Aflevering 7

Gepubliceerd op 25 oktober 2016

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2016/237 - Sign. - Kandidaat-notaris mocht niet afgaan op mededeling van vertegenwoordiger (Gerechtshof Amsterdam 14 juni 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2265)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Kandidaat-notaris K heeft van een bemiddelaar een overeenkomst ontvangen waarbij X een geldlening aan een BV zou verstrekken en de BV binnen enkele dagen voor X een hypotheekrecht zou vestigen. Twee dagen later ontvangt K een telefoonbericht van de bemiddelaar dat de transactie niet doorgaat. K sluit daarop het dossier. Omdat X intussen het geld rechtstreeks had overgemaakt naar de bankrekening die stond vermeld in het contract, heeft X een tuchtrechtelijke klacht tegen K ingediend. X verwijt K dat hij niet bij hem heeft geverifieerd dat geen hypotheekrecht zou worden gevestigd.

ORP 2016/238 - Sign. - Prijs is kernbeding zonder welke een overeenkomst niet tot stand komt (Rechtbank Amsterdam sector kanton 17 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3649)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
A is eigenaar van een eenmanszaak en houdt zich bezig met arbeidsbemiddeling, met name van IT-personeel. B exploiteert een lead generation-bedrijf, waarin onlineconsumentengegevens worden verzameld, die door opdrachtgevers bij marketing worden gebruikt. In augustus 2015 is door bemiddeling van A X bij B in dienst getreden, maar X staakt na een aantal dagen zijn werkzaamheden voor B. In september 2015 heeft een medewerkster van A aan een medewerker van B een e-mail verstuurd, waarin een afspraak voor een interview met een kandidaat wordt bevestigd en waarin algemene voorwaarden als bijlage worden meegezonden. In oktober wordt Y bij B geplaatst. Tussen partijen zijn geen nadere afspraken gemaakt over de bemiddelingsvergoeding die voor deze plaatsing zou gelden. A stuurt een factuur aan B voor een bedrag van € 8.000 (ex btw). B betaalt niet en beroept zich op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden, omdat deze niet bij het aangaan van de overeenkomst ter hand zijn gesteld. B bestrijdt de algemene voorwaarden te hebben ontvangen. Ook stelt B dat de prijs een kernbeding is waarover de wilsovereenstemming niet kan worden aangenomen op de wijze die voor de algemene voorwaarden geldt.

ORP 2016/239 - Sign. - Voldoende informatie verstrekt over beleggingsrisico en geprognosticeerde eindkapitaal (Rechtbank Den Haag 22 juni 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:7158)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Op 1 september 2005 sluit X bij de Postbank een hypothecaire lening af voor een hoofdsom van € 207.000, bestaande uit een Maatwerkhypotheek van € 157.000 en een aflossingsvrije hypotheek van € 50.000. Hij sluit ook een Maatwerkverzekering af. De daarbij verstrekte financiële bijsluiter vermeldt wat de verzekering inhoudt en wat de financiële risico’s zijn, inclusief rekenvoorbeelden.

ORP 2016/240 - Sign. - Toestemming wilsonbekwame echtgenote was niet nodig door verhuizing (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 juli 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4237)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. V is onder curatele gesteld, met M als curator. Onlangs heeft M met machtiging van de kantonrechter de woning verkocht waarin M en V samenwoonden. M verkeerde in de veronderstelling dat daarmee aan alle formaliteiten voor overdracht van de woning was voldaan, totdat de notaris hem erop wees dat ook vervangende toestemming van de rechtbank is vereist krachtens artikel 1:88 lid 6 BW, omdat V wilsonbekwaam is. Naar aanleiding hiervan dient M een verzoek daartoe in. De rechtbank wijst het verzoek af.

ORP 2016/243 - Sign. - Geen dwaling of schending zorgplicht bij afsluiten renteswaps (Gerechtshof Den Haag 21 juni 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1692)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
X vordert primair vernietiging van de renteswapovereenkomsten op grond van dwaling vanwege de grootschalige en structurele fraude met rentetarieven bij de Rabobank. Subsidiair vordert X dat gegeven de adviesrelatie tussen X en Rabobank Den Haag er een zorgplicht rustte op de bank om te handelen als een redelijk handelend en bekwaam adviseur. Het hof stelt dat er geen sprake van dwaling was en meent dat Rabobank Den Haag niet tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht. Het hof wijst de vorderingen van X af.

