Aflevering 2

Gepubliceerd op 10 februari 2017

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 21-10-2024

ORP 2017/45 - Sign. - Geen sprake van bedrog of dwaling bij afsluiten renteswap (Rechtbank Amsterdam 14 december 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:8118)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
X BV is eigenaar van een bedrijfspand. De financiering van de aankoop hiervan is ondergebracht bij ABN AMRO. Op 14 augustus 2008 zendt ABN AMRO daarvoor een kredietovereenkomt aan X BV en twee andere ondernemingen. Het krediet bestaat, naast een rekening-courantfaciliteit van € 250.000, uit een 25-jarige variabele Euribor-lening van € 1.400.000.

ORP 2017/46 - Sign. - Relatieve bevoegdheid rechtbank en overeengekomen forumkeuzebeding (Rechtbank Rotterdam 28 december 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:10066)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
In een procedure tussen de Rabobank (R) enerzijds en Brick Finance (B) en AMB Shipping (S) anderzijds vorderen B en S in incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de Rechtbank Amsterdam, stellende dat ex artikel 99 Rv de rechter van de woonplaats van de gedaagden bevoegd is. B is in Breukelen en S is in Amsterdam gevestigd, zodat de Rechtbank Midden-Nederland of Amsterdam bevoegd is de zaak te behandelen. R heeft de bevoegdheid van Rechtbank Rotterdam aangenomen op grond van een overeengekomen forumkeuzebeding in een conceptovereenkomst met B. Volgens R moet de rechtbank voor de beoordeling of zij relatief bevoegd is krachtens het forumkeuzebeding, ex artikel 108 lid 4 Rv de gebondenheid van gedaagden in de hoofdzaak aan de overeenkomst inhoudelijk beoordelen. Het incident kan dus uitsluitend gezamenlijk beoordeeld worden met de behandeling en afdoening van de hoofdzaak.

ORP 2017/47 - Sign. - Uitleg bepaling hypotheekbrochure meenemen hypotheek bij verhuizen (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5112)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
M en V hebben op 31 maart 2006 een aflossingsvrije hypotheek afgesloten bij de Postbank, een rechtsvoorganger van ING, ten bedrage van € 210.000. Op de overeenkomst is de brochure ‘Basisinformatie Postbank Hypotheken’ van toepassing, dat informatie en voorwaarden bevat en waarin de Algemene Voorwaarden Postbank Hypotheken in zijn opgenomen. In deze brochure is tevens een hoofdstuk opgenomen ten aanzien van verhuizen. Op 28 juli 2010 dienen M en V via een hypotheekadviseur een aanvraag in om hun lopende hypotheek mee te nemen naar een nieuw te bouwen woning, uitgebreid met een overbruggingskrediet van € 75.000. Enkele dagen later wijst ING de aanvraag af, nu M en V niet voldoen aan de actuele toetsingscriteria voor nieuwe hypotheken.

ORP 2017/48 - Sign. - AB 2016: de algemene bepalingen voor eeuwigdurende erfpacht nader bezien (D.J.L. van Ee en P.L. Loeb, Vastgoed Fiscaal & Civiel 2016/6)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
De gemeente Amsterdam heeft recent de Algemene Bepalingen voor eeuwigdurende erfpacht 2016 Amsterdam (‘AB 2016’) vastgesteld. De gemeente is voornemens de komende jaren een groot aantal percelen onder de AB 2016 in erfpacht uit te geven. De AB 2016 bevatten belangrijke wijzigingen ten opzichte van de eerdere algemene bepalingen, in het bijzonder het schrappen van de canonherziening einde tijdvak en het ontbreken van de bevoegdheid van de gemeente om eenzijdig nieuwe algemene bepalingen van toepassing te verklaren.

