Aflevering 1

Gepubliceerd op 31 januari 2017

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2017/1 - Sign. - Bekrachtiging overeenkomst (Gerechtshof Den Haag 25 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3017)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Stichting S is in 2011 gestart met een pilot voor het programma Bibliotheek op School. Vanuit de wens om het programma kostenefficiënter uit te voeren, heeft S besloten het vervoer en de zogeheten warehouse-activiteiten (opslag, selectie en kwaliteitscontrole) uit te besteden aan een derde. Hiertoe is voorjaar 2013 bedrijf X in de arm genomen om te assisteren bij de niet-openbare Europese aanbestedingsprocedure (de opdracht). In het kader van deze aanbestedingsprocedure hebben zich drie gegadigden gemeld, maar wegens procedurele tekortkomingen bleken alle aanmeldingen onbruikbaar en is de aanbestedingsprocedure gestaakt. Voor de werkzaamheden in het kader van de opdracht heeft X op basis van een tussen partijen overeengekomen ‘fixed price’ een bedrag van € 37.355, vermeerderd met een bedrag van € 12.650 aan meerwerk, in rekening gebracht. In september 2013 is er enige correspondentie tussen partijen gevoerd over de meerwerkfactuur, het staken van de aanbestedingsprocedure en over de mogelijkheid van een vervolgtraject, dat ook door X zou worden begeleid. S wil de factuur van X niet betalen en stelt dat zij niet is gebonden aan de overeenkomst omdat H, die de overeenkomst namens S sloot, daartoe niet bevoegd was. De rechtbank honoreert dit verweer en verwerpt de stelling van X dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat er wel een toereikende volmacht was en dat de overeenkomst achteraf is bekrachtigd.

ORP 2017/2 - Sign. - Statuten buiten beschouwing bij verkoop van lidmaatschapsrecht in een coöperatie (Rechtbank Rotterdam 22 augustus 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:6870)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
ING Bank heeft een vordering op X uit hoofde van een geldlening. Omdat X zijn verplichtingen niet nakomt, legt ING beslag op het lidmaatschap van X in een coöperatie. Dit lidmaatschap geeft recht op het gebruik van de aan het lidmaatschapsrecht verbonden parkeerplaats, die eigendom is van de coöperatie. De parkeerplaats hoort bij het woningencomplex waar X in woont. ING verzoekt de rechtbank te bepalen dat:

ORP 2017/3 - Sign. - ‘Herleven’ volmacht na vernietiging faillissement (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel, 30 september 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3750)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
X is eigenaar van een woonhuis. In maart 2016 geeft hij aan Van Lanschot Bankiers een onherroepelijke volmacht om hem te vertegenwoordigen in zijn hoedanigheid van eigenaar van de woning. Van Lanschot sluit op 26 mei 2016 een schriftelijke overeenkomst met vennootschap A met betrekking tot de verkoop van de woning. Artikel 16.4 van de koopovereenkomst bepaalt:

ORP 2017/4 - Sign. - Niet kan worden aangenomen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8768)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
A heeft bij B een offerte aangevraagd voor de levering van een aantal airconditioningsystemen. B stuurt een offerte voor levering en installatie van 7 systemen. A deelt B mede dat hij de definitieve beslissing voor zich uit schuift. Daarop stuurt B een e-mail naar A met als onderwerp ‘opdrachtbevestiging’. B levert de systemen op en factureert een bedrag zoals opgenomen op de offerte. A betaalt niet. B betrekt A in rechte. Volgens B is er sprake van een overeenkomst.