ORP 2016/244 - Sign. - Bedrijfsovername en beroep op dwaling (Rechtbank Den Haag 7 oktober 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:16058)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Cosinta BV drijft een groothandel in parfums, cosmetica en paramedische apparatuur. AOH BV heeft plannen om enkele dochterondernemingen van Cosinta over te nemen. In december 2012 sluiten partijen hiertoe een intentieovereenkomst. Met ingang van 1 januari 2013 gaat AOH de onderneming voeren en wordt een due diligence-onderzoek uitgevoerd. In het conceptrapport wordt geconcludeerd dat de voorziening op de balans voor incourante voorraad 24% in plaats van de opgenomen 10% moet zijn. Partijen gaan in discussie en de voorziening wordt verhoogd naar 12%. Op 23 januari 2013 stemt Cosinta in met de beëindiging van een distributieovereenkomst, zonder AOH daar in te kennen. Een van haar dochterondernemingen is daardoor niet langer distributeur voor merk X. Op 27 januari 2013 sluiten partijen een koopovereenkomst waarbij AOH de aandelen in Cosinta koopt voor € 1,4 miljoen. In juni 2014 stuurt AOH een ingebrekestelling aan Cosinta. Zij stelt dat Cosinta is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. Dit vanwege het incourant blijken van de voorraden van de gekochte ondernemingen, het niet meedelen van beëindiging van de distributieovereenkomst en omdat merken verkeerd geregistreerd staan. AOH sommeert Cosinta de schade te vergoeden. Cosinta laat dat na.

ORP 2016/246 - Sign. - Vernietiging koop dienstwoning op grond van wederzijdse dwaling (Rechtbank Noord-Nederland 11 november 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:5179)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
V heeft in 2009 een woning verkocht aan K. Na de levering ontdekt K dat de woning volgens het bestemmingsplan moet worden aangemerkt als dienstwoning. Naar aanleiding hiervan vordert K voor de rechtbank dat V medewerking verleent aan teruglevering van de woning. K beroept zich hierbij op de artikelen 7:15, 7:17 en 6:228 BW.

ORP 2016/247 - Sign. - Borgtochtovereenkomsten slechts gedeeltelijk rechtsgeldig vernietigd (Rechtbank Gelderland 20 juli 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4576)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
X en Y zijn bestuurders en enig aandeelhouders van bedrijf A, dat op haar beurt enig bestuurder en aandeelhouder is van bedrijf B en bedrijf C. Op 17 oktober 2011 hebben de drie bedrijven een kredietfaciliteit afgesloten bij de bank. Al eerder, op 23 mei 2008, hebben X en Y een borgtochtovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 100.000 voor al hetgeen de bank van bedrijf B heeft te vorderen. De echtgenotes van X en Y hebben deze borgtochtovereenkomsten mede ondertekend. In 2011 heeft Y wederom een borgtochtovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 100.000. Deze overeenkomst is echter niet mede ondertekend door zijn echtgenote. Op 2 augustus 2012 heeft de bank zich bereid verklaard een tijdelijk aanvullend krediet te verstrekken aan de drie bedrijven. Daarbij verzoekt de bank dat X en Y een aanvullende zekerheden verlenen in de vorm van een tweede borgstelling van € 125.000. X en zijn echtgenote ondertekenen de overeenkomst. Y ondertekent weliswaar zijn overeenkomst maar schrijft op de plek waar de handtekening van de echtgenote dient te worden gezet ‘in scheiding’. In april 2013 worden de drie bedrijven failliet verklaard. De bank spreekt X en Y aan onder de borgtochtovereenkomsten, omdat de zekerheden van de bank onvoldoende opleverden om de vordering van de bank te voldoen. De bank beroept zich op gesloten overeenkomsten met X uit 2008 en 2012 en met Y uit 2011 en 2012. De echtgenotes beroepen zich op vernietiging van de borgtochtovereenkomsten op grond van artikel 1:88 jo. 1:89 BW.

ORP 2016/248 - Sign. - Geslaagd beroep op financieringsvoorbehoud (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juni 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2447)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
V en K sluiten op 8 januari 2013 een schriftelijke koopovereenkomst waarbij V aan K een perceel grond verkoopt met een vrijstaand woonhuis, stallen, grond en verdere aanhorigheden. Er is een ontbindende voorwaarde van financiering opgenomen. K ontbindt op enig moment de koop, omdat hij zijn hypotheek niet rond kan krijgen. V wijst het beroep op het financieringsvoorbehoud af en stelt K in gebreke en aansprakelijk voor alle schade die uit de ontbinding voortvloeit. K is al in de woning ingetrokken en V heeft de grootste moeite hem er uit te krijgen.

