gesloten duurovereenkomst door deze eenzijdig zonder rechtsgeldige reden, zonder opzegtermijn en zonder betaling van een redelijke vergoeding, te beëindigen.

ORP 2016/162 - Sign. - Uitleg inhoud van overeenkomst van opdracht; overeenkomst is opzegbaar (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1070)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
L, een uitzendorganisatie voor plaatsing van buitenlandse werknemers, overlegt met A, een architectenmaatschap, over werkzaamheden inzake de huisvesting van buitenlandse werknemers. Op 17 januari 2012 stuurt A aan L een voorstel inzake honorering voor door A te verrichten werkzaamheden, bestaande uit een onderzoek naar de mogelijkheid van huisvesting binnen ca 6 km vanaf een door L op te geven postcode in een willekeurige plaats in Nederland. Over de honorering worden afspraken gemaakt. De werkzaamheden voert A in opdracht van L uit en L zal per 2 weken een verslag over de projecten ontvangen. L gaat op 17 januari 2012 per brief akkoord met het voorstel, waarop A vervolgens de werkzaamheden uitvoert. De door A aan L gestuurde facturen worden voldaan. Op 25 juni 2013 deelt L aan A mee dat zij afziet van verdere dienstverlening door A.

ORP 2016/163 - Sign. - Overdracht zag niet op strook grond die buurman had geannexeerd (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1493)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
In 2008 is een perceel weiland aan X overgedragen. Enige tijd na de levering ontdekt X dat een deel van het kadastrale perceel door de buurman (Y) wordt gebruikt als tuin en erf. Naar aanleiding hiervan vordert X onder meer een verklaring voor recht dat Y onrechtmatig handelt door inbreuk te maken op het eigendomsrecht van X. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat X geen eigenaar is geworden van de litigieuze strook grond. Thans heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

ORP 2016/164 - Sign. - Pandrecht toegekend, want geen blijk van goederenrechtelijke werking overdrachtsverbod (Rechtbank Oost-Brabant 20 april 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:1939)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
C is curator in het faillissement van B BV. B Beheer BV was de moedermaatschappij van B BV en B Holding is de holdingmaatschappij van B Beheer BV. B Holding is eerste pandhouder van de bedrijfsuitrusting en voorraden van B BV en is de tweede pandhouder van de bestaande en toekomstige vorderingen van B BV op derden. De eerste pandhouder van die vorderingen is inmiddels voldaan. B BV heeft een koopovereenkomst gesloten met energieleverancier E en heeft uit die overeenkomst € 313.760,80 tegoed. In de overeenkomst tussen E en B BV is bepaald dat partijen niet gerechtigd zijn de rechten en verplichtingen uit de overeenkomst aan een derde over te dragen zonder schriftelijke toestemming van de andere partij. Artikel 16 van de koopovereenkomst luidt:

ORP 2016/165 - Sign. - Beroep op exoneratie is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar (Rechtbank Oost-Brabant 23 maart 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:1203)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Stichting S richt zich op verhuur in de sociale sector. In opdracht van S heeft gerechtsdeurwaarder A incassowerkzaamheden verricht. S constateert dat A een bedrag van € 72.775,66 aan geïncasseerde huurtermijnen en rente daarover nog niet aan S heeft uitgekeerd. S vordert daarop schadevergoeding van A wegens het niet goed en adequaat behandelen van de incasso-opdrachten. A beroept zich op de exoneratieclausule in zijn algemene voorwaarden.

ORP 2016/166 - Sign. - Exoneratie die essentie van opdracht raakt, is niet redelijk – beperking aansprakelijkheid wel (Rechtbank Overijssel 16 maart 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1118)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Supermarktketen Coop geeft X opdracht een winkelpand te verbouwen. X schakelt Y in om een asbestinventarisatie uit te voeren. Y rapporteert dat de aangetroffen materialen asbestvrij zijn en dat er sprake is geweest van een ‘volledige asbestinventarisatie type A’. In het rapport valt te lezen dat niet volledig kan worden uitgesloten dat bij verbouwingswerkzaamheden asbesthoudende onderdelen worden aangetroffen welke niet tijdens inventarisatie zijn opgemerkt. Onder meer kan daarvan sprake zijn bij verborgen elementen, zoals materialen boven vaste plafondplaten.