ORP 2017/5 - Sign. - Schending zorgplicht wegens overkreditering (Rechtbank Midden-Nederland 12 oktober 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5647)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Voor de koop van een onroerende zaak sluit X op 2 februari 2007 met Rabobank een financieringsovereenkomst, bestaande uit een SpaarZeker-hypotheek (ad € 1.031.250) en een aflossingsvrije hypotheek (ad € 1.031.250). Bij akte van 19 maart 2007 vestigt X een eerste recht van hypotheek op de woning ten behoeve van Rabobank. Nadat X zijn financiële verplichtingen voortvloeiende uit de financieringsovereenkomst niet nakwam, is de woning te koop gezet. Op 25 maart 2010 heeft X met tussenkomst van zijn makelaar een aanbod tot koop van de woning voor een bedrag van € 1.325.000 van de familie A aanvaard. De familie B heeft op 26 maart 2010 een aanbod tot koop van de woning voor een bedrag van € 1.415.000 gedaan. Op 30 maart 2010 deelt Rabobank aan de makelaar mee dat zij niet akkoord gaat met het verlenen van royement van het recht van hypotheek indien de woning aan A voor een bedrag van € 1.325.000 wordt verkocht. De advocaat van A sommeert X op 30 maart 2010 om uiterlijk op 1 april 2010 tot ondertekening van de koopovereenkomst over te gaan. Tevens legt A op 30 maart 2010 conservatoir beslag tot levering op de woning. Op 2 april 2010 heeft B het aanbod tot koop van de woning verhoogd naar een bedrag van € 1.550.000. X is hierna een kort geding gestart, waarin hij de opheffing van het door A gelegde beslag op de woning heeft gevorderd. De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft deze vordering op 26 mei 2010 afgewezen. Op 19 juli 2010 deelt Rabobank aan X mee dat gelet op het verzuim met de nakoming van de financiële verplichtingen de financieringsovereenkomst wordt opgezegd en sommeert Rabobank X binnen 14 dagen een totaalbedrag van € 1.792.796,38 te voldoen. Indien er niet dan wel niet tijdig aan dit verzoek door X wordt voldoen, zal Rabobank voorbereidingen treffen voor een openbare verkoop van de onroerende zaak.

ORP 2017/6 - Sign. - Beroep op kwade trouw effectenleaseovereenkomst afgewezen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 augustus 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:6242)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
M en V zijn met elkaar gehuwd. M is op 30 mei 2000 met een rechtsvoorganger van Dexia een effectenleaseovereenkomst aangegaan. Het contract had een looptijd van 36 maanden. Op 3 juni 2003 is de looptijd met 36 maanden verlengd. Dexia heeft op 29 mei 2006 een eindafrekening opgesteld met een restschuld van M van € 2.121,67. M heeft die restschuld aan Dexia voldaan.

ORP 2017/7 - Sign. - Wanneer is voor toepassing van artikel 19 WBR sprake van een ontbindende voorwaarde? (J.C. van Straaten, FBN – Fiscale Berichten voor het Notariaat 2016/10)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Op grond van artikel 19 WBR kan – onder voorwaarden – overdrachtsbelasting worden teruggekregen, als een aan de verkrijging verbonden ontbindende voorwaarde in vervulling is gegaan. Wanneer is sprake van een toekomstige onzekere gebeurtenis en is die wel echt tussen partijen overeengekomen? Hof Arnhem-Leeuwarden besliste op 24 november 2015 in een sale-and-lease-back-zaak dat geen ontbindende voorwaarde was overeengekomen. De Hoge Raad had op die beslissing niets aan te merken.

ORP 2017/8 - Sign. - Hoe tijdelijk is de tijdelijke huurovereenkomst? (J.A. van Strijen, Vastgoed Fiscaal & civiel 2016/5)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Op 1 juli 2016 trad de Wet doorstroming huurmarkt 2015 in werking. De wetgever heeft hiermee getracht de doorstroming op de huurmarkt te verbeteren en scheefwonen tegen te gaan. In deze wet staan drie belangrijke wijzigingen centraal: (1) de introductie van een maximale huursom, (2) een periodieke inkomenstoets en (3) de introductie van verschillende vormen van tijdelijke huur onder een aantal voorwaarden. In dit artikel wordt uitsluitend ingegaan op het laatste onderwerp; de nieuwe mogelijkheden tot het sluiten van tijdelijke huurovereenkomsten en – daarmee samenhangend – de verruiming van de opzeggingsmogelijkheden voor de verhuurder.

ORP 2017/9 - Sign. - De uitleg van onoverdraagbaarheidsbedingen aan de hand van het arrest Coface/Intergamma: (wet)systematisch of niet? (R. Mellenbergh, Maandblad voor Vermogensrecht 2016/9)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
De Hoge Raad formuleerde op 21 maart 2014 een uitgangspunt bij de uitleg van contractueel overeengekomen onoverdraagbaarheidsbedingen. De auteur bespreekt de achtergrond van artikel 3:83 lid 2 BW, alsmede de mogelijkheid om de overdracht van een erfpacht- of opstalrecht contractueel te beperken. Komt het Coface/Intergamma-arrest overeen met de bedoelingen van de wetgever?