ORP 2016/249 - Sign. - Fox Media hoeft contract met KPN niet te verlengen (Voorzieningenrechter Rechtbank Midden-Nederland 29 juli 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4343)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Fox Media biedt onder de naam Fox Sports televisiekanalen aan waarop onder meer live Eredivisievoetbal is te zien. Onder het huidige contract betaalt KPN Fox Media hiervoor een vergoeding op basis van het aantal eigen televisieabonnees die deze kanalen tegen bijbetaling afnemen. Fox Media wil bij een nieuw contract een minimumvergoeding die is gebaseerd op het totale aantal televisieabonnees van KPN. Daartegenover krijgt KPN de mogelijkheid om Fox Sports-kanalen in het basispakket op te nemen tegen lagere kosten dan onder het huidige contract.

ORP 2016/250 - Sign. - BV verlieslijdend na aandelenverkoop; geen wanprestatie verkoper (Rechtbank Noord-Nederland 13 juli 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3357)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
A Beheer is aandeelhouder en bestuurder van A BV, welke vennootschap landmeetkundige werkzaamheden verricht. C BV is een landelijk opererend ingenieursbureau en wil aandelen A BV kopen. Medio 2011 stelt A Beheer een notitie met winstverwachtingen voor 2011 tot en met 2013 op. In januari 2012 sluiten A Beheer en C een intentieovereenkomst. Vervolgens voert C een due diligence-onderzoek uit. In maart 2012 sluiten A Beheer en C de definitieve koopovereenkomst. C koopt 70% van de aandelen in A BV voor in totaal € 560.000, waarvan € 409.500 wordt voldaan bij de overdracht. Betaling van het restant wordt afhankelijk gesteld van het in 2012 door A BV behaalde resultaat. Is dit resultaat € 160.000 of meer, dan moet het gehele restant van de koopsom worden betaald. Is het minder, dan een gedeelte van de koopsom naar rato van de afwijking van het resultaat, met een minimum van € 50.000. Het volgende jaar gaat het slechter met A BV en in 2012 lijdt zij een verlies van circa € 40.000. A Beheer vordert het restant van de koopprijs, te weten € 50.000. C stelt dat zij het bedrag enkel verschuldigd zou zijn als A BV in 2012 winst had gemaakt. Nu A BV verlies heeft geleden, stelt C – verwijzend naar de overeenkomst – niets meer aan A verschuldigd te zijn.

ORP 2016/251 - Sign. - Huur of bruikleen? (1) (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 5 juli 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2712)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
De leegstandbeheerder van een woning (Camelot) vordert in kort geding dat de gebruiker van een woning (X) tot ontruiming veroordeeld wordt. Camelot heeft daartoe aangevoerd dat X de woning niet in ordelijke en hygiënische staat houdt. Daarnaast maakt X het Camelot onmogelijk de woning te beheren, omdat hij haar de toegang ontzegt. Tot slot is sprake van een betalingsachterstand.

ORP 2016/252 - Sign. - Huur of bruikleen? (2) (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 juli 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2835)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
M BV koopt bij een executoriale onderhandse verkoop (artikel 3:268 lid 2 BW) van A een boerderij met schuren voor € 807.550. Het is gedeeltelijk een beschermd monument. M BV sluit ter financiering van de prijs een hypothecaire lening bij SNS Bank. A mag in de woning blijven wonen. Als M BV in gebreke blijft met de aflossing van haar schulden, zegt zij de overeenkomst met A op: A moet de woning ontruimen. Als A weigert, vordert M BV ontruiming, stellende (1) dat zij met A een bruikleenovereenkomst heeft gesloten, (2) dat zij die overeenkomst heeft opgezegd en (3) dat A thans rechteloos in de onroerende zaak verblijft. A stelt dat sprake is van een huurovereenkomst en beroept zich op huurbescherming. Volgens de rechtbank betreft het een bruikleenovereenkomst. A moet de woning ontruimen.

ORP 2016/253 - Sign. - Ondanks voorkeursrecht moet notaris perceel overdragen (Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 10 juni 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:7871)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
V heeft een perceel grond verkocht aan K. Aan notaris N is vervolgens opdracht gegeven om de leveringsakte te passeren. N heeft echter zijn ministerie geweigerd omdat een derde (D) een voorkeursrecht heeft met betrekking tot de grond en V geen verklaring van D aan N heeft kunnen overleggen waaruit blijkt dat D afstand heeft gedaan van het voorkeursrecht. In kort geding wordt N veroordeeld om medewerking te verlenen aan de overdracht van het perceel aan K.

ORP 2016/254 - Sign. - Nietigheid opeisingbeding kredietovereenkomst (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 juli 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:3104)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Credicardmaatschappij ICS heeft aan G een creditcard heeft verstrekt met daaraan gekoppeld een doorlopend geldkrediet. Het openstaande saldo van het krediet dient G in maandelijkse termijnen aan ICS terug te betalen. G is ten minste twee maanden in gebreke gebleven met de tijdige betaling van één of meer vervallen termijnbedragen. Volgens ICS is zij daarom (op grond van artikel 23 lid 1 sub a van de algemene voorwaarden) gerechtigd om het totale saldo ineens van G te vorderen. Verder heeft ICS gesteld dat zij op grond van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden gerechtigd is over het openstaande saldo een rente in rekening te brengen van 15% per jaar.