ORP 2017/49 - Sign. - Advocaat doet gerechtvaardigd beroep op algemene voorwaarden (Rechtbank Oost-Brabant 23 november 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:6504)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
C CV en C BV (hierna tezamen: C) zijn actief in vastgoed en hebben een geschil met projectontwikkelaar X. Tussen X als schuldeiser en C als schuldenaar is op 22 mei 2008 een geldleningsovereenkomst gesloten, waarbij partijen hebben verklaard dat X aan C een bedrag van € 1.190.000 ter leen heeft verstrekt. Bij brief van 7 mei 2010 is met ingang van 22 mei 2010 namens X tegenover C aanspraak gemaakt op onmiddellijke aflossing van het aan C ter leen versterkte bedrag, waarbij is aangekondigd dat X zich bij niet betaling vrij acht tot uitwinning over te gaan van de aan haar verstrekte hypothecaire zekerheden. X wenst over te gaan tot onderhandse executie conform de koopovereenkomst. Namens C maakt advocaat A bezwaar tegen de onderhandse verkoop. C en A hebben een overeenkomst gesloten inhoudende dat A C bijstaat in het geschil met X.

ORP 2017/50 - Sign. - Tekortkoming in nakoming verplichtingen uit reisovereenkomst: schadevergoeding (Rechtbank Midden-Nederland sector kanton 14 december 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:6533)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Reisorganisator W en consument E sluiten een reisovereenkomst voor een duikvakantie in Thailand vanuit 4/5-sterrenhotels. W bevestigt de boeking met vermelding van de toepasselijke ANVR-reisvoorwaarden. Vervolgens bericht W dat hotel Peace Resort uitvalt wegens overboeking en stelt daarop andere accommodaties voor. Uiteindelijk boekt W hotel Kanok Buri. Als bij aankomst Kanok Buri niet aan de verwachtingen voldoet, regelt W hotel Santiburi, waar E zelf de rekening van € 11.734 moet voldoen. E stelt W aansprakelijk voor deze kosten nu Kanok Buri niet voldeed aan de gegeven specificaties en vordert veroordeling van W tot betaling van € 11.734 plus € 11.279 voor gederfd reisgenot.

ORP 2017/51 - Sign. - Geen rechtvaardiging verzaking controleplicht rekeninghouder (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28 december 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8350)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
E is erfgename van de heer M, die op 5 juli 2013 is overleden. Op 24 juli 2006 hadden M en zijn vrouw V hun kleindochter gemachtigd om over hun tegoeden op drie rekeningen bij de bank te beschikken en deze te beheren. Toen V overleed is de volmacht komen te vervallen en hebben M en de kleindochter bij de bank een nieuwe volmacht getekend. Anders dan op de vorige volmacht staat op deze volmacht slechts een machtiging vermeld om te beschikken over de spaar- en betaalrekening (derhalve niet over de effectenrekening).

ORP 2017/52 - Sign. - Koop van twee percelen in casu één koop. Consequenties voor de extinctieve verjaring van de vordering van koper tot nakoming. Bezitsinterversie wordt naar de letter niet door artikel 3:111 BW mogelijk gemaakt (A.J.H. Pleysier, JBN – Juridische Berichten voor het Notariaat 2016/12)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Artikel 3:307 BW is slechts van toepassing op vorderingen tot nakoming van contractuele verbintenissen die in het geheel niet zijn nagekomen. Indien een zodanige verbintenis gedeeltelijk of anderszins gebrekkig is nagekomen, geldt de regeling van artikel 3:311 lid 1 BW. Dat betekent dat in casu de extinctieve verjaring van de vordering van koopster pas gaat lopen op het moment dat zij ontdekt dat zij te weinig heeft gekregen. Het is een probleem hoe in casu de bezitsinterversie tot stand gekomen kan zijn, gelet op de regeling van artikel 3:111 BW.

ORP 2017/54 - Sign. - Hoe hard is ‘niet te hard’? (Gerechtshof Den Haag 22 november 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3431)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
K koopt van autobedrijf V een tweedehands auto voor € 28.650. De auto kan op benzine en lpg rijden. Na de aankoop rijdt K met de auto naar huis. De volgende dag komt de auto stil te staan door een kapotte motor. Geconcludeerd wordt dat thermische overbelasting van de motor zeer aannemelijk is ten gevolge van een combinatie van het rijden op lpg en de belasting van de motor bij gebruik. Omdat het een motor betreft zonder geforceerde zuigerkoeling, is rijden op lpg in combinatie met een hoge motorbelasting niet zonder risico’s.