ORP 2017/11 - Sign. - Hypotheekhouder kan geen beroep doen op bewijsovereenkomst in hypotheekakte (Voorzieningenrechter Rechtbank Limburg 21 juli 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:6303)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
X c.s. hebben uit hoofde van verschillende inleenovereenkomsten een schuld aan H c.s. Ten gunste van H c.s. is een hypotheekrecht gevestigd tot zekerheid voor de voldoening van deze vorderingen, alsmede tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen H c.s. van X c.s. te vorderen hebben of zullen hebben uit hoofde van de inleenovereenkomsten of in de toekomst te sluiten inleenovereenkomsten, uit hoofde van tussen partijen bestaande of toekomstige rekening-courantverhoudingen, bestaande of toekomstige overeenkomsten van geldlening en/of uit welke anderen hoofde dan ook. Hierbij is tevens bepaald dat de administratie van H c.s. bindend is voor het bedrag dat H c.s. van X c.s. te vorderen hebben.

ORP 2017/12 - Sign. - Studieovereenkomst voldoet aan wettelijke omschrijving van overeenkomst van opdracht (Rechtbank Midden-Nederland sector kanton 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5331)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Onderwijsinstelling O vordert betaling van X om aan haar te voldoen een bedrag van € 3.150,39 omdat X zich bij O heeft ingeschreven voor de cursus Master in Projectmanagement. Een maand voor aanvang van het cursusjaar heeft X per e-mail laten weten de opleiding niet te willen/kunnen volgen. Op grond van haar algemene voorwaarden heeft O 25% annuleringskosten in rekening gebracht. X laat na deze kosten te betalen, waarna O hem in rechte betrekt. Volgens X is in casu sprake van een overeenkomst van opdracht. Deze kan altijd worden opgezegd tegen een vergoeding van redelijk loon. Nu hij zelfs geen dag opleiding heeft genoten, is hij geen kosten verschuldigd. X stelt dat de algemene voorwaarden van O niet van toepassing zijn, nu deze hem niet ter hand zijn gesteld. Mocht de kantonrechter echter van oordeel zijn dat de algemene voorwaarden wel van toepassing zijn, dan is hij van mening dat artikel 6 daarvan (annulering opleiding) onredelijk bezwarend is. Volgens O kan de studieovereenkomst die zij met X heeft gesloten niet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht, nu O de inhoud en de wijze van lesgeven volledig bepaalt. Bovendien richt O zich op onderwijs aan groepen studenten en geeft zij geen privé onderricht.

ORP 2017/13 - Sign. - Geen sprake van particuliere borgtochtovereenkomst (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8558)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
M en V zijn met elkaar gehuwd. M is bestuurder en aandeelhouder van de W BV. V is bestuurder en aandeelhouder van de X BV. Deze vennootschappen zijn bestuurder van de Y BV, die op haar beurt bestuurder en aandeelhouder is van de Z BV. Daarnaast is V – door middel van C Holding – middellijk aandeelhouder van Z BV. Tussen de rechtsvoorganger van ABN Amro Bank enerzijds en de vier BV’s anderzijds is een kredietovereenkomst tot stand gekomen, die op 13 oktober 2009 is neergelegd in een akte. Deze akte is namens de vier BV’s ondertekend door zowel M als V. M en V hebben zich eveneens op 13 oktober 2009 voor de vier BV’s ten behoeve van de rechtsvoorganger van ABN Amro tot borg gesteld.

ORP 2017/14 - Sign. - Overeenkomst van dienstverlening: overschrijding aantal geschatte uren (Rechtbank Midden-Nederland sector kanton 26 oktober 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5715)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
X en Y sluiten een overeenkomst van dienstverlening inzake advisering over de hypothecaire geldlening en risicoverzekeringen van X, tegen een uurtarief van € 90. X verstrekt aan Y twee rapporten over zijn financiële situatie met in de begeleidende e-mail enkele adviespunten. Na een gesprek tussen X en Y naar aanleiding van de rapporten en de e-mail, vraagt X voor Y een overlijdensrisicoverzekering aan bij Delta Lloyd. Vervolgens factureert X aan Y € 787,50 voor de verrichte werkzaamheden, gebaseerd op 8,75 gewerkte uren. Als Y, ondanks diverse aanmaningen, niet betaalt, vordert X veroordeling van Y om aan hem € 942 te voldoen, stellende dat Y toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Y voert aan dat hij met X overeengekomen is dat X maximaal drie à vier arbeidsuren tegen een tarief van € 90 in rekening zou brengen. Die uren zouden besteed worden aan het hypotheekadvies en er zou zonder kosten naar de risicoverzekeringen gekeken worden. Y is bereid om maximaal vier arbeidsuren te voldoen en vordert niet ontvankelijk verklaring, dan wel afwijzing van de vordering van X.