ORP 2016/167 - Sign. - Schending zorgplicht bank door aanbieden overbruggingskrediet (Gerechtshof Amsterdam 22 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5402)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
ABN AMRO Bank heeft een offerte uitbracht aan appellanten voor een hypothecaire lening van € 235.000 voor een nieuwe woning. Tevens is opgenomen dat ABN AMRO bereid is een overbruggingskrediet te verstrekken van € 52.000. ABN AMRO heeft later meegedeeld dat zij het overbruggingskrediet niet meer aan appellanten kon verstrekken, omdat zij had ontdekt dat op de eerste woning niet enkel een hypotheek rustte van € 136.134, maar ook een hypotheek van € 30.000, welk bedrag van ABN AMRO was geleend voor de aankoop van een garage. ABN AMRO heeft een nieuwe offerte uitgebracht voor een hypothecaire lening van € 300.000. Appellanten hebben deze offerte geaccepteerd. De oude woning is niet verkocht. Appellanten hebben tevergeefs een klacht ingediend bij de Ombudsman Financiële Dienstverlening en de Geschillencommissie van het Kifid. Tegen het bindend advies van de Geschillencommissie is beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep van het Kifid. Deze laatste heeft geoordeeld dat de klacht terecht was afgewezen.

ORP 2016/168 - Sign. - Schending zorgplicht bij oversluiten lening? (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1593)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Appellanten hebben met Santander een overeenkomst van geldlening gesloten voor een totaalbedrag van € 37.917. Van dit bedrag is € 34.258 door Santander betaald aan diverse schuldeisers van appellanten; het restant ad € 3.659 is ter vrije besteding uitgekeerd. Op deze kredietovereenkomst is de WCK van toepassing. Appellanten vorderden in eerste aanleg voor recht te verklaren dat Santander jegens appellanten toerekenbaar is tekortgeschoten in haar (pre)contractuele zorgplicht en mitsdien aansprakelijk is voor de geleden schade, met verwijzing naar de schadestaat. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen. In reconventie zijn appellanten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 22.276,84.

ORP 2016/170 - Sign. - Prejudiciële vragen over BIK en veertiendagenbrief (Rechtbank Midden-Nederland sector kanton 23 maart 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:1575)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of gedaagde rente en buitengerechtelijke kosten aan Fa-med dient te voldoen. Daarbij rijst de vraag of de brief van Fa-med voldoet aan de eisen die artikel 6:96 lid 6 BW aan een veertiendagenbrief stelt. De kantonrechter verwijst onder meer naar Hof Den Haag 21 april 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:813) en Hof Den Haag 7 juli 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:1896). Al eerder is over buitengerechtelijke incassokosten en de veertiendagenbrief een prejudiciële vraag gesteld, die door de Hoge Raad op 13 juni 2014 is beantwoord (ECLI:NL:HR:2014:1405).

ORP 2016/171 - Sign. - Oppervlakte appartement kleiner dan in de advertentie is vermeld (Rechtbank Amsterdam 6 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1738)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
V verkoopt aan K een appartement. V heeft makelaar M ingeschakeld. In de advertentie op Funda wordt een oppervlakte van 210 m2 vermeld. K laat M weten dat hij het appartement wil kopen om het te verhuren. Na de levering ontstaat een geschil over de oppervlakte van de woning, die 25 m2 kleiner blijkt te zijn. K vordert partiële ontbinding van de overeenkomst en verlaging van de koopprijs. M stelt dat hij K bij de bezichtiging expliciet heeft gezegd dat de werkelijke oppervlakte minder dan 200 m2 was.