ORP 2016/255 - Sign. - Vennoten geen privé-partij bij overeenkomst VOF (Gerechtshof Amsterdam 21 juni 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2384)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
De ondernemingen Amlex VOF en X Travel zijn actief in de reisbranche. Amlex VOF heeft twee vennoten. Amlex kan rechtstreeks tickets afnemen bij luchtvaartmaatschappijen. X Travel kan dat niet. Amlex en X Travel hebben mondeling afgesproken dat X Travel op naam van Amlex tickets kan bestellen bij luchtvaartmaatschappijen. De klanten van Travel X betalen dan aan X Travel, X Travel betaalt dit aan Amlex en Amlex betaalt de luchtvaatmaatschappij. In november 2012 stuurt Amlex aan X Travel een betalingsherinnering voor een bedrag van € 24.133,62 aan openstaande facturen en een bedrag van € 42.120,31 aan door luchtvaartmaatschappijen opgelegde boetes. In april 2013 treden de twee vennoten uit Amlex. Amlex en de twee vennoten vorderen betaling door X Travel van € 64.563,66. X Travel vordert in reconventie veroordeling van Amlex en de twee vennoten tot (terug)betaling van een bedrag op grond van onverschuldigde betaling. De rechtbank wijst de vordering van Amlex af, omdat de vordering die Amlex op X Travel had aan de vennoten is overgedragen. De vordering van de twee vennoten wijst de rechtbank toe, evenals de vordering van X Travel in reconventie.

ORP 2016/256 - Sign. - Strikte toepassing van voorwaarden abstracte bankgarantie (Rechtbank Amsterdam 30 maart 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1521)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Swets Groep treedt op als intermediair tussen uitgevers van publicaties en klanten, onder andere bibliotheken en universiteiten. De Duitse tak van de Swets Groep exploiteert bedrijfsactiviteiten vanuit Swets GmbH. Een centrale rol binnen de Swets Groep heeft Swets BV; zij is de (groot)moedermaatschappij van Swets GmbH. Sinds de jaren ’70 is de Bayerische Staatsbibliothek te München klant van de Swets Groep. De bibliotheek ontvangt jaarlijks een factuur van Swets GmbH voor de in het komende jaar door de bibliotheek af te nemen publicaties. De bibliotheek betaalt de factuur en ontvangt tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen een bankgarantie. De bankgarantie komt jaarlijks tot stand doordat Swets GmbH aan Swets BV verzoekt om daarvoor zorg te dragen. De bankgaranties die jarenlang ten gunste van de bibliotheek zijn afgegeven, vermeldden altijd Swets BV als partij van wie de verplichtingen worden gegarandeerd. Voor leveringen van 2015 stuurt Swets GmbH op 9 mei 2014 een factuur van € 2.000.000 aan de bibliotheek. Rabobank geeft op 10 juni 2014 ten gunste van de bibliotheek de bankgarantie af. Op 19 juni betaalt de bibliotheek de € 2.000.000 aan Swets GmbH. Kort daarna worden Swets BV en Swets GmbH failliet verklaard. De bibliotheek heeft de door haar bestelde publicaties voor 2015 niet ontvangen. Zij vraagt Rabobank om betaling op grond van de bankgarantie. Rabobank weigert, stellende dat de bankgarantie uitsluitend de verplichtingen van Swets BV garandeert, niet de op Swets GmbH rustende terugbetalingsverplichting.

ORP 2016/257 - Sign. - Toepasselijkheid inkoopvoorwaarden uitdrukkelijk van de hand gewezen (Gerechtshof Amsterdam 19 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2953)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
A BV houdt zich bezig met de bouw van elektrotechnische en industriële installaties. B BV is een in Nederland gevestigde werkmaatschappij van een Chinese kettingfabrikant. A vraagt een prijs op voor de levering van kettingen en stuurt haar inkoopvoorwaarden. In reactie daarop stuurt B haar offerte en sluit haar algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden bij. Wanneer op enig moment blijkt dat de kettingen niet voldoen aan de vereisten die A stelt, vordert A schadevergoeding. B beroept zich op haar algemene voorwaarden. In artikel 8 lid 1 van de algemene leveringsvoorwaarden is bepaald dat B slechts aansprakelijk is voor schade die het gevolg is van grove schuld en/of opzet van B.