ORP 2017/15 - Sign. - Verdeling gemeenschappelijk vermogen conform afspraken in notariële akte (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8809)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
V, vader van drie dochters en exploitant van een pompstation, verstrekt een lening aan dochter (C) voor de koop van een huis in Frankrijk. In een notariële akte van 20 oktober 2008 is een verdeling opgenomen tussen V en zijn dochters van het gemeenschappelijk vermogen, bestaande uit een vorderingsrecht op C, gemeenschappelijke depositorekeningen en een gemeenschappelijke schuld aan de bank. Ter uitvoering van de overeengekomen verdeling is afgesproken dat € 80.000 door de deelgenoten op 1 juli 2007 op de rekening van C zal worden gestort. Als het bedrag niet gestort wordt op haar rekening maar op die van V, vordert C veroordeling van V tot betaling aan haar van het bedrag. De rechtbank wijst de vordering toe.

ORP 2017/16 - Sign. - Vorderingen 242 Albert Heijn-franchisenemers afgewezen (Rechtbank Noord-Holland 16 november 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:9360)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Eind december 2014 starten 242 AH-franchisenemers een procedure tegen Albert Heijn Franchising BV en aan haar gelieerde maatschappijen. De franchisenemers stellen dat AH hen benadeelt door voordelen niet langer met hen te delen. Volgens hen worden er kosten dubbel in rekening gebracht, worden sommige inkoopvoordelen niet aan hen doorgegeven en delen zij niet in de winst over Allerhande en de Bonusfolder. De franchisenemers willen ook meer inzage in de boeken van AH krijgen, zodat ze de juistheid van de jaarlijkse financiële afrekeningen kunnen controleren.

ORP 2017/17 - Sign. - Financiële afwikkeling tussen advocaat en ex-partner (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8292)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
M en V hebben een affectieve relatie gehad en hebben vanaf 2008 tot eind 2009 samengewoond in de woning van M. V heeft de hypotheekschuld van M (ad € 150.000) afbetaald, waarop zij vervolgens van M € 100.000 heeft terug ontvangen. M is advocaat, V is zijn receptioniste/secretaresse. Over het openstaande bedrage van € 50.000 hebben partijen verschillende documenten ondertekend. Over de rechtsgeldigheid van die documenten ontstaat nu discussie.

ORP 2017/18 - Sign. - Artikel 21 RV: niet liegen tegen de rechter! (Rechtbank Amsterdam sector kanton 4 oktober 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:6702)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Eiser vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 119,41 aan (restant) hoofdsom, rente en kosten, dit in verband met een of meer door eiser ten behoeve van gedaagde uitgevoerd fysiotherapeutische behandelingen. De (oorspronkelijke) vordering bevat een bedrag van € 42,31 aan rente, terwijl eiser voorts rente vanaf dagvaarding ter hoogte van 0,9% per maand vordert. De kantonrechter heeft ambtshalve kennis genomen van de door eiser gehanteerde Betalingsvoorwaarden zoals die zijn gepubliceerd op haar website. Daarbij is gebleken dat daar een vertragingsrente wordt genoemd van 1,5% per maand en dus niet 0,9%.

ORP 2017/19 - Sign. - Achmea verliest KiFID-zaak vanwege adverteren taalgebruik polisvoorwaarden (Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 19 oktober 2016, KiFiD 2016-497)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Consument X annuleert zijn reis vanwege een verwonding aan zijn enkel. In de verzekeringsvoorwaarden staat vermeld dat annuleringskosten worden vergoed indien de verzekerde ‘ernstig’ gewond raakt. Verzekeraar Achmea gaat niet tot uitkering over, stellende dat een verwonding aan de enkel niet ernstig is. X is van mening dat zijn verwonding wel ernstig is, omdat hij volgens zijn arts en fysiotherapeut door deze verwonding niet in staat was om te reizen.