ORP 2016/172 - Sign. - Parate executie van verhuurde woning: geen misbruik van recht (Voorzieningenrechter Rechtbank Gelderland 25 februari 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:1814)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
ABN Amro Bank heeft de aan V verstrekte hypothecaire geldlening opgezegd, omdat zij – in strijd met de algemene hypotheekvoorwaarden – het onderpand (een appartement) aan studenten heeft verhuurd. V vordert in kort geding een verbod op executieverkoop van het appartement. Bij brief van 23 mei 2014 heeft de bank de volgende gronden aan de opzegging van de hypotheek ten grondslag gelegd: (1) V heeft bij het aangaan van de hypothecaire geldlening onjuiste informatie verstrekt, (2) V heeft de woning in strijd met het huurbeding verhuurd aan derden en (3) V weigert mee te werken aan taxatie van de woning.

ORP 2016/173 - Sign. - Retentierecht bestond al toen hypotheekrecht werd gevestigd (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 29 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1179)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
In opdracht van de eigenaar van een perceel grond is aannemer A in maart 2011 begonnen met een bouwproject. A heeft toen een hekwerk rondom het perceel geplaatst. Op dit hek stond de naam van A vermeld en de mededeling ‘verboden voor onbevoegden’. Vervolgens heeft de eigenaar in mei 2011 op het perceel een hypotheekrecht gevestigd ten gunste van H. Nadat de eigenaar de facturen van A onbetaald liet, heeft A in november 2011 een extra hek om het perceel geplaatst met een bord waarop staat vermeld: ‘VERBODEN TOEGANG Bouwbedrijf [A] oefent hier haar retentierecht uit’. In maart 2012 heeft A het retentierecht laten inschrijven in de openbare registers. Thans is de eigenaar failliet. Tussen A en H is een geschil ontstaan over de vraag of A het retentierecht tegen H kan inroepen.

ORP 2016/174 - Sign. - Schending mededelingsplicht; verkoper kon weten dat huurachterstand essentieel was voor koper (Rechtbank Amsterdam 2 maart 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:951)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
K heeft, bij koopovereenkomst van 18 april 2012, twee appartementsrechten gekocht van V voor € 12,3 miljoen. De appartementen zijn op 31 juli 2012 geleverd. In verband met de onderhandelingen over de aankoop van de appartementen hebben partijen op 18 november 2011 een Letter of Intent getekend op 18 november 2011 (V) respectievelijk 1 december 2011 (K). K vordert thans een verklaring voor recht dat V gehouden is tot vergoeding van de schade die K lijdt als gevolg van wanprestatie door V onder de Letter of Intent en/of de koopovereenkomst, en om V te veroordelen tot betaling van € 637.404,87 ter zake schadevergoeding. In de Letter of Intent is opgenomen dat V uiterlijk op de datum van ondertekening van de Letter of Intent alle relevante informatie aan K zal verstrekken, waarbij als leidraad de checklist dient. In de checklist werd gevraagd om huurdersinformatie, waarbij de focus lag op wanbetalers en structurele betalingsproblemen. Ook werd gevraagd om relevante correspondentie, waaronder wensen en geschillen met huurders en nadere afspraken.

ORP 2016/175 - Sign. - Wanneer is sprake van opzet tot misleiding? (Hoge Raad 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:507)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
X heeft een geschil met ASR Schadeverzekeringen. ASR weigert uitkering onder de brandverzekering, omdat X bij het ontstaan van de brand in het door hem gehuurde café betrokken zou zijn. X heeft uitkering gevorderd, de rechtbank heeft de vordering afgewezen. Zij achtte het meer subsidiaire verweer van ASR gegrond, namelijk dat X bij het aanvragen van de verzekering relevante feiten heeft verzwegen. ASR zou, als zij die feiten had gekend, geen verzekering hebben gesloten. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.

ORP 2016/176 - Sign. - Europese Hof van Justitie geeft ruime uitleg aan vrije advocaatkeuze (Europese Hof van Justitie 7 april 2016, ECLI:EU:C:2016:216)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Het Europese Hof van Justitie heeft met een nieuw arrest het recht op vrije advocaatkeuze verder verruimd. Volgens het Hof komt een rechtsbijstandverzekerde ook bij ontslagprocedures bij het UWV en bij bezwaarprocedures in het bestuursrecht de vrijheid toe om zelf een advocaat te kiezen. Beide vallen namelijk wel degelijk onder het begrip ‘administratieve procedures’.