ORP 2016/258 - Sign. - Boete op niet terugsturen mediabox bij einde overeenkomst is oneerlijk beding (Rechtbank Amsterdam sector kanton 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:5058)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
X sluit bij Ziggo een abonnement kabeltelevisie en radio en een abonnement digitale televisie af. Hiertoe maakt hij gebruik van een UPC Mediabox. Volgens de algemene voorwaarden moet de mediabox binnen vier weken na beëindiging van de overeenkomst teruggegeven worden, waarna Ziggo de waarborgsom terugbetaalt met aftrek van nog te betalen kosten. Bij beschadiging van de box of niet tijdig terugsturen is een vergoeding aan Ziggo verschuldigd, die kan worden ingehouden op de waarborgsom. Na beëindiging van de abonnementen retourneert X de box niet. Ziggo vordert daarop veroordeling van X tot betaling van € 145,88.

ORP 2016/259 - Sign. - Algemene voorwaarden pandakten niet vernietigbaar (Rechtbank Midden-Nederland 27 juli 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4066)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
A houdt zich bezig met registeraccountancy, organisatieadvies en arbeidsbemiddelingsactiviteiten. A heeft tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen B van A te vorderen krijgt uit hoofde van voor B te verrichten werkzaamheden en diensten vanaf 1 mei 2011 bij vier pandakten vorderingen op haar debiteuren en overige derden aan B verpand. Op 26 oktober 2011 is A in staat van faillissement verklaard.

ORP 2016/261 - Sign. - Executieveiling voldoet niet aan de voorgeschreven regels (Voorzieningenrechter Rechtbank Midden-Nederland 21 juni 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:3609)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
M en V zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Een schuldeiser van M heeft beslag gelegd op de echtelijke woning en daarna de executoriale verkoop van de woning gestart. In kort geding verzoekt V (ex artikel 518 Rv) dat de geplande veiling wordt uitgesteld. Volgens V is de veiling onvoldoende gepubliceerd omdat deze alleen staat vermeld op de website van de Eerste Amsterdamse Onroerend Goed Veiling (EAOGV), terwijl de woning vijftig km buiten Amsterdam ligt. Volgens V had de woning ten minste ook moeten worden gepubliceerd op Veilingbiljet.nl en/of op Veilingnotaris.nl. Verder stelt V dat de veilingvoorwaarden wel aan M, maar niet aan haar zijn medegedeeld.

ORP 2016/262 - Sign. - Eneco heeft recht verwerkt betaling te vorderen (Gerechtshof Den Haag 19 juli 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2032)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Het gaat in deze zaak om de vraag hoeveel geld A aan Eneco verschuldigd is voor gas, dat Eneco aan A heeft geleverd en tot juni 2011 abusievelijk niet (volledig) in rekening heeft gebracht. A beroept zich op rechtsverwerking. Volgens hem heeft Eneco bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen van definitieve afrekening van geleverde energie gewekt. Volgens A heeft hij na ontvangst van nota’s van 27 mei 2010, 10 juni 2010 en 16 juni 2010 telkens telefonisch contact opgenomen met Eneco met de vraag of die nota’s wel correct waren. Volgens hem is zijn vraag toen telkens bevestigend beantwoord en vertelde men hem keer op keer dat hij zich geen zorgen hoefde te maken, er was immers teveel betaald. Voorts stelt hij dat er daarna een monteur van Eneco bij hem langs is geweest om de standen te verifiëren. Eneco betwist dat A die telefoontjes heeft gepleegd en zij betwist ook de komst van de monteur.

ORP 2016/263 - Sign. - Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon (Gerechtshof Den Haag 19 juli 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2036)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
K is een groothandel in voedingsmiddelen en delicatessen. Een deel van de producten waarin K handelt, is K in de loop der tijd zelf gaan produceren. Het bedrijfspand waarin K haar activiteiten uitoefent, is eigendom van M&K. De verzekeringen liepen via VK. In 2004 neemt assurantietussenpersoon R de assurantieportefeuille van VK over, waar de verzekeringen van K onderdeel van uitmaken. De verzekeraar van K is Reaal Schadeverzekering. K beschikt over meerdere brandverzekeringen. Rond 2009 maken de bedrijfsactiviteiten en omzet een aanzienlijke groei door.

ORP 2016/265 - Sign. - Notaris moest ministerie verlenen ondanks schending van voorkeursrecht (Voorzieningenrechter Rechtbank Noord-Holland 27 juni 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:5223)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
V heeft een woning verkocht aan K. Enkele dagen later maakt een derde aanspraak op het voorkeursrecht dat V in het verleden ten aanzien van de woning had verstrekt. Het gevolg hiervan is dat de notaris (N) weigert om de leveringsakte tussen V en K te passeren vanwege schending van het voorkeursrecht. K vordert in kort geding dat N de leveringsakte passeert.