ORP 2017/21 - Sign. - Koper in de veiling wordt (toch) geen eigenaar (A.H. van Huffelen, Vastgoed Fiscaal & civiel 2016/5)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Dat het arrest van Hof Den Bosch van 17 mei 2016 een steen in de ‘beslag- en executierechtvijver’ betekende, viel te verwachten. Niet alleen omdat het daarin lijnrecht inging tegen de beslissing van Rechtbank Oost-Brabant, maar met name omdat de koper van een onroerende zaak in de veiling achteraf nooit eigenaar bleek te zijn geworden. Interessant is de annotatie bij dit arrest van Steneker en ook die van Loesberg.

ORP 2017/22 - Sign. - Ontbinding van een consumentenkoop na levering van een gebrekkige zaak (F.P.C. Strijbos, NTBR – Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2016/8)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
In dit artikel behandelt het vraagstuk in hoeverre een consument-koper een beroep kan doen op de algemene ontbindingsbevoegdheid indien hij een gebrekkige zaak geleverd krijgt. Volgens de auteur moet een consument-koper de koop kunnen ontbinden in alle gevallen waarin na de aflevering van een non-conforme zaak de verkoper in verzuim is.

ORP 2017/23 - Sign. - Is het maatschappelijk onbetamelijk om een (beroeps)fout te maken? (K.C.A. Schweers en W.A.M. Rupert, Maandblad voor Vermogensrecht 2016/9)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Handelt een advocaat die bij de uitoefening van zijn werkzaamheden een fout heeft gemaakt onrechtmatig? Vooral de uit het leerstuk van wanprestatie voortvloeiende van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot lijkt (mede) bepalend voor de beoordeling of de vordering op basis van onrechtmatige daad gegrond is.

ORP 2017/24 - Sign. - Zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst: klachtplicht binnen bekwame tijd (Rechtbank Rotterdam 28 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7444)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
K koopt in 2006 een bedrijfspand van V. Om te komen van en te gaan naar het bedrijfspand gebruikt V een pad dat eigendom is van X. Na de overname van zijn bedrijf blijft K het pad gebruiken. X sommeert in 2011 K het pad niet meer te gebruiken. In een gerechtelijke procedure tussen K en X (in 2012 bij de rechtbank en in 2013 voor het hof) is komen vast te staan dat er nooit een erfdienstbaarheid van overpad is gevestigd, dat er ook geen sprake is van verkrijgende verjaring en dat V een persoonlijk recht van overpad had. K vordert in november 2015 een verklaring voor recht dat V aansprakelijk is voor de geleden schade voortvloeiend uit wanprestatie en/of onrechtmatige daad, subsidiair de niet nakoming van een derdenbeding in een akte van ruiling van oktober 1994. V beroept zich op schending door K van de in de artikel 7:23 en 6:89 BW neergelegde klachtplicht.

ORP 2017/26 - Sign. - Aanwezigheid van asbest: koper heeft onderzoeksplicht (Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:6602)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
K en V onderhandelen over de koop van een bedrijfspand van V, waarin een asbestsanerings-traject heeft plaatsgevonden. Op 23 januari 2007 vraagt K diverse stukken bij V op, waaronder de ‘asbestsaneringsrapportage’. K ontvangt diverse stukken en constateert dat hij niet alles heeft ontvangen. Op 7 maart 2007 verkoopt V het pand aan K, die het vervolgens doorverkoopt aan H met de verklaring dat het pand asbestvrij is. In 2013 ontdekt H andere asbestbronnen dan de door K en V in hun koopovereenkomst genoemde bronnen. H stelt K aansprakelijk voor de schade. K vordert een verklaring voor recht (1) dat er sprake is van non-conformiteit en/of toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatig handelen door V wegens de in 2013 aangetroffen asbest, (2) dat V in strijd heeft gehandeld met zijn mededelingsplicht en (3) dat V schadeplichtig is jegens K, nu hij er bij de aankoop van uitging dat er geen asbest aanwezig was, zulks conform de verklaringen van V. Volgens K heeft V verzuimd bepaalde rapporten te verstrekken, waarin vooral de in die stukken gemaakte voorbehouden voor K van belang waren. Uitgaande van de afwezigheid van asbest heeft K aan H gegarandeerd dat het pand asbestvrij was.