ORP 2017/55 - Sign. - Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over veertiendagenbrief (Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Op 13 juni 2014 oordeelde de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:1405) dat artikel 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten.

ORP 2017/56 - Sign. - Er zijn geen omstandigheden om rechtsverwerking aan te nemen (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5208)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
V heeft aan K een olietank verkocht en een half jaar later huisbrandolie en gasolie. Ook is er een overeenkomst van aanneming van werk gesloten, op grond waarvan V de verplichting op zich heeft genomen om de tank op een deugdelijke manier te installeren. De factuur die V aan K heeft gestuurd is onbetaald gebleven. V vordert in rechte betaling. K beroept zich op rechtsverwerking, stelt dat de tank gebreken vertoont en dat hij V in de gelegenheid heeft gesteld om die te herstellen, maar dat V daaraan geen gehoor heeft gegeven.

ORP 2017/57 - Sign. - Veroordeling levering woning: verbintenisrechtelijke verhouding tegenover goederenrechtelijke verhouding (Voorzieningenrechter Rechtbank Overijssel 23 november 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4631)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Als A zijn hypothecaire verplichtingen jegens bank B niet nakomt, plant B de executoriale verkoop van het onderpand. A verleent B een onherroepelijke volmacht voor de onderhandse verkoop en levering van het pand. B accepteert een door X uitgebracht bod op het huis. De koopovereenkomst is schriftelijk vastgelegd en getekend door B en X. Ondertussen heeft A met C een koopovereenkomst gesloten. Bij vonnis in kort geding van 30 september 2016 is B op vordering van X veroordeeld om medewerking te verlenen aan de levering van de woning. Er is geen beroep ingesteld. De woning is nog niet geleverd.

ORP 2017/58 - Sign. - Onderaannemer had sloopwerkzaamheden moeten stilleggen voor nader onderzoek (Gerechtshof Amsterdam 29  november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5154)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
V is eigenares van een bovenwoning. Y voert als aannemer een eenmanszaak. X is een aannemingsbedrijf dat zich bezighoudt met sloop-, grond- en asbestsaneringswerkzaamheden en beschikt, anders dan Y, over een voor asbestverwijdering vereist certificaat. Op enig moment wil V de woning laten renoveren en verstrekt daartoe aan een ingenieursbureau opdracht om een asbestinventarisatie uit te voeren. In het rapport is vermeld dat er nog plaatsen moeten zijn waar de aanwezigheid van asbest nog niet is uitgesloten. Y krijgt het rapport en vraagt X om als onderaannemer een offerte uit te brengen voor de noodzakelijke asbestverwijderingswerkzaamheden. Tijdens de werkzaamheden worden nieuwe asbestplaatsen ontdekt. Er zijn leidingen in de muur vrij gehakt waardoor grote hoeveelheden asbesthoudend materiaal op de grond terecht zijn gekomen, dat tijdens de werkzaamheden door werknemers van X heen en weer is gelopen.

ORP 2017/59 - Sign. - Onderhandse verkoop appartement verboden (Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam 23 november 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:9053)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
X is eigenaar van een appartement waarop een hypotheek rust ten behoeve van ABN AMRO Bank ad € 108.994. X is op enig moment zijn baan kwijtgeraakt, waarna een achterstand is ontstaan in de hypothecaire betalingen en de servicekosten van de VvE. ABN AMRO heeft op 3 april 2015 de geldleningsovereenkomst met X opgezegd. X heeft op 27 juli 2015 volmacht verleend aan ABN AMRO tot onderhandse verkoop van zijn appartement. Het appartement staat te koop voor € 95.000. De VvE heeft op enig moment executoriaal beslag gelegd op het appartement van X. X heeft op 14 oktober 2015 een betalingsregeling getroffen met de VvE, waarbij is afgesproken om € 300 per maand af te lossen op de vordering van de VvE. Inmiddels lost X geen € 300 per maand maar € 150 per maand af aan de VvE. X heeft ABN AMRO op 2 november 2016 gesommeerd om de voorgenomen onderhandse verkoop van het appartement geen doorgang te laten vinden. ABN AMRO heeft aan de sommatie geen gevolg gegeven.