ORP 2016/266 - Sign. - Causaal verband faillissement bij opzeggen kredietovereenkomst door bank (Rechtbank Den Haag 29 juni 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:7618)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Rabobank heeft op 27 april 2011 de kredietovereenkomst met Advistaal per direct opgezegd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis gesteld dat in de gegeven omstandigheden opzegging met inachtneming van een termijn van drie maanden redelijk zou zijn geweest. Hierdoor is het eerste onderdeel van de vordering van de curator toewijsbaar. Het tweede onderdeel strekt ertoe dat de Rabobank wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van het gehele tekort in het faillissement van Advistaal. Uit de beslissing ten aanzien van onderdeel I vloeit niet voort dat ook dit toewijsbaar is. Hiervoor is vereist dat er causaal verband bestaat tussen de tekortkoming van de Rabobank en het faillissement, en in het verlengde daarvan de gestelde schade. Deze schade moet in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan die tekortkoming. Dit betekent onder meer dat er een condicio sine qua non-verband tussen beide moet bestaan. De curator stelt dat de schade in algemene zin op het bedrag van het gehele faillissementstekort. De curator meent dat als de Rabobank niet was tekortgeschoten, het faillissement zou zijn afgewend. Hierdoor is volgens de curator de schade als gevolg van de tekortkoming gelijk te stellen aan het faillissementstekort.

ORP 2016/267 - Sign. - Gevolgen vernietiging aandelenlease-overeenkomst minderjarige (Rechtbank Den Haag sector kanton 20 juli 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:8937)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Uit V wordt in 1997 dochter D geboren. Eind november 2000 sluit V, als wettelijk vertegenwoordiger van D, op naam en voor rekening van D met Dexia een effectenleaseovereenkomst. De leasesom bedraagt € 30.342,10 en de looptijd 120 maanden. Voor het sluiten van de overeenkomst is geen machtiging van de kantonrechter verzocht en verkregen. Aan inleg is een bedrag van € 6.341,69 betaald. Na einde van de overeenkomst en verkoop van de onderliggende aandelen resteert uit de overeenkomst een schuld van € 3.844,33, die niet is betaald door D. Op 29 april 2014 is door en namens D de overeenkomst vernietigd op grond van artikel 1:347 jo. 1:345 BW vanwege het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter. D legt aan haar vordering ten grondslag dat V, als haar wettelijke vertegenwoordiger, een overeenkomst is aangegaan met Dexia op naam en voor rekening van D. Hiervoor beschikte V echter niet over de daartoe op grond van artikel 1:345 BW vereiste machtiging van de kantonrechter. De overeenkomst is door D vernietigd op grond van artikel 1:347 BW. D stelt allereerst dat Dexia is gehouden tot terugbetaling aan haar van al wat uit hoofde van de overeenkomst door en ten behoeve van haar aan Dexia is betaald. Daarbij voert D eveneens aan dat Dexia haar zorgplicht ten opzichte van haar heeft geschonden en op grond daarvan gehouden is aan haar de schade te vergoeden, bestaande uit de betaalde inleg. Daarnaast stelt D dat Dexia de wettelijke rente over het terug te betalen bedrag is verschuldigd vanaf de datum waarop betalingen door of namens D aan Dexia hebben plaatsgevonden.

ORP 2016/268 - Sign. - Probleemsituatie kan niet aan bank worden toegerekend (Rechtbank Amsterdam 15 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3464)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Echtgenoten M en V hebben een huis op het oog en voeren een adviesgesprek met de bank. Op basis daarvan is een klantprofiel opgesteld en wordt een verklaring opgenomen waarin M verklaart volledig bekend te zijn met de algemene hypotheekvormen en restschuldrisico. M en V ondertekenen een offerte van de bank, waarin expliciet is vermeld dat de aangeboden financiering hoger is dan de marktwaarde van het te financieren onderpand. Er wordt gewaarschuwd voor het verhoogde risico dat bij eventuele (gedwongen) verkoop van de woning een restschuld overblijft.