ORP 2017/27 - Sign. - Geen aansprakelijkheid makelaar: geen vertegenwoordiger of gevolmachtigde (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8766)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
V geeft op 8 mei 2007 opdracht aan makelaar M om zijn huis te verkopen. In de tuin achter het buurhuis ligt het restant van een woning (ruïne). M informeert bij de gemeente over bestaande en toekomstige plannen met betrekking tot de ruïne. Uit het op 17 augustus 2007 toegezonden vigerende bestemmingsplan en een gedeelte van de bestemmingsplankaart blijkt dat voor de ruïne het bouwvoorschrift voor bijgebouwen geldt. Een aanvraag voor een bouwvergunning is op 7 maart 2007 gepubliceerd en vervolgens wordt in een raadsvergadering op 4 oktober 2007 besloten medewerking te verlenen aan een bouwvergunning voor een huis in de tuin. Dit besluit ligt vanaf 10 oktober 2007 ter inzage. K informeert in de periode van 27 juli 2007 tot 1 september 2007 bij de gemeente over mogelijke bouwplannen. Op 7 oktober 2007 tekenen V en K de koopovereenkomst. In het taxatierapport van 5 oktober voor de verkrijging van financiering zijn de aan het licht gekomen feiten over de mogelijke nieuwbouw op het buurperceel niet vermeld en niet meegenomen in de waardebepaling. V levert op 21 december 2007 de woning aan K. Als in 2009 een woning wordt gebouwd langs de erfgrens vordert K hoofdelijke veroordeling van V en M tot betaling van de waardevermindering van zijn woning. K beroept zich op dwaling en een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een garantieverbintenis. De rechtbank wijst de vordering af. K gaat in hoger beroep.

ORP 2017/28 - Sign. - Stopzetting parate executie afgewezen (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 31 oktober 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4160)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Propertize heeft aan X vastgoedkredieten verstrekt. De leningen hebben alle verschillende looptijden. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van X voortvloeiende uit de kredietovereenkomsten, heeft X bij aktes van 1 september 2006, 18 september 2007 en 16 januari 2008 hypotheekrechten verstrekt ten behoeve van Propertize op het in deze akten omschreven onderpand. Tussen partijen hebben vele besprekingen over herstructurering en herfinanciering van de kredieten plaatsgevonden. Propertize heeft op 23 juli 2012 het volledig uitstaand saldo van de leningen, die respectievelijk als afloopdatum hadden 1 december 2012, 1 september 2012 en 1 januari 2013, opgeëist. De twee overige leningen hebben als einddatum 1 januari 2032. Op 4 december 2012 heeft Propertize deze leningen opgezegd en het volledig uitstaand saldo per 4 december 2012 opgeëist. Propertize heeft op 8 september 2016 een verzoekschrift op grond van artikel 3:268 lid 2 BW jo. artikel 584 Rv ingediend, waarbij Propertize om toestemming verzoekt de registergoederen onderhands te mogen verkopen. X heeft, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter tot verkorting van de dagvaardingstermijn, dit kort geding ingeleid. Daarbij vordert X dat X Propertize om de aangezegde en in gang gezette executoriale verkoop van de vastgoedportefeuille van X staakt voor een periode van drie jaar. Dit op verbeurte van een dwangsom van € 35.000.000.

ORP 2017/29 - Sign. - Geen aansprakelijkheid voor architect voor niet op de bouwkavel passend ontwerp (Gerechtshof Den Haag 1 november 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3182)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
SVO Vastgoed geeft opdracht aan architect A om 12 woningen voor een kavel te ontwerpen en te coördineren bij de bouw. Als tien woningen af zijn, ontstaat verwarring over de vraag of de laatste twee woningen nog op de kavel passen. A verricht een meting ter plaatse. Op grond daarvan concludeert hij dat de woningen niet passen. Later blijkt dat het plan gemakkelijk op het perceel uitgevoerd hadden kunnen worden. A gaat failliet en de curator van A cedeert de vordering van A op diens verzekeraar (NN) aan SVO.