ORP 2016/177 - Sign. - Zorgplichtschending assurantietussenpersoon door niet te informeren over tussentijds gewijzigde polisvoorwaarden (Rechtbank Rotterdam 2 maart 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:2070)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Ondernemer E heeft via Rabobank een verzekering afgesloten bij Interpolis ter verzekering voor alle zakelijke risico’s. Omdat E een deel van zijn bedrijfspand wil gaan verhuren, wordt op 18 september 2012 door Interpolis een inspectie uitgevoerd. De nieuwe activiteit wordt geaccepteerd en een gewijzigd verzekeringsbewijs wordt opgesteld. Hierin staan onder andere, in een nieuwe clausule 009, specifieke vereisten voor de elektrische installatie van het pand, met betrekking tot onderhoud en controle. Een maand later, in oktober 2012, stuurt Interpolis echter een prolongatieblad van de huidige verzekering aan E. Eind 2013 stuurt Rabobank een verzekeringskaart naar E, waarop staat dat het niet uitvoeren van de in de polis vermelde preventiemaatregelen bij schade tot dekkingsverlies kan leiden. In de nacht van 11 januari op 12 januari 2014 wordt het pand van E door een brand volledig verwoest. De schade wordt vastgesteld op € 977.760,41. De schade-expert van Interpolis wijst erop dat niet is voldaan aan clausule 009 en dat daarom 10% eigen risico op de schade-uitkering ingehouden moet worden. Bij e-mail van 27 juli 2014 stelt E Rabobank aansprakelijk voor de door hem gestelde schade van € 89.469,64.

ORP 2016/178 - Sign. - Aanmerkelijk onvoorzichtig handelen valt niet onder opzetclausule (Gerechtshof Den Haag 17 november 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:3916)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
M en V zijn de ouders van zoon Z. Op 5 januari 2008 heeft M Z naar de spoedeisende hulp gebracht. Z is langere tijd opgenomen geweest. De artsen hebben een melding gedaan bij het AMK, omdat volgens hen sprake was van het shaken baby syndroom. M is strafrechtelijk veroordeeld. Reaal is de aansprakelijkheidsverzekeraar van M. V heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat M onrechtmatig jegens Z heeft gehandeld en gehouden is tot vergoeding van de geleden schade en hoofdelijke veroordeling van N en Reaal tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat.

ORP 2016/179 - Sign. - Tussenpersoon voor twee derde aansprakelijk voor niet verzekerd zijn van gestolen goederen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant sector kanton 13 april 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2293)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
X heeft assurantiebemiddelaar Y verzocht hem te adviseren over het sluiten van een inboedelverzekering voor zijn hengelsportuitrusting en zijn waterscooter, die is opgeslagen in een gehuurde garagebox. X deelt aan een medewerker van Y mee dat hij bij zijn moeder inwoont. Verzekeraar V is bereid de inboedel van de garagebox mee te verzekeren op een inboedelverzekering van de moeder van X. Op het polisblad is vermeld dat met ingang van 20 augustus 2013 is verzekerd de inboedel op het verzekerde adres van de moeder van X, alsmede ‘Inboedel op ander adres, € 13.000.’ Wanneer op enig moment wordt ingebroken in de garagebox en de complete hengelsportuitrusting en waterscooter van X zijn ontvreemd, doet X aangifte en melding bij V. V wijst de claim af, omdat X niet zou zijn meeverzekerd op de polis. Volgens X is Y tekortgeschoten in de nakoming van de zorgplicht die zij als redelijk bekwaam en redelijk handelende tussenpersoon ten opzichte van X had. X is onjuist geadviseerd, waardoor de spullen van X in de garage achteraf niet verzekerd bleken te zijn op de inboedelverzekering van zijn moeder.