ORP 2016/269 - Sign. - Internationale koop en eigendomsvoorbehoud (Rechtbank Gelderland 13 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2817)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
X BV heeft op 30 oktober 2012 een koopovereenkomst gesloten met de in Polen gevestigde vennootschap S. Het betreft de koop van een volièresysteem voor leghennen en bijbehorende zaken voor een koopsom van € 320.000. X BV levert de volière onder voorbehoud aan S in Polen. S betaalt een deel van de koopsom, waarbij € 132.000 onbetaald blijft. Op 23 maart 2015 wordt S op eigen verzoek door de Poolse rechtbank failliet verklaard. In de gesloten koopovereenkomst is een eigendomsvoorbehoud opgenomen: ‘Wie vereinbart bleibt [X BV] Inhaber der gelieferte Materialen bis 100% Zahlung stattgefunden hat (sehe bitte auch Artikel 18 der beigeschlossenen Metaalunie Bedingungen).’ Naast artikel 18 wordt in de koopovereenkomst ook verwezen naar artikel 20 van de Metaalunievoorwaarden. Artikel 18 van de voorwaarden betreft een eigendomsvoorbehoud. Artikel 20 van deze voorwaarden verklaart Nederlands recht van toepassing en de Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de opdrachtnemer bevoegd. Met een beroep op het eigendomsvoorbehoud verzoekt X BV in de Poolse insolventieprocedure de geleverde volière vrij te stellen uit de faillissementsboedel van S en af te geven aan X BV. De Poolse rechter-commissaris wijst dit af, omdat niet vaststaat dat een koopovereenkomst is gesloten met een naar Pools recht effectief eigendomsvoorbehoud. X BV start een procedure en vraagt daarbij de Rechtbank Gelderland in rechte vast te stellen dat X BV eigenaar is van de geleverde goederen. De Poolse curator van gefailleerde S voert verweer.

ORP 2016/270 - Sign. - Verkrijging eigendom strook grond tussen gereconstrueerde erfgrens en erfafscheiding (Rechtbank Gelderland 1 juni 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3412)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
A huurt van 1983 t/m 1988 een perceel grond met woning van X. Sinds 1988 is A eigenaar van dit perceel. B is sinds 2011 eigenaar van het aangrenzende perceel met woning. In de jaren ’70 is een garage op het perceel van B gebouwd. De westelijke muur van die garage vormde/vormt de gebruiksgrens tussen beide percelen. Ten zuiden van de garage werd een feitelijke afscheiding tussen de percelen gevormd door een laag houten hek. Ten westen daarvan, op korte afstand, heeft A in 1988 een rij coniferen geplant. Later heeft hij tussen die beplantingen en het lage houten hek nog houten palen met gaas aangebracht. In december 2011 verzoekt A een kadastrale reconstructie van de grens tussen de beide percelen. Ten zuiden van de garage wordt een afwijking tussen de feitelijke en de kadastrale grens geconstateerd. In 2014 verwijdert B het lage houten hek. Wegens het plan van B tot vervanging van zijn garage door een grotere, verzoekt A hem – met een beroep op verkrijgende verjaring – medewerking te verlenen aan het notarieel en kadastraal corrigeren van de grens naast en ten zuiden van de garage in overeenstemming met de gebruiksgrens en de feitelijke afscheiding en die grens bij de bouw van de nieuwe garage te respecteren. A stelt dat de percelen in ieder geval al vanaf 1983 werden gescheiden door het lage houten hek en dat hij vanaf die tijd bezitsdaden heeft uitgeoefend, zodat hij in 1993 eigenaar is geworden van de strook grond tot de garagemuur en het lage houten hek, voor zover deze op het kadastrale perceel van B ligt.

ORP 2016/271 - Sign. - Verzoek tot vernietiging besluit VvE inzake toestemming uitbouw afgewezen (Rechtbank Amsterdam sector kanton 15 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:3996)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Nu volgens het splitsingsreglement uitbouw van appartementen op de begane grond is toegestaan, mag de VvE alleen toestemming weigeren indien niet aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Daarvan is in casu geen sprake. Volgens het reglement dat op de splitsing van toepassing is op het onderhavige appartementencomplex mogen eigenaren van de appartementsrechten gelegen op de begane grond een aanbouw realiseren, die niet mag rusten op het casco. De agenda voor de vergadering van de VvE vermeldt dat X een verzoek heeft ingediend om de uitbouw, die zij wil realiseren, te laten toetsen door de VvE, die de aanvraag uitsluitend kan beoordelen op de passendheid binnen het architectonische beeld van de gemeenschappelijke delen. De notulen van de vergadering van de VvE vermelden dat de VvE besluit dat het architectonische uiterlijk van de uitbouw passend is binnen het blok en aansluit bij het uiterlijk van eerder gerealiseerde uitbouwen.

ORP 2016/272 - Sign. - Geen wijziging splitsingsakte omdat goederenrechtelijke situatie niet was veranderd (Rechtbank Amsterdam sector kanton 29 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:4055)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
X c.s. zijn eigenaar van een appartement. Een voorgaande eigenaar van dit appartement had van de andere appartementseigenaren toestemming gekregen om een terras aan te leggen op het gemeenschappelijke dak van het appartementencomplex. Thans hebben X c.s. de kantonrechter verzocht om de splitsingsakte op grond van artikel 5:144 BW zodanig te wijzigen dat het dakterras tot hun privégedeelte behoort, omdat deze situatie al 16 jaar duurt.