ORP 2017/30 - Sign. - Gezondheidsverklaring voldoende duidelijk omtrent meldingsplicht eerdere klachten (Rechtbank Den Haag 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11931)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
X is mede-eigenaar van een groothandel in schoonmaakproducten en heeft zich bij V verzekerd tegen het risico van arbeidsongeschiktheid. Bij de aanvraag van de verzekering heeft X een gezondheidsverklaring ingevuld, waarin hij heeft aangegeven zes tot zeven jaar geleden klachten aan zijn knie te hebben gehad en te zijn geopereerd. X heeft op verschillende plaatsen aangegeven dat hij ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring geen klachten meer heeft. De door X verstrekte informatie heeft geleid tot een uitsluiting voor arbeidsongeschiktheid als gevolg van klachten aan de rechterknie. Op enig moment ontvangt V een ziekmelding van X wegens een driedubbele nekhernia. V keert op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100 uit, dat een paar maanden later wordt verlaagd naar 75. Uit informatie van de neuroloog blijkt dat X al in 2002 bekend was met een nekhernia, hetgeen hij echter niet heeft aangegeven bij zijn verzekeringsaanvang in 2006. De (voormalig) orthopeed en behandelend fysiotherapeut melden aan V dat de nek- en schouderklachten al in 2005 aanwezig waren. Daarop stopt V de uitkering aan X. X vordert veroordeling van V tot betaling aan X van de maandelijkse verzekeringsuitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 75.

ORP 2017/31 - Sign. - Geen rechtsgeldige opzegging van de verzekeringsovereenkomst (Rechtbank Rotterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7440)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Op 1 april 2008 sluit H (door middel van tussenkomst van zijn verzekeringsadviseur S) een zakelijke gebouwenverzekering af bij verzekeraar Allianz. De verzekering wordt gesloten voor 12 maanden, na ommekomst daarvan vindt stilzwijgende prolongatie plaats telkens voor 12 maanden. Elk jaar kan H de verzekering tegen 1 april schriftelijk opzeggen met een opzegtermijn van twee maanden.

ORP 2017/32 - Sign. - Uitleg aansprakelijkheidsverzekering over de verdeling van de kosten van verweer (Gerechtshof Den Haag 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2829)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Machinefabrikant A is verzekerd bij N. In artikel 1.8 van de polisvoorwaarden is het begrip ‘aanspraak’ omschreven als: ‘Vordering tot vergoeding van schade voortvloeiend uit een handelen of nalaten ingesteld tegen verzekerde’. De voorwaarden houden verder in dat N, in geval van gedekte schade, de kosten van verweer dekt, mits dat met instemming van de maatschappij wordt gevoerd, óók in een eventuele procedure die een benadeelde tegen een verzekerde aanhangig heeft gemaakt. Deze kosten zullen bij een aanspraak die het verzekerde bedrag te boven gaat, worden vergoed in de verhouding van het verzekerde bedrag tot het bedrag waarmee de vordering het verzekerde bedrag te boven gaat. Voor de onderhavige verzekering geldt bovendien clausule 780, inhoudende dat de dekking voor de aansprakelijkheid van de verzekeringnemer ten opzichte van zijn opdrachtgevers, is beperkt tot de aansprakelijkheid zoals omschreven in de door hem gehanteerde algemene voorwaarden. De verzekerde moet in geval van een aanspraak aantonen ‘dat de algemene voorwaarden in zijn geheel op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard’ en in het bezit zijn gesteld van de opdrachtgever. A werkt als onderaannemer voor D, er ontstaat brand en de schade wordt vergoed door ACE (de verzekeraar van D). Tussen A en N ontstaat een geschil over de uitleg van de polisvoorwaarden met betrekking tot de verdeling van de kosten van door A gevoerd verweer tegen een aanspraak van ACE, nu de schade de verzekerde som overtreft. A vordert veroordeling van N tot betaling van € 263.357, stellende dat hij op grond van de polisvoorwaarden aanspraak heeft op vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten voor zijn verweer. De rechtbank veroordeelt N tot betaling van € 33.490. A gaat in hoger beroep.

ORP 2017/33 - Sign. - Duurovereenkomst door samenhang met stichtingsstatuten niet-opzegbaar (J. Nijland en I.S.J. Houben, JBN Juridische Berichten voor het Notariaat 2016/11)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
De gemeente Amsterdam verschilt met de provincie Noord Holland en verschillende Gooische gemeenten van mening of zij de duurovereenkomst over de exploitatiebijdragen aan de door hen samen opgerichte stichting Gooisch Natuurreservaat kan opzeggen. De Hoge Raad overweegt dat een overeenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn (HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660 (Stichting Gooisch Natuurreservaat)). De statuten van de (mede door de gemeente Amsterdam opgerichte) Stichting Gooisch Natuurreservaat zijn gericht op een ‘ten eeuwigen dage’ behoud van het natuurreservaat. Wegens de samenhang hiermee is het vermoeden gerechtvaardigd dat betaling van de exploitatiebijdragen niet door opzegging van de overeenkomst kan worden beëindigd.