ORP 2016/180 - Sign. - Een derdenbeding hoeft niet uitdrukkelijk tot stand te zijn gebracht of zelfs niet te zijn beoogd (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 februari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2626)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Bij ‘akte vestiging erfpacht koopgarant’ van 25 juni 2009 heeft stichting Deltawonen ten behoeve van geïntimeerde G een recht van erfpacht gevestigd op een perceel grond, waarop door Deltawonen een eengezinswoning zal worden gebouwd. De vestigingsakte bevat een terugkoopregeling, onder meer voor het geval G niet voldoet aan zijn verplichtingen jegens zijn hypotheekbank en deze tot executie wil overgaan. G moet in dat geval het recht van opstal aanbieden aan Deltawonen, die een terugkoopverplichting heeft. Alkmaar Hypotheken BV (de bank) heeft G een hypothecaire geldlening verstrekt van € 162.300. Op 29 januari 2014 heeft de bank de lening per 7 februari 2014 opgeëist en heeft zij laten weten gebruik te willen maken van de haar in artikel 3:268 BW gegeven bevoegdheid van parate executie. G heeft het registergoed niet aan Deltawonen te koop aangeboden.

ORP 2016/181 - Sign. - Onderhoud voor huurder zonder betaling geen ongerechtvaardigde verrijking verhuurder (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 29 maart 2016, ECLI:NL: ECLI:NL:GHSHE:2016:1189)

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016
Liftenonderhoudsbedrijf B verricht in opdracht van X herstelwerkzaamheden aan een lift. Het pand waarin de lift zich bevindt, is eigendom van vastgoedbedrijf V en wordt verhuurd aan X. In de huurovereenkomst tussen V en X is opgenomen dat de huurder zorgdraagt voor reparatie, service en vernieuwingen aan de lift. Inzake herstelwerkzaamheden laat X een factuur van € 9.594 onbetaald, evenals onderhoudsfacturen van € 4.502. Kort daarna gaat X failliet. B vordert betaling van V, stellende dat V ongerechtvaardigd is verrijkt door het herstel van de lift. De rechtbank wijst de vordering af.

ORP 2016/184 - Art. - Profiteren van wanprestatie

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016 geschreven door Dammingh, mr. J.J.
Handelt een partij die profiteert van de wanprestatie die haar contractuele wederpartij jegens een derde pleegt, onrechtmatig jegens die derde? Op deze vraag wordt in deze bijdrage ingegaan, mede aan de hand van een arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014 (Joba/Tjin-Hin-Tjoe).

ORP 2016/185 - Art. - Volgrecht Het recht van de kunstenaar bij doorverkoop van zijn kunstwerk; recente ontwikkelingen

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016 geschreven door Klomp, mr. R.J.Q.
Het volgrecht is het recht van de kunstenaar op een percentage bij de doorverkoop van zijn werk. Een bij een verkoop betrokken kunsthandelaar dient de volgrechtplichtige transacties te melden zodra daar door een beheersorganisatie als Pictoright om wordt gevraagd. Professioneel betrokken derden zoals een veilinghuis of een kunsthandelaar mogen het volgrecht direct in rekening brengen bij de koper, ook al schrijft de Volgrechtrichtlijn met zoveel woorden voor dat het volgrecht ten laste moet komen van de verkoper.

ORP 2016/186 - Art. - Drafting tips & skills: waar zijn mijn data?

Aflevering 5, gepubliceerd op 12-07-2016 geschreven door Rinzema, mr. W.F.R
Toegang tot persoonlijke of zakelijke data is belangrijker dan ooit. Papieren administraties verdwijnen in rap tempo. Gegevensverzamelingen worden steeds vaker buiten de deur geplaatst. Cloud-based oplossingen maken het eenvoudig en goedkoop om overal toegang te hebben tot gegevensverzamelingen. Maar wat als er iets fout gaat en blijkt dat er geen back-up van de gegevens is gemaakt? Diverse rechterlijke uitspraken laten zien dat ICT-dienstverleners niet zonder meer verantwoordelijk zijn.