ORP 2017/60 - Sign. - Aanneming van werk: geen fatale termijn en geen verzuim van aannemer (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 27 december 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5666)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Nu de opdrachtgever niet kan bewijzen dat een fatale termijn is overeengekomen, is er geen sprake van verzuim bij de aannemer. De opdrachtgever is in verzuim geraakt en heeft geen recht op schadevergoeding. A moet feiten en omstandigheden bewijzen dat aannemer X alle overeengekomen werkzaamheden uiterlijk op 1 mei 2008 moest opleveren. A heeft zichzelf en Y daarom als getuigen doen horen.

ORP 2017/61 - Sign. - Echtgenote jegens echtgenoot aansprakelijk onder koetsiersverzekering voor letsel veroorzaakt door gezamenlijk paard (Rechtbank Den Haag 22 november 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:14755)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tot de huwelijksgemeenschap behoort een paard. M en V zijn een tocht met een koets gaan maken. Het paard trok de koets. Omdat het paard onrustig was, heeft V M verzocht naast het paard te gaan lopen. Op dat moment kwam vanuit tegengestelde richting een auto aanrijden, die stopte. Het paard heeft M vervolgens tegen de auto aangeduwd, waarna de koets over zijn benen is gereden. Hierbij is het rechterbeen van M verbrijzeld. Na vier jaar behandeling en revalidatie is besloten om het been te amputeren. V had bij London een koetsiersverzekering afgesloten. London betwist aansprakelijkheid.

ORP 2017/62 - Sign. - Geen schending zorgplicht bank bij oversluiten hypotheek met levensverzekering (Rechtbank Amsterdam 21 december 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:8340)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
V drijft van 1985 tot begin 2010 een eigen onderneming die zich bezighield met het uitzenden van interim-managers in de zorgsector. V heeft in het verleden een hypotheek bij Rabobank met een daaraan gekoppelde levensverzekering van Interpolis afgesloten. De levensverzekering op het leven van V is verpand aan Rabobank. Daarnaast heeft V later twee aanvullende hypothecaire leningen afgesloten bij Rabobank.

ORP 2017/64 - Sign. - Alledaags krediet of niet? (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9118)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
M en V zijn met elkaar gehuwd. M is directeur van BV X. Op 20 april 2010 komen A en BV X overeen dat A haar bedrijfsruimte aan BV X zal verhuren voor de exploitatie van een kinderspeelparadijs met ingang van 1 december 2010 tegen een huurprijs van € 15.569,16 per maand. Op 17 september 2012 sluiten A en BV X een geldleningsovereenkomst, waarbij A aan BV X een bedrag van € 161.467 in leen verstrekt ter financiering van de in de voormelde bedrijfsruimte door A geplaatste installaties. In diezelfde overeenkomst geeft M een persoonlijke borgstelling af tot het bedrag van € 161.467. Op 14 maart 2013 sluiten A en BV X een tweede geldleningsovereenkomst, waarbij A aan BV X een bedrag van € 70.304 in leen verstrekt ter financiering van de aan A verschuldigde huur, servicekosten, rente en annuïteit over de periode juni-oktober 2012.

ORP 2017/65 - Sign. - Terechte opzegging verstrekte financiering (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 29 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5313)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
M en V zijn in 1979 met elkaar gehuwd. M exploiteert een groothandel in bloemen en planten. Om fiscale redenen wordt de groothandel vanaf 1 januari 1996 in de vorm van een VOF gedreven, waarin M en V de enige vennoten zijn. M en V hebben in privé de meerdere geldleningen afgesloten met de bank. Op 6 mei 2010 sluiten zij – zowel privé als namens de VOF – een financieringsovereenkomst met de bank, waarbij zij € 180.000 van de bank lenen en waarbij de bank een kredietfaciliteit op de zakelijke rekening verleent van € 220.000. Tot zekerheid voor de betalingen geven M en V de bank een pandrecht op alle huidige en toekomstige inventaris, voorraden, rechten en vorderingen van henzelf en de VOF. Op 22 mei 2013 delen M en V aan de bank mede dat zij, vanwege hun voorgenomen echtscheiding, hun zakelijk activiteiten hebben beëindigd. Vijf dagen later zegt de bank (met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden) de verstrekte financiering op en sommeert M en V om uiterlijk op 27 augustus 2013 al hetgeen de bank alsdan te vorderen zal hebben te voldoen. Daarbij geeft de bank aan dat de vordering per 27 mei 2013 € 801.558,61 bedraagt. In september 2013 wordt het huwelijk tussen M en V door echtscheiding ontbonden. Eind oktober verkopen zij een perceel weiland aan een derde voor € 91.371,50. De bank heeft echter conservatoir beslag gelegd op de grond. Eind november komen partijen overeen dat het beslag wordt opgeheven en dat van de verkoopopbrengst € 40.000 aan de bank wordt betaald, in mindering op hetgeen M en V aan de bank verschuldigd zijn.

ORP 2017/66 - Sign. - Niet voldaan aan het vereiste van verzuim: geen buitengerechtelijke ontbinding (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 december 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9863)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
M handelt in beveiligingsartikelen. Winkelier A bestelt bij M alarmlabels. Vóór de levering verifieert A bij M of de labels een goede detectie hebben op een afstand van 1.50 m. M test een label in het bijzijn van A, waaruit de gevraagde detectie blijkt. A doet een aanbetaling van 50%. Na de levering klagen klanten van A dat de detectie in de winkels onvoldoende is. Als A het restant van de vordering van M niet betaalt, vordert M betaling van het openstaande bedrag. A vordert in reconventie terugbetaling van zijn aanbetaling. De kantonrechter wijst de vordering van M af en de vordering van A grotendeels toe.

ORP 2017/67 - Sign. - Overeenkomst van opdracht inzake bewindvoering: nakoming beheervergoeding (Rechtbank Midden-Nederland sector kanton 21 december 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:6434)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Op 24 november 2014 sluiten Bewind Nederland (B) en E een schriftelijke overeenkomst van opdracht op grond waarvan E van 24 november 2014 t/m 23 november 2015 werkzaamheden zal uitvoeren, voortvloeiend uit de activiteiten van B voor haar cliënten. Artikel 3 lid 4 van de overeenkomst vermeldt de tarieven die E voor haar werk per cliënt in rekening mag brengen aan B. De intake- en beheervergoeding wordt vergoed als het gehele intakeproces is afgehandeld en de vergoeding door cliënt (dan wel bijzondere bijstand van de gemeente) op de rekening van B is bijgeschreven. Als B in de periode van december 2014 t/m maart 2015 klachten ontvangt over het functioneren van E, zegt B het contract met E per 1 april op. E berust in de opzegging en stuurt drie facturen aan B ten bedrage van € 19.184. B betaalt niet.

ORP 2017/68 - Sign. - Notaris had onzorgvuldig gehandeld bij overdracht van internetdomeinen (Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden 19 augustus 2015, ECLI:NL:TNORARL:2015:107)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Notaris N heeft een leveringsakte gepasseerd waarbij aan X domeinnamen met de daarbij behorende rechten zijn overgedragen. Een maand later laat de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) weten dat overschrijving van de domeinnamen niet mogelijk is, omdat daarop zowel een beslag als een pandrecht rust. Naar aanleiding hiervan dient X een tuchtrechtelijke klacht tegen N in.

ORP 2017/69 - Sign. - Geen onrechtmatigheid bij onttrekken geld aan bouwdepot (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9357)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
Het echtpaar M en V koopt in februari 2008 een woning en sluit daarvoor bij ABN AMRO Bank (hierna: de bank) een hypothecaire geldlening af van € 302.000. In dit bedrag is een bouwdepot van € 73.000 opgenomen voor de in het taxatierapport omschreven verbouwingswerkzaamheden. Op 16 juni 2008 dient X bij M een factuur in van € 42.2210,20 voor te verrichten verbouwingswerkzaamheden. De werkzaamheden zullen volgens de factuur aanvangen op 25 juni 2008. Bij aanvang van de werkzaamheden dient 70% van het factuurbedrag (€ 29.554,84) betaald te zijn. De resterende 30% (€ 12.666,36) dient bij oplevering betaald te worden. M en V dienen de factuur op 17 juni 2008 in bij de bank, die daarop € 29.554,84 uit het bouwdepot aan X overmaakt. Op 26 juni 2008 komt X met Galaxy Nederland CV overeen dat laatstgenoemde de verbouwingswerkzaamheden zal uitvoeren voor een totale aanneemsom van € 40.000. Op 16 juli 2008 brengt X de laatste termijn (€ 12.666,36) aan M in rekening. M en V dienen deze factuur op 19 juli 2008 in bij de bank, die het bedrag op 28 juli 2008 uit het bouwdepot aan X overmaakt. Diezelfde dag betaalt de bank het restant van het bouwdepot aan M en V uit. Als M en V niet meer aan hun hypothecaire verplichtingen voldoen, wordt de woning in februari 2012 door de bank onderhands verkocht voor € 178.500. Dan blijkt ook dat M enkele verbouwingswerkzaamheden zelf heeft verricht.

ORP 2017/70 - Sign. - Onttrekkingen aan bankrekening vader waren onrechtmatig jegens erfgenaam (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 4 oktober 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4427)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
M overlijdt in 2012, met achterlating van dochter D en zoon Z als enige erfgenamen. Sinds december 2010 regelde D de financiën van M, waartoe M haar zijn pinpas en pincode ter beschikking had gesteld. D is door de kantonrechter veroordeeld om € 20.000 aan Z te betalen, omdat zij in een periode van 21 maanden ruim € 40.000 heeft onttrokken aan de bankrekening van M. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

ORP 2017/72 - Sign. - Hypothecaire inschrijving van ontbonden stichting door rechter waardeloos verklaard (Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam 14 december 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:10100)

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017
X c.s. hebben een woning verkocht die zij van hun ouders hadden geërfd. Later ontdekken zij dat in 1969 op de woning een hypotheekrecht is gevestigd ten gunste van een stichting die in 1990 is ontbonden. In verband met de geplande levering vorderen X c.s. in kort geding dat de hypothecaire inschrijving waardeloos wordt verklaard ex artikel 3:29 BW. Volgens hen is de geldlening van ƒ 55.000, waarvoor het hypotheekrecht was gevestigd, inmiddels afgelost.

ORP 2017/74 - Art. - Opschorting: Voor wiens risico?

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017 geschreven door Klomp, mr. R.J.Q.
Wie achteraf gezien ten onrechte heeft opgeschort, verkeert van rechtswege in verzuim. Recent heeft de Hoge Raad een belangrijke nuancering op deze regel aangebracht. In HR 4 november 2016 (Creative Industry Amsterdam/Heredium Coöperatie) heeft de Hoge Raad bepaald dat niet altijd degene die in verband met een te verrekenen tegenvordering zijn verplichtingen opschort, in verzuim komt indien achteraf de tegenvordering niet blijkt te bestaan.

ORP 2017/75 - Art. - De vordering tot nakoming van een overeenkomst in kort geding

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017 geschreven door Loesberg, E.
Degene die in kort geding de veroordeling tot nakoming vordert, zal het bestaan van de overeenkomst aannemelijk moeten maken, bijvoorbeeld door het overleggen van een schriftelijke overeenkomst dan wel verklaringen van degene(n) die bij het tot stand komen van de overeenkomst waren betrokken. Tevens zal hij aannemelijk moeten maken dat sprake is van een spoedeisend belang bij de veroordeling tot nakoming in formele zin. De gedaagde kan eventueel het spoedeisend belang in formele zin betwisten en aannemelijk maken dat in ieder geval geen sprake is van spoedeisend belang in materiële zin.

ORP 2017/76 - Art. - Drafting tips & skills: De Netherlands Commercial Court

Aflevering 2, gepubliceerd op 10-02-2017 geschreven door mr. C.E. Drion
Op 16 december 2016 is het wetsvoorstel Netherlands Commercial Court gepubliceerd en ter internetconsultatie voorgelegd. Er is daarbij niet over een nacht ijs gegaan. Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel is een projectgroep betrokken geweest, bestaande uit vertegenwoordigers van de Raad voor de Rechtspraak en van diverse rechtbanken en hoven, een interne klankbordgroep, bestaande uit de presidenten van diverse rechtbanken en hoven, alsmede een externe klankbordgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van enkele grote bedrijven, VNO-NCW, het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen en een paar grote advocatenkantoren.