ORP 2017/34 - Sign. - De retro-overdracht aan de vervreemder, niet-eigenaar (E.F. Verheul, NTBR – Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht 2016/8)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
De auteur onderzoekt wie eigenaar wordt indien de aan de overdracht ten grondslag liggende koopovereenkomst wordt ontbonden en de zaak wordt (terug)overgedragen aan de vervreemder. De koop wordt daarmee weliswaar ongedaan gemaakt, maar de wet construeert deze ‘ongedaanmaking’ als een hernieuwde overdracht. De vraag rijst of daarmee de oorspronkelijke rechthebbende of de vervreemder eigenaar wordt.

ORP 2017/36 - Sign. - Opzegging overeenkomst wegens gewichtige reden vertrouwensbreuk (Gerechtshof Den Haag, 30 augustus 2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:2874)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
A is een vennootschap die handelt als (beurs)makelaar in assurantiën. Tevens is zij gevolmachtigde voor – onder meer – verzekeringsmaatschappij Delta Lloyd. X is statutair directeur en Y is algemeen directeur van A. Y’s broer Z is ook verzekeringsmakelaar. In de NVGA Kwaliteitsnormering van Delta Lloyd staat onder meer dat de financiële dienstverlener het bedrijf van gevolmachtigde agent uitoefent namens tenminste twee verschillende volmachtgevers en dat de feitelijk leider van het volmachtbedrijf eindverantwoordelijk is voor het volmachtbeleid. X stelt namens A Z aan als feitelijk leider van de volmacht van A. Delta Lloyd doet in 2011 een audit en concludeert dat A niet voldoet aan de eisen die de wet aan de volmacht stelt. In 2012 zegt Z zijn volmacht bij A op. In 2013 zegt Delta Lloyd de samenwerkingsovereenkomst met A omtrent de volmacht op. A stelt Z aansprakelijk voor de schade ten gevolge van de opzegging.

ORP 2017/37 - Sign. - Bedrijfsgeheimen: vanaf 2018 al dan niet ‘overdraagbare’ vermogensrechten (P. van der Korst, ftV – civiel en fiscaal tijdschrift Vermogen 2016/11)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie stelden in juni van dit jaar een richtlijn vast ‘betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan’. De lidstaten moeten uiterlijk 9 juni 2018 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen doorvoeren om aan de verplichtingen van deze richtlijn te voldoen.

ORP 2017/40 - Sign. - Stapelen van beperkte rechten: een praktijkgerichte en notariële benadering (M.M.G.B. van Drunen, Vastgoed Fiscaal & civiel 2016/5)

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017
In de literatuur is er veel aandacht voor het stapelen van beperkte rechten. In deze voornamelijk dogmatische discussie staat de vraag centraal of een beperkt gerechtigde zijn beperkte recht met een ander beperkt recht kan bezwaren. Zonder afbreuk te willen doen aan het belang van die discussie, kiest de auteur voor een praktijkgerichte en notariële benadering.

ORP 2017/41 - Art. - In de kern duidelijk: de toetsing van kernbedingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017 geschreven door Spanjaard, Mr. drs. J.H.M.
Kernbedingen vallen buiten het bereik van de algemenevoorwaardenregeling in afdeling 6.5.3 BW en de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, mits zij duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Indien kernbedingen niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd, vindt toetsing aan artikel 6:233 onder a BW en/of evengenoemde richtlijn plaats. Dit heeft het HvJEU bevestigd in zijn Van Hove-arrest. Op dit arrest wordt in dit artikel nader ingegaan.

ORP 2017/42 - Art. - De voortdurende verbintenis

Aflevering 1, gepubliceerd op 31-01-2017 geschreven door Heuvel, Mr. A.E. van den
Indien een voortdurende verbintenis niet wordt nagekomen, is ontbinding mogelijk zonder verzuim, vanwege de onmogelijkheid om de geschonden verbintenis alsnog na te komen. Voortdurende verbintenissen vloeien voort uit de wet en kunnen contractueel worden overeengekomen. Het artikel licht het leerstuk van de voortdurende verbintenis toe en bespreekt hoe het in de praktijk toegepast kan worden.