ORP 2016/273 - Sign. - Notaris had niet mogen meewerken aan vestiging tweede hypotheek (Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden 30 juni 2016, ECLI:NL:TNORARL:2016:17)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Notaris N heeft een akte gepasseerd waarbij een tweede hypotheekrecht is gevestigd op een onroerende zaak. Naar aanleiding hiervan heeft de eerste hypotheekhouder (X) tegen N een tuchtrechtelijke klacht ingediend, omdat voor de vestiging van het tweede hypotheekrecht geen toestemming is gevraagd van X welke volgens de eerste hypotheekakte was vereist. N voert aan dat hij in het onderhavige geval een belangenafweging moest maken, omdat het tweede hypotheekrecht verband hield met een storting van een depot in verband met een geschil dat X had met de eigenaar en de tweede hypotheekhouder.

ORP 2016/274 - Sign. - Dichtgemaakt balkon: beroep op rechtsverwerking gehonoreerd (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 juli 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:5860)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Op een bij notariële akte in 1988 in twee appartementen gesplitst pand is het Modelreglement 1983 van de KNB van toepassing. De opgerichte VvE is niet actief. A is sinds 1992 en B sinds 1994 eigenaar van de appartementen. B heeft bij de verbouwing van zijn woning een balkon betrokken bij een aangrenzende kamer. Volgens het Modelreglement is iedere op-, aan-, of onderbouw zonder toestemming van de VvE verboden. In 2012 verzoekt A bij e-mail aan B ongedaanmaking van de aanpassing en zijn advocaat schrijft in 2014 dat noch A noch de VvE toestemming heeft verleend. Zijn schrijven moet als stuiting van enige verjaringstermijn worden beschouwd, aldus de advocaat.

ORP 2016/275 - Sign. - Websites met domeinnamen: vermogensrecht? (Rechtbank Noord-Holland 17 augustus 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:6239)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
Marron Jachtbouw BV heeft een geschil met De Media Groep BV na overname van de website ‘bootverkoopplein.nl’. Het gaat om koop en verkoop van een website met daarbij behorende domeinnamen waarbij levering overeengekomen is onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden. Onder aflevering moet in dit geval worden verstaan dat de koper het genot van de website en de domeinnamen verkrijgt. Dat is gebeurd na ondertekening van de overeenkomst op 28 maart 2014.

ORP 2016/276 - Sign. - Beroepsfout: verjaring? (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:3426)

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016
In 1996 is een aan A toebehorend bedrijfspand door brand verwoest. Het bedrijfspand en de inventaris waren onder andere tegen brand verzekerd bij Interpolis. A is strafrechtelijk vervolgd in verband met de brand. Hij is door de rechtbank veroordeeld, en door het hof vrijgesproken. A heeft betaling van de brandschade gevorderd van Interpolis. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. A heeft zijn advocaat (G) aangesproken, omdat deze zou hebben nagelaten Interpolis tijdig in rechte te betrekken.

ORP 2016/277 - Art. - De bijzondere positie van overheden in het contractenrecht verduidelijkt

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016 geschreven door Soliana, mr. drs. N.E.M.
Bij het wijzen van het arrest in de schadestaatprocedure tussen de Provincie en Vitesse c.s. is de Hoge Raad door middel van overwegingen ten overvloede ingegaan op contractuele gebondenheid van overheden ingeval van een onbevoegd verrichte vertegenwoordigingshandeling. Hiermee heeft de Hoge Raad de bijzondere positie van overheden in het contractenrecht nogmaals benadrukt.

ORP 2016/279 - Art. - Schadevergoeding bij dwaling

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016 geschreven door Hijma, prof. mr. J.A.C.
Wie schade heeft geleden door de vernietiging van een rechtshandeling op grond van dwaling, kan deze schade vergoed krijgen mits daar een grondslag voor is. Deze grondslag wordt meestal gevonden in de onrechtmatige daad, maar een contractuele grondslag is onder omstandigheden niet uitgesloten.

ORP 2016/280 - Art. - Drafting tips & skills:De grote gevolgen van de kleine lettertjes

Aflevering 7, gepubliceerd op 25-10-2016 geschreven door Boer, mr. N. de
De juridische praktijk leert dat algemene voorwaarden ook tussen professionele partijen maar al te vaak voor kennisgeving worden aangenomen, zonder dat de voorwaarden zelfs maar zijn gelezen. Kennelijk vanuit de gedachte dat het ‘standaardbepalingen’ zijn, of dat onderhandelen over de voorwaarden toch geen nut heeft, of dat als het erop aankomt de rechter wel een streep zal zetten door ‘onredelijke bepalingen’. De rechtspraak leert dat contractspartijen in dat geval regelmatig van een koude ker