REP 2011, afl. 6 - Sign. - Geschil ouderlijk gezag
Aflevering 6, gepubliceerd op 01-09-2011 M verzoekt een zorgregeling welke gelijk is aan een co-ouderschapsregeling vast te stellen. V voert verweer en verzoekt zelfstandig toestemming om met de minderjarige te mogen verhuizen (mogelijk voor een onbepaalde periode naar het buitenland). Partijen (Nederlandse moeder en Franse vader, internationaal werkzaam, lang in het buitenland gewoond en gewerkt en sinds tien maanden woonachtig in Nederland) zijn het niet eens over de bestaande gezagsverhouding. Volgens V is sprake van haar eenhoofdig gezag (naar Nederlands recht), volgens M is sprake van gezamenlijk gezag (naar Frans recht). De rechtbank komt op grond van artikel 3 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag tot het oordeel dat de ex lege ontstane gezagsverhouding naar Frans recht voortbestaat, nu partijen er altijd vanuit zijn gegaan dat ten aanzien van de ontstane gezagsverhouding Frans recht gold, zij daarnaar steeds hebben geleefd en zij zich over de mogelijkheid van het ontstaan van gezamenlijk gezag over de minderjarige (thans bijna 4 jaar oud), na de erkenning van de minderjarige naar Frans recht door M, uitvoerig hebben laten voorlichten, waaruit de rechtbank opmaakt dat het steeds in de bedoeling van partijen lag om gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit te oefenen. De rechtbank verleent V geen toestemming om met de minderjarige te verhuizen. Zij acht het niet in het belang van de minderjarige dat het kind verhuist naar een thans nog onbekende bestemming (waarschijnlijk zal V door haar werkgever worden uitgezonden naar Turkije, Senegal of Liberia, dan wel naar een ander ontwikkelingsland buiten Europa), temeer daar ook nog de tijdspanne van het verblijf in het buitenland (in of buiten Europa), dan wel elders in Nederland, onbekend is. De rechtbank weegt daarbij mee de leeftijd van de minderjarige (na de zomer gaat de minderjarige naar de basisschool), de talloze verhuizingen van de minderjarige sedert juli 2010 in Nederland, de verzorging en opvoeding van de minderjarige sedert zijn geboorte door een derde (een fulltime nanny), en het belang van de minderjarige bij structuur, continuïteit, stabiliteit en rust, zodat hij zich aan zijn omgeving kan gaan hechten en een band met M kan opbouwen, welk belang de rechtbank groter oordeelt dan het belang van V op het maken, dan wel behouden, van een internationale carrière. Voorts stelt de rechtbank een zorgregeling en een informatie- en consultatieregeling